logo albanieblog


6 Berat


Maandag, 11 juni 2018

De stad van duizend ramen is Berat, of de witte stad, van de Slavische naam Bel(i)grad. We waren zeer enthousiast toen we aankwamen, dagen geleden, over een vrij goede weg (met vluchtstrook), met oleander, bamboe en veel groen. Ons guesthouse, Meti, bleek het hoogstgelegen guesthouse van Mangalem, de kleine wijk die om de voet van de berg waarop het kasteel van Berat zich bevindt, heen gevouwen is. Een labyrint van eeuwenoude straatjes met huizen die na een aardbeving in 1851 op de ouwde fundering en voet van steen opnieuw zijn opgebouwd in Ottomaanse stijl. Vanaf het terrasje van Meti keken we over het oostelijk deel van de stad.

kaartje
De kaart van Albanië, in rood de plaatsen waar we samen zijn geweest

We lunchten in het Castle Park Hotel aan de andere kant van de Osum, een sprookjesachtig gebouw, met, zo bleek, een sprookjesachtige eigenaresse (vuurrood pagekapsel en pofmouwen, heel speciaal). Zij raakte kennelijk geïnteresseerd in ons, want na het eten - broodballetjes uit eigen oven, cofte, sla en in olie druipende patat, met een goede wijn - kwam ze bij ons met een koffie. Of we de packages hadden gezien en of we niet wilden raften. Jet wilde wel, maar ik had mijn zinnen op de heilige berg Tomorr gezet, waarnaartoe ze ook tochten organiseerde. Op muilezels....
We spraken af voor zaterdag en liepen de stad in, verrast door het mooie en de harmonie. Net voor sluitingstijd konden we naar het Onufri Museum, gevestigd in een oude kathedraal, die ik herkende van de foto's (ik vergeet soms wat waarbij hoort), met mooie exonartex op een beschutte binnenplaats en wulpse golving in het dak. Wat prachtig was het, de kleuren, het houtsnijwerk, de diepte van verdwenen goudverf. De zon was aan het zakken en we dwaalden eindeloos door het 'kasteel' zo noemen ze het hier. Al die straatjes, die oude en steeds opnieuw aangebouwde kerkjes.


entree
In 'het kasteel', de wapenopslagplaats

onufir museum
Het Onufrimuseum

brommer

gorica
Gorica vanaf het kasteel gezien


De burgemeester

De volgende dag zouden we mister Zema ontmoeten, de gemeentesecretaris van Berat. Was geregeld via de Albanese ambassade in Nederland. We hadden onze netste kleren aan en hoopten maar dat we niet zouden gaan stinken. Eva Dhima, mijn contacpersoon, kwam ons al van verre tegemoet, we werden heel vlot door het gemeentehuis geleid naar de kamer... niet van mister Zema, maar  van de burgemeester. But, but... zeiden we. We mochten op een bankje zitten, kregen koffie en water, en de burgemeester, Petrit Sinaj, schoof zijn stoel erbij. Mister Zema zat ook in de kamer, wat achteraf, als een verschoppeling, met Glejda, van wie de rol me nog altijd niet zo duidelijk is, en Eva, die het gesprek vertaalde met de snelheid van het licht of nog net iets sneller. Dank u voor de uitnodiging, zeiden wij. Jullie bedankt dat jullie willen komen, zei Sinaj, ik dacht o jee, beleefdheidsfrasen, hoe gaat dit verder, maar toen zag ik mijn kans en begon gewoon te vragen over de stad en de toekomst. Hij antwoordde heel open, naar ons gevoel. Vertelde dat het toerisme zijn grootste hoop was, dat ze van 800 bedden naar 1200 eind van dit jaar willen. Hoe dan? Ja, dat was de uitdaging. Jet vroeg hoe Sinaj het vond dat zoveel jongeren het land verlaten of willen verlaten. Hij begreep het dat ze hier geen toekomst zagen. En hield zijn hart vast voor het intellectueel vacuüm dat zou ontstaan als de vetting zijn zuiverende effect zou hebben (mits dit goed zou worden uitgevoerd, wat hij misschien niet hoopte?). De ontmoeting duurde ongeveer twintig minuten, toen moest hij naar de Turkse ambassadeur die overgekomen was. Er stonden enorme zwarte auto's voor de deur, van de Turkse ambassadeur. Wij waren inmiddels via Eva overgedragen aan Glejda, die ons voorstelde aan Marius, de stadshistoricus, die ons rond zou leiden en alles zou vertellen. Ze namen ons mee in een taxi, 500 meter verder naar de oude stad. Mister Zema, om wie het allemaal begonnen was, was nu geheel uit beeld geraakt, we hadden zelfs geen afscheid van hem genomen.


rama en sinaj
Premier Edi Rama en Petrit Sinaj (rechts)


Marius bleek net als Froseda, uit Pogradec: hij wist alles en had ook een zeer uitgesproken persoonlijke mening. Het was superinteressant om met hem te praten. De rol van Glejda was onduidelijk, ze was wel geïnteresseerd, maar was vooral veel aan het appen en bellen. We gingen naar de King Mosque (Xhamia Mbret), waar we zomaar in mochten omdat deze gerestaureerd werd (bekostigd door Turkije), naar de Helveti Tekke en de Xhelveti Tekke, waar we niet in mochten ondanks dat ze gerestaureerd werden (Jet werd eruit geschreeuwd). Toen we dreigden te smelten in de zon - het was zo'n 36 graden - stapten we weer in de taxi en reden om het zuidelijk deel van de stad heen naar de ingang van de citadel, waar we een nieuwe rondleiding kregen met heel veel conversatie en vragen. Weer dat prachtige kerkje van Shën Mari Vllaherna waarvan de koepel was ingestort en nooit hersteld. Het betekende Mary die haar handen op ons legt, als ik het goed onthouden heb, en was zo genoemd nadat de inwoners van Berat in 1281 de aanval van Charles de eerste van Anjou hadden weten af te slaan. Het meest indrukwekkend vond ik de zogenaamde cistern, niet een put die in de rotsen was geslagen, zoals ik had gedacht, maar een enorme constructie voor het verzamelen en ondergronds distribueren van water in het kasteel, een van de belangrijkste plaatsen en het meest beschermd op de akropolis (de derde perimeter werd dit gebied genoemd), het hoogste deel van de stad. Je kon via boogvormige openingen in het bouwwerk naar binnen kijken, waar je in de diepte alleen nog viezigheid zag. Je hoorde het piepen van duizenden vleermuizen en rook hun poep. De bovenkant was dicht en met gras begroeid, ik begreep niet hoe het werkte. Volgens Marius had dit monument en het hele dubbel ommuurde deel een grote archeologische en toeristische potentie. Er was ook een geheimzinnige kuil, waar vier jaar geleden een vloermozïek gevonden was, dat weer met aarde was bedekt. Dat moest de vloer zijn van een kathedraal die hier ooit had gestaan en waarvan de ruïnes nog helemaal konden/moesten worden uitgegraven. Zoveel nog te ontwikkelen; de weg naar het kasteel was nu gaande, gefinancierd door een lening en gift van de wereldbank.


m'barmufti
In de King Mosque

plafond
Plafond van de King Mosque

kleda, jet, marius
Glejda, Jet en Marius


Ook iets bizars. Op de heuvels in het zuidwesten, die op olifantentenen leken, lazen we, met wat moeite, de letters NEVER. Tijdens het communisme had er ENVER gestaan, van Enver Hoxha, die letters waren destijds met witte stenen en beton min of meer in het landschap gegrift. Marius zelf was van 1982 en opgegroeid in een flat aan de oever van de Osum, hij had in zijn hele kindertijd dat woord zien staan zodra hij naar buiten kwam om te spelen. Na 1991 hadden ze geprobeerd met bommen van de gehate verwijzing af te komen, waarbij iemand gesneuveld was, en  pas een jaar of zes geleden was er iets veranderd, door toedoen van een kunstenaar (Armando Lulaj) die het met veel moeite en volharding voor elkaar gekregen had de twee eerste letters van de naam om te draaien. Op een van de torens van het kasteel was vanuit de wijk Gorica aan de westkant van de Osum nog wel het woord Enver te zien.
Ook via Marius kregen we weer een glimp te zien van de verschrikkingen van die tijd waar niemand uit zichzelf over praat maar iedereen, zo blijkt, nog vol van is. Ze infecteerden de mensen met angst en waanideeën, zei hij. Je moest niet tegen de buurvrouw zeggen dat je naar de winkel was geweest en dat er geen sinaasappels waren, want als het ook maar in de verte zweemde naar kritiek en die buurvrouw was zo iemand die - uit angst misschien - onder een hoedje met de machthebbers speelde, dan kon zij jou aangeven als staatsvijandig, wat direct  reden zou zijn je op te pakken en vast te zetten, zoniet erger.


never
Never


Marius was nu 36 en had twee kinderen, niet meer de ideale omstandigheden om een leven in het buitenland op te bouwen, constateerde hij niet zonder bedenkingen en spijt. Hij was al die tijd hoopvol en optimistisch geweest en geloofde ook nog steeds in het voordeel dat een EU-lidmaatschap zou kunnen brengen als het ging om een internationaal gewaardeerde standaard en het optuigen van een controleapparaat voor de handhaving van de wet. Maar de laatste tijd, zo vertelde hij tijdens de lunch in Klea, inmiddels wat persoonlijker, was hij somber geworden en geloofde hij er niet meer in dat het land die bijna vijftig jaar achterstand, moreel, economisch en milieutechnisch ooit nog goed zou kunnen maken. We zagen wel dat we een onderwerp en gevoelslaag hadden aangeboord die heel veel bovenhaalde en nog boven zou kunnen halen, waar we de tijd niet voor hadden. Het afscheid was wat onhandig, langs de kant van de drukke hoofdweg, snel een hand en dankjewel (Kleda was hoewel we haast geen woord met haar gewisseld hadden heel hartelijk, ze drukte ons letterlijk aan haar hart) en als je in Amsterdam bent... het klonk wat goedkoop, zo zagen we ook in zijn ogen. Hoe zou hij die reis moeten betalen, waar zou hij moeten logeren? De rest van de dag bleef ik bezig oplossingen te verzinnen. Die er niet waren.

Op de ezel

De volgende dag om zes uur een grote schok: het regende! En we zouden de bergen in en op een muilezel! We pakten onze spullen en liepen wat stil door de straatjes van Mangalem (klemtoon op de laatste lettergreep). Heb ik eigenlijk verteld hoe bijzonder die zijn? Gewoon tegen en op de rotsen gebouwd, de onderkant vaak nog origineel en uit de middeleeuwen of nog eerder, langs twee of drie keienpaden die het spoor van de berg volgen en weer verbonden zijn met steile paadjes daartussen. Er kan geen auto komen, zelfs geen kar, alleen paardjes zijn in staat dingen van enig gewicht naar boven te zeulen, wat we de voorlaatste ochtend dan ook meermaals zagen. Een idylle wederom vooral voor wie er niet hoeft te wonen.


paardjepaardje
Paardje gaat omhoog en naar beneden


Het autootje stond er nog zoals we het hadden achtergelaten, op een wat viezig landje aan de rivier vlakbij de zaterdagmarkt en de oude Goricabrug. Om zeven uur waren we in het Castle Park Hotel, waar we zouden ontbijten. Alma, de eigenaresse, of eigenlijk de vrouw van de man die het hotel had ontworpen en laten bouwen, ontving ons weer met een gekke mix van egards en verstrooidheid, we aten weer die oliebollen, petulla, er was zachte muziek, koffie gewoon voor het inschenken, erg aangenaam. We moesten ook nog een papier tekenen dat we een helm zouden dragen en deelnamen op eigen verantwoordelijkheid, en daar gingen we, in gezelschap van twee nieuwe jonge mannen in ons leven, Loni en Reno. Loni was voor de communicatie, zo bleek, en Reno was de chauffeur. Onderweg werd er nog even een katje uit de auto gezet (van de dochter van Alma, het beestje bevuilde constant de wasruimte. But... but... zeiden wij) een parasol afgegeven, wat zaken afgehandeld, toen van de SH72 af de bergen in over niet meer dan een pad, schudden als gekken, twee uur lang. Tot twee keer toe bleven we steken en moest Reno zich terug laten rollen. We gaven ons helemaal over, konden er toch niets aan doen, ik had het gevoel dat mijn lever in mijn keel zat toen we er eindelijk waren. Waar waren? We hadden geen idee, het was er uitgestorven, het regende, en we zagen alleen twee bordjes. Op een stond Kala, kasteel, alweer? Op het andere C. Tarikos, de pijp van moeder Tarikos, vertelde Loni, die verbonden was aan een legende van de berg. Weer zo iemand, piepjong nog, die intelligent was, goed geïnformeerd en diep van binnen verbitterd. Wat hij van Sinaj vond? Hij was oké, zei Loni, maar ook onderdeel van een clièntelistisch systeem. We moesten wel begrijpen, zei hij, dat bijvoorbeeld de nieuwe weg naar het kasteel er niet gekomen zou zijn als Petrit Sinaj niet lid zou zijn geweest van dezelfde partij als Edi Rama (later kwam ik erachter dat dit niet zo is, Sinaj is van de partij voor integratie). You have no idea, zei hij steeds, you have no idea. De toekomst voor jongeren? Boring. We just live, that's all.

