De stad van duizend ramen is Berat, of de witte stad, van de Slavische
naam Bel(i)grad. We waren zeer enthousiast toen we aankwamen, dagen
geleden, over een vrij goede weg (met vluchtstrook), met oleander,
bamboe en veel groen. Ons guesthouse, Meti, bleek het hoogstgelegen
guesthouse van Mangalem, de kleine wijk die om de voet van de berg
waarop het kasteel van Berat zich bevindt, heen gevouwen is. Een
labyrint van eeuwenoude straatjes met huizen die na een aardbeving in
1851 op de ouwde fundering en voet van steen opnieuw zijn opgebouwd in
Ottomaanse stijl. Vanaf het terrasje van Meti keken we over het
oostelijk deel van de stad.
De kaart van
Albanië, in
rood de plaatsen waar we samen zijn geweest
We lunchten in het Castle Park Hotel aan de andere kant van de Osum,
een sprookjesachtig gebouw, met, zo bleek, een sprookjesachtige
eigenaresse (vuurrood pagekapsel en pofmouwen, heel speciaal). Zij
raakte kennelijk geïnteresseerd in ons, want na het eten -
broodballetjes uit eigen oven, cofte, sla en in olie druipende patat,
met een goede wijn - kwam ze bij ons met een koffie. Of we de packages
hadden gezien en of we niet wilden raften. Jet wilde wel, maar ik had
mijn zinnen op de heilige berg Tomorr gezet, waarnaartoe ze ook tochten
organiseerde. Op muilezels....
We spraken af voor zaterdag en liepen de stad in, verrast door het
mooie en de harmonie. Net voor sluitingstijd konden we naar het Onufri
Museum, gevestigd in een oude kathedraal, die ik herkende van de foto's
(ik vergeet soms wat waarbij hoort), met mooie exonartex op een
beschutte binnenplaats en wulpse golving in het dak. Wat prachtig was
het, de kleuren, het houtsnijwerk, de diepte van verdwenen goudverf. De
zon was aan het zakken en we dwaalden eindeloos door het 'kasteel' zo
noemen ze het hier. Al die straatjes, die oude en steeds opnieuw
aangebouwde kerkjes.
In 'het kasteel',
de
wapenopslagplaats
Het Onufrimuseum
Gorica vanaf het
kasteel gezien
De
burgemeester
De volgende dag zouden we mister Zema ontmoeten, de gemeentesecretaris
van Berat. Was geregeld via de Albanese ambassade in
Nederland. We
hadden onze netste kleren aan en hoopten maar dat we niet zouden gaan
stinken. Eva Dhima, mijn
contacpersoon, kwam ons al van verre tegemoet, we werden heel vlot door
het gemeentehuis geleid naar de kamer... niet van mister Zema,
maar van de burgemeester. But, but... zeiden we. We mochten
op
een bankje zitten, kregen koffie en water, en de burgemeester, Petrit
Sinaj, schoof zijn stoel erbij. Mister Zema zat ook
in de
kamer,
wat
achteraf, als een verschoppeling, met Glejda, van wie de rol me nog
altijd niet zo duidelijk is, en Eva, die het gesprek vertaalde met de
snelheid van het licht of nog net iets sneller. Dank u voor de
uitnodiging, zeiden wij. Jullie bedankt dat jullie willen komen, zei
Sinaj, ik dacht o jee, beleefdheidsfrasen, hoe gaat dit verder, maar
toen zag ik mijn kans en begon gewoon te vragen over de stad en de
toekomst. Hij antwoordde heel open, naar ons gevoel. Vertelde dat het
toerisme zijn grootste hoop was, dat ze van 800 bedden naar
1200
eind van dit jaar willen. Hoe dan? Ja, dat was de uitdaging. Jet vroeg
hoe Sinaj het vond dat zoveel jongeren het land verlaten of willen
verlaten. Hij begreep het dat ze hier geen toekomst zagen. En hield
zijn hart vast voor het intellectueel vacuüm dat zou ontstaan
als
de vetting zijn zuiverende effect zou hebben (mits dit goed zou worden
uitgevoerd, wat hij misschien niet hoopte?). De ontmoeting duurde
ongeveer twintig minuten, toen moest hij naar de Turkse ambassadeur die
overgekomen was. Er stonden enorme zwarte auto's voor de deur,
van
de Turkse ambassadeur. Wij waren inmiddels via Eva overgedragen aan
Glejda, die ons voorstelde aan Marius, de stadshistoricus, die ons rond
zou leiden en alles zou vertellen. Ze namen ons mee in een taxi, 500
meter verder naar de oude stad. Mister Zema, om wie het allemaal
begonnen was, was nu geheel uit beeld geraakt, we hadden zelfs geen
afscheid van hem genomen.
Premier Edi Rama
en Petrit
Sinaj (rechts)
Marius bleek net als Froseda, uit Pogradec: hij wist alles en had ook
een zeer uitgesproken persoonlijke mening. Het was superinteressant om
met hem te praten. De rol van Glejda was onduidelijk, ze was wel
geïnteresseerd, maar was vooral veel aan het appen en bellen.
We
gingen naar de King Mosque (Xhamia Mbret), waar we zomaar in mochten
omdat deze gerestaureerd werd (bekostigd door Turkije), naar de Helveti
Tekke en de Xhelveti Tekke, waar we niet in mochten ondanks dat ze
gerestaureerd werden (Jet werd eruit geschreeuwd). Toen we dreigden te
smelten in de zon - het was zo'n 36 graden - stapten we weer in de taxi
en reden om het zuidelijk deel van de stad heen naar de ingang van de
citadel, waar we een nieuwe rondleiding kregen met heel veel
conversatie en vragen. Weer dat prachtige kerkje van Shën Mari
Vllaherna waarvan de koepel was ingestort en nooit hersteld. Het
betekende Mary die haar handen op ons legt, als ik het goed onthouden
heb, en was zo genoemd nadat de inwoners van Berat in 1281 de aanval
van Charles de eerste van Anjou hadden weten af te slaan. Het meest
indrukwekkend vond ik de zogenaamde cistern, niet een put die in de
rotsen was geslagen, zoals ik had gedacht, maar een enorme constructie
voor het verzamelen en ondergronds distribueren van water in het
kasteel, een van de belangrijkste plaatsen en het meest beschermd op de
akropolis (de derde perimeter werd dit gebied genoemd), het hoogste
deel van de stad. Je kon via boogvormige openingen in het bouwwerk naar
binnen kijken, waar je in de diepte alleen nog viezigheid zag. Je
hoorde het piepen van duizenden vleermuizen en rook hun poep. De
bovenkant was dicht en met gras begroeid, ik begreep niet hoe het
werkte. Volgens Marius had dit monument en het hele dubbel ommuurde
deel een grote archeologische en toeristische potentie. Er was ook een
geheimzinnige kuil, waar vier jaar geleden een vloermozïek
gevonden was, dat weer met aarde was bedekt. Dat moest de vloer zijn
van een kathedraal die hier ooit had gestaan en waarvan de
ruïnes
nog helemaal konden/moesten worden uitgegraven. Zoveel nog te
ontwikkelen; de weg naar het kasteel was nu gaande, gefinancierd door
een lening en gift van de wereldbank.
In de King Mosque
Plafond van de
King Mosque
Glejda, Jet en
Marius
Ook iets bizars. Op de heuvels in het zuidwesten, die op
olifantentenen leken, lazen we, met wat moeite, de letters NEVER.
Tijdens het communisme had er ENVER gestaan, van Enver Hoxha, die
letters waren destijds met witte stenen en beton min of meer in het
landschap gegrift. Marius zelf was van 1982 en opgegroeid in een flat
aan de oever van de Osum, hij had in zijn hele kindertijd dat woord
zien staan zodra hij naar buiten kwam om te spelen. Na 1991 hadden ze
geprobeerd met bommen van de gehate verwijzing af te komen,
waarbij iemand gesneuveld was, en pas een jaar of zes geleden
was
er iets veranderd, door toedoen van een kunstenaar (Armando Lulaj) die
het met veel moeite en volharding voor elkaar gekregen had de twee
eerste letters van de naam
om te draaien. Op een van de torens van het kasteel was vanuit de wijk
Gorica aan de westkant van de Osum nog wel het woord Enver te zien.
Ook via Marius kregen we weer een glimp te zien van de verschrikkingen
van die tijd waar niemand uit zichzelf over praat maar iedereen, zo
blijkt, nog vol van is. Ze infecteerden de mensen met angst en
waanideeën, zei hij. Je moest niet tegen de buurvrouw zeggen
dat
je naar de winkel was geweest en dat er geen sinaasappels waren, want
als het ook maar in de verte zweemde naar kritiek en die buurvrouw was
zo iemand die - uit angst misschien - onder een hoedje met de
machthebbers speelde, dan kon zij jou aangeven als staatsvijandig, wat
direct reden zou zijn je op te pakken en vast te zetten,
zoniet
erger.
Never
Marius was nu 36 en had twee kinderen, niet meer de ideale
omstandigheden om een leven in het buitenland op te bouwen,
constateerde hij niet zonder bedenkingen en spijt. Hij was al die tijd
hoopvol en optimistisch geweest en geloofde ook nog steeds in het
voordeel dat een EU-lidmaatschap zou kunnen brengen als het ging om een
internationaal gewaardeerde standaard en het optuigen van een
controleapparaat voor de handhaving van de wet. Maar de laatste tijd,
zo vertelde hij tijdens de lunch in Klea, inmiddels wat persoonlijker,
was hij somber geworden en geloofde hij er niet meer in dat het land
die bijna vijftig jaar achterstand, moreel, economisch en
milieutechnisch ooit nog goed zou kunnen maken. We zagen wel dat we een
onderwerp en gevoelslaag hadden aangeboord die heel veel bovenhaalde en
nog boven zou kunnen halen, waar we de tijd niet voor hadden. Het
afscheid was wat onhandig, langs de kant van de drukke hoofdