Een nieuwe aflevering, en ik moet zo ver terug in mijn gedachten,
zoveel wegen, plaatjes, gesprekken en gedachten langs. Ik zal wel blij
zijn, eerlijk gezegd, als er even niets meer bijkomt en ik mijn
aantekeningen een keer rustig kan gaan verwerken, mijn hoofd loopt
zowat over. Gelukkig maakt Jet de hele tijd foto's onderweg, zodat we
ook het veranderen van het landschap bij kunnen houden en de
ongelooflijke afwisseling. Je houdt het niet voor mogelijk hoe mooi het
hier is.
Sarandë was als een onderbreking, in mijn herinnering, van de
eigenlijke reis, een plek vol levendigheid en Griekse invloeden met
mooi uitzicht op het water en aankomend bootverkeer uit Korfoe, maar zo
vol toeristen dat je het land er bijna niet meer doorheen zag.
Op de kade zaten Romamannen prachtig te spelen, een op accordeon, een
op
klarinet en een op een trom. Verder veel verkopers van goedkope
sieraden, geweven tasjes met de vlag van Albanië en koperen
pepermolentjes. We hadden een mooie plek op het terras van een
restaurant vlakbij de haven en keken op de kademuur waar een blinde man
met een ongeveer veertienjarig meisje zat, waarschijnlijk zijn dochter.
Zo konden we een uur van
hun tijd meebeleven. De verwachtingsvolle anticipatie van het meisje
als een toerist ook maar een blik op haar tafeltje wierp, haar
glimlach, de gelatenheid als die persoon toch weer doorliep... maar
vooral het wachten, het eindeloze wachten en nietsdoen. Af en toe
wisselden ze een paar woorden of stonden ze op om een klein stukje te
lopen, daarna ging het wachten zittend weer verder. We juichten bijna,
Jet en ik, toen een vrouw bij het tafeltje stopte en daadwerkelijk een
tasje kocht. Het meisje kon duidelijk haar geluk niet op. Wat er daarna
gebeurde, kunnen we nog steeds niet thuisbrengen. Ze gaf het geld aan
haar vader, die het bevoelde en in zijn tasje stak. Daarna belde ze
iemand op, nog steeds heel blij. Wij hadden besloten ook wat te kopen
en op het moment dat we daar stonden kwam een Albanese vrouw naar het
tafeltje toe die een selfie van het meisje en haarzelf maakte, lachend,
en onder het uitroepen van wat wij dachten dat aanmoedigingen waren,
weer verder liep. Haar moeder, een opdrachtgever? Had het meisje net
haar eerste koop voltooid en werd ze toegelaten tot het gilde van
straatverkopers? Moest ze dankbaar zijn dat ze dit kon doen en
moest ze al het geld 's avonds weer afstaan? We kwamen er niet uit. De
volgende ochtend zat het stel er weer, vanaf een uur of zeven, acht, en
's avonds in het donker nog steeds. Twaalf, veertien uur op een stenen
randje voor een paar rotcenten...
De tweede avond kwam een vet zwart jacht op een soort treiterende
manier de haven in en ging daar langzaam heen en weer liggen varen, we
wisten niet wat we ervan denken moesten maar het was een ongemakkelijk
contrast met al die ploeterende verkopers op de kademuur. Het meest
aparte en komische beeld dat me bijgebleven is: een klein oud vrouwtje
in het zwart dat voorbijsjokt voor ons hotel Vila Margarita, in een
hand een stok, onder haar arm aan de andere kant een knalpijp.
Het
vissershaventje van Sarande, op de achtergrond het zwarte jacht
Speeltuintje in
Sarandë
Butrint
Het hoogtepunt van Sarandë was natuurlijk Butrint, een van de
grootste archeologische sites ter wereld en fantastisch gelegen op een
bosrijk stuk land in een spiegelgladde lagune. Na Apollonia, Byllis en
Oriko weet je het wel zo'n beetje, zou je zeggen, nou dit was toch weer
iets anders. Het gebied was uitgestrekter, de resten waren meer intakt
- sommige bouwwerken misschien nog wel voor dertig procent - en de
begeleiding met paden, bruggetjes en bordjes door de eeuwen erg
stijlvol en harmonieus. De kaartverkoper leende ons zijn paraplu en
afgezien van een grote groep Polen met een vrij nadrukkelijk sprekende
gids, waren we er vrijwel alleen, wat toch wel steeds iets geks is.
Hopelijk spreken de foto's verder voor zichzelf, want ik moet gauw
verder.
Resten van
villa's uit
verschillende periodes
Doopkapel uit de 5e eeuw
Syri
i kalter
De volgende stop was Syri i kalter oftewel Blauw oog, een magische bron
(karstverschijnsel) waar uit een diepte van misschien wel vijftig meter
zo'n zes kubieke meter water per seconde opwelt. Die plek is blauw als
een oog, maar het water van de rivier die er mede uit ontstaat, de
Bistricë, is ook kraakhelder en hier en daar bijna lichtgevend
groen, van planten. Veel groot hoefblad langs de oevers, met klimop
begroeide eiken, gele en paarse bloemen, blauwe en bruine vlinders, in
het frisse ochtendlicht, het was sprookjesachtig mooi. Weinig toeristen
op het vroege uur, een familie van in Amerika wonende Albanezen gemengd
met thuisblijvers, wat zoekend naar een passende houding (Where are you
guys from, vroeg een jong lid aan ons.)
Naar Blue eye
Het blauwe oog
..en waar het
water naar toe gaat.
We wilden ook naar Delvin op een weg een stuk hoger, dus
gingen
terug,
overigens langs een mooi oud klooster in Mesopotamië langs het
schitterende riviertje, en we kwamen er ook, maar als we het geweten
hadden... het is toch best wel moeilijk om erachter te komen welke
wegen wel en niet berijdbaar zijn. Waar 'only 4x4' staat op onze kaart,
ligt nu op veel plaatsen asfalt, terwijl de als groter aangegeven wegen
soms totaal in verval zijn geraakt of nooit begaanbaar zijn geweest.
Tot Delvin ging het goed. De moskee van Rusan, waar het om ging, was
zoals eigenlijk alle andere kerken en moskeeën die we willen
bekijken in restauratie, zonder dat er op dat moment feitelijk iets
leek te gebeuren. Een paar bestofte en goedmoedige werklui zaten kleine
kopjes koffie te drinken in het voorportaal. Een gedecideerde oudere
dame deed de deur voor ons open. Ik vroeg naar de bektashi en
ze
had er duidelijk geen zin in. Moslim, orthodox, bektashi, maakte ze
heel
expressief duidelijk, wat maakt het nou uit, het gaat er om dat je mens
bent en een directe connectie hebt met het hogere (toch wel een beetje
waar de bektashi voor staan volgens mij). Ze nam ons mee, alsof het zo
afgesproken was, naar haar huis, waar een winkeltje en een barretje
bleek te zijn. Koffie, vroeg ze, ja lekker zeiden wij, en toen kwam er
van alles op tafel behalve dat. Water met een ouderwetse citroenplant
erin, olijven, ingelegde kersen, kaas waar ze gedroogde
kruiden
van het takje overheen kruimelde en die ze vervolgens vanaf een klein
vorkje naar ons
mond bracht, brood, komkommer, en het was echt verrukkelijk. Uit haar
hart, zei ze, maar toen ik 500 lek gaf, weigerde ze niet. We moesten
ook het huis zien en foto's maken van de gehaakte vitrage en de foto's
die ze er zelf had hangen.
Onverwachte lunch in
Delvin
Een
stille echo uit het
verleden
Later begrepen waarom er waarschijnlijk weinig toeristen
naar
Rusan
kwamen, bij Delvin waar het weggetje naar boven gaat, houdt het asfalt
op. Nee hè, riepen wij, toch wel met een nog levendig
Byllis-trauma, en keerden om, om voor de derde keer langs
Mesopotamië te gaan, weer een uur, maar ik kan mijn lezers
straks tenminste waarschuwen, of sterker, heel Rusan uit het verhaal
laten, zonder een spoor van onze inspanningen. Of verwijzen naar een
gratis lunch die je moet betalen.
De SH99 was wel prachtig, en voorbij Muzinë begint het
behoorlijk te klimmen waarna de berg een heerlijk uitzicht blootgeeft
op de ruime vallei van Dropull (maak gerust het grapje), die je heel
ontspannen over een brede weg naar Gjirokaster leidt. Er waren nog een
aantal kerkjes en archeologische resten die we zouden kunnen bekijken
maar eerlijk gezegd... pfff, alleen bij Libohovë gingen we van
de weg
en helemaal naar boven omdat daar een kasteel zou staan, weer zo'n
monster voor de gouverneur van Noord-Epirus Ali Pasha
Tepelenë, een bruut die zowel vrouwen als jongens verslond en
iedereen die hem tegenwerkte, afzonk in een zak met stenen (zijn vrouw
was ook barbaars had iemand ons verteld, die vulde haar kussen met het
haar van haar vermoorde rivalen, en dit allemaal nog niet eens 1,5 eeuw
geleden). We zaten op een terras van weer zo'n doodstil restaurant naar
het ding te kijken dat nog weer wat hoger stond en hadden allebei geen
puf erheen te gaan. De capuccino van Jet was zo zoet dat je tanden
bedierven als je er zelfs maar naar keek.
En toch kwam het ook hier weer goed. Want er zou een speciale boom
zijn, bij Hotel Libohovë, en die was er! Het was een plataan
uit de zestiende eeuw, met een stam van zeker twee meter dik en een
kroon van wel vijftig meter doorsnee. Wat echter het meest bijzonder
was: de boom had takken die uit verschillende takken kwamen. Niet
zomaar samengegroeide takken die je wel vaker ziet, maar takken waar je
niet van zag waar ze begonnen waren, takken die een circuit vormden
dus. De eigenaar van het hotel die in de grond aan het werk was, wees
ons erop, en toen we er eenmaal een gezien hadden, zagen we er steeds
meer. Het was ongelooflijk, er waren er wel 100! Jet vond het
heel
bijzonder dat ze een soort reclamebord
voor de boom in de boom hadden geschroefd. In Butrint hadden we gezien
dat veel bomen die deze behandeling hadden ondergaan omdat ze bijzonder
waren, juist waren doodgegaan (een minder harmonieus aspect). Maar
enfin, of we taart wilden, de specialiteit van de streek. Nou heerlijk,
zeiden wij, wat aardig. Het bleek gewoon byrrek, groente in
bladerdeeg,
wat je door heel Albanië vindt, maar heel vers en inderdaad
erg lekker. Het leek wel alsof we oude vrienden waren, zo werden we
binnengehaald. En dit was al een wat ouder restaurant. Hoe houden ze
het vol, denk je elke keer. Wat is iedereen hier toch lief! Het blijft
een verrassing, die je herinnering aan zo'n op zich vergeetbaar
plaatsje kleurt.
De
oude plataan
Even iets grappigs tussendoor: we hebben een
thuisblijfdagje om
alles
bij te werken, in een lekker en beetje raar hotel in Korcë,
waar
geen levende ziel te bekennen is en vanaf een groot, beschut wat
truttig terras de muziek uit de boxen knalt alsof het live is (Frank
Sinatra en free style jazz). In de kamer twee piepende ziekenhuisbedden
maar een fijn tapijtje, een ouderwetse commode en schilderijen in zeer
donkerbruine lijstjes, een soort van apart en stijlvol (geen droge zone
echter), Jet constateerde net dat het wc-papier op was en prompt komt
een vrouw binnen die van alles in de badkamer doet en terugkomt met het
gevraagde item. Dat werkte goed, dachten we, misschien werkt het nog
een keer. Groente, zei ik nadrukkelijk, zou dat kunnen? Ge-grilde
groen-te! Je gelooft het niet, maar nog geen tien minuten later kwam de
eigenaresse van het hotel naar binnen wandelen om ons voor het eten uit
te nodigen. Are you vegetarian vroeg ze? We keken elkaar aan. Had ze
nou begrepen dat ik 'gegrilde' groente wilde, vroeg ik me even later
af. We gaan er zo heen, ik ga nu verder met het oude verhaal.
Over de boom. Lord Byron was er ook geweest en had zich verbaasd over
de schoonheid ervan. De takken hangen naar beneden als de vlechten van
een meisje en 's avonds, had hij geschreven, geeft het onderdak aan
duizende kwetterende vogeltjes. Het verhaal gaat dat de boom gegroeid
is toen een kapper hier zijn stok in de grond stak om een waterbron te
markeren. Het was begonnen te regenen, maar heel plaatselijk, even
verderop,
een soort kolom van water.
Inmiddels waren we vlakbij Gjirokaster, een nieuwe belofte in
de
vorm van een
oude stad.