Na enige tijd zagen we een verregend groepje uit de bergen het pad langs naar beneden komen: een man, een jongetje, en drie muilezels, alle opgezadeld met een bakachtige constructie waar wij in zouden moeten. Uit de kofferbak van de jeep kwamen schapenvellen die eroverheen gingen en toen hop erop, vanaf een rots. Jet zat meteen kaarsrecht, terug in de tijd dat ze nog dagelijks langs de Merwede galoppeerde, ik had het gevoel dat ik een zoutzak was en mijn houten bak er elk moment vanaf kon glijden. Loni ook, zei hij. Hij zat voor het eerst op een ezel, werd niet begeleid, had geen helm op, maar droeg op schoot wel een  ehbo-koffer, wat behalve vrij onhandig, beseffen we nu, best wel raar was (het verschil bedoel ik).




eels
De muilezels zijn gekomen

loni
Loni en zijn ehbo-koffer


Het was als bij toverslag gestopt met regenen. We verlieten de weg en trokken vrij steil omhoog tussen de bomen door, zagen zelfs het pad haast niet. De beesten wisten precies waar ze heen moesten, mijn ezel, de grijze, hield ook heel slim in vond ik, om die van Jet bij versnellingen een voorsprong te geven, en hij was net als ik zou zijn geneigd steeds een pad te kiezen met meer uitzicht en minder belemmering. Later hoorden we dat ezels zo zijn ingesteld, dat ze liever jou redden dan zichzelf, ik weet niet of ik het kan geloven, maar ik wil het wel, zodat ik begrijp waarom ik al zolang zo dol op ezels ben. Reno sjokte op zijn gemakje achter ons aan en haalde eveneens op zijn gemakje de hoed op die uit mijn tas in een soort ravijn gewaaid was. Hij zag er uit als een man van de bergen, net als onze begeleiders Durim en zijn tienjarige zoontje Havni, een intrigerend tenger jochie met een ondoorgrondelijk gezicht.
De rit duurde ongeveer een uur, toen werden op een open veldje onder de bomen de ezels losgelaten en kwamen de schapenvachten op de grond te liggen voor de lunch. Een beeld dat ik niet snel zal vergeten. Durim met zijn zoontje die half liggend en helemaal stil eitjes zitten te pellen voor ons. Op de terugweg gaf het jongetje me ook een wilde aardbei, zo groot als een krent, en zag ik voor het eerst een heel lief en kwetsbaar lachje.


eitjes
Havni en Durim pellen de eitjes


Het was fantastisch, daar zijn en eten met verderop de grazende beesten, Durim kwam steeds meer los, hij vertelde over de beer die hij daar had gezien - ja daar, waar we zaten - hoe hij geschrokken was, en hoe de beer schrok van zijn schrikreactie. Ik keek onopvallend om me heen. Daar.. wacht even, was het bruin? Ik zou zweren dat ik iets zag bewegen. Huh, wacht even, ik hoorde wat. We liepen nog verder de bergen in omhoog, zagen kamille, salie, salvia, de bergthee, (teer en perzikzacht en helpt tegen alles) en allemaal kleine bloemen die we niet kenden. Toen een schapenkudde, een herder, zelfs Loni was er stil van. Hij dacht, zei hij, dat hij het nog mooier vond daar dan ik. Hoe weet je dat, zei ik, ik vind het hartstikke mooi. We zaten op een randje van een rots die, zagen we later, de vorm had van een muur, en keken naar beneden naar het dorpje Tomorr. We waren dan wel niet naar de wereldberoemde mythische tekke geweest (want de weg daarnaartoe was lelijk, zei Alma), maar we waren wel op de mythische berg Tomorr, het huis van Saturnus, bezongen door velen en jaarlijks door 300.000 pelgrims beklommen.


Loni en reno
Loni en Reno

bloem
Toorts?

havniherder
Havni en herder
thee
Thee

jet
Jet


Terug op de ezel was doodeng, je moest je totaal overleveren aan het beest, de knol van Loni begon opeens te bokken, zijn ehbo-kist schudde heen en weer, Havni Havni riep ik, maar het jongetje reageerde niet, misschien omdat ik de klemtoon verkeerd had, en ik was blij toen ik de auto zag. We gaven Havni en zijn vader beiden 1000 lek extra, en toen ze wegdraafden, in soepele amazonezit, zagen we dat ze wel degelijk ook heel breed konden lachen.


de mannen
Havni en Durim


Na twee uur schudden zagen we niet alleen Alma op ons wachten, maar ook haar zus Blerina, the founder, zei ze zelf, of the raftingroup. Zij vertelde even later hoe moeilijk het allemaal was geweest om deze package, hun corebusiness, van de grond te krijgen met de lokale autoriteiten, vergunningen, lidmaatschap van de world rafting federation (als ik me goed herinner)... folders, afspraken, klantenwerving, enzovoort. En toen waren ze zover en zagen ze in februari van dit jaar ineens bulldozers in de canyons van Skrapar waar de rafting werd gedaan, voor de aanleg van een hydropowerstation. Ze hadden gevochten, vertelde ze, ook via de media, en toen was Rama, die er maanden eerder zelf had geraft, gekomen en had persoonlijk de uitvoering gestopt en zich verontschuldigd, voor het eerst zei ze, dat zo'n actie in Albanië succes had gehad. Maar ze was wel wat wanhopig, want je wist nooit wat een volgende regering zou besluiten.


blerima en alma
Blerima en Alma, van het Castle Park Hotel (sinds 2002)


Gisteravond aten we bij Antigone, vanmiddag bij Wilbor en tussendoor hadden we interessante discussies en observaties bijvoorbeeld in het oud-communistische bolwerk Hotel Tomorr waar een expat Albanees afgaf op een geblevene. Ze heeft niet eens highschool, verklaarde ze later tegen ons, net nadat een jonge moderne knul ons in het voorbijgaan verzekerd had dat Albanië oké was en mooi, don't worry. We namen een mali i bardhe of witte berg, specialiteit van het huis, een coupe met mierzoete merenque. Ook het etnografisch museum, waar mevrouw Gladiola ons vertelde dat we de sleutel van de Bachelor's Mosque konden halen bij mevrouw Bukuri die naast de Helveti woonde. Toch zinvolle info voor het boek. Jet doet heel lief mee met het verzamelen van informatie en het keuren der diverse gerechten en specialiteiten, een heel offer natuurlijk, we zitten nu in het Backpackers hostel in een heerlijke kamer maar zonder douche en hebben plechtig besloten het nooit meer zover te laten komen hoe relevant voor ons onderzoek ook en hoe aangenaam ook het ontbijt op het piepkleine balkon hier in de schaduw. Want? hoor ik u al vragen. Als ik vertel dat er vanmorgen overal jonge mensen met handdoeken en piepkleine toilettasjes rondliepen op zoek naar een vrije douche/wc, dan weet u waarschijnlijk genoeg. Dag lieve familie, vrienden en bekenden, ik ben op de helft, voor Jet zit de eerste week er bijna op, nog maar vijf afleveringen hierna, volhouden! Dan doe ik het ook om dit allemaal op te schrijven.


uitzicht
Uitzicht vanaf ons balkon in Berat Backpackers

Naar de volgende aflevering
Terug naar het overzicht





Wil je meer weten over mijn andere werk? Ga naar de homepage van mijn site



Tekstbureau OpSchrift
Yvonne van Osch
Binnenkadijk 117, 1018 ZE Amsterdam
opschrift@tip.nl | 06-37313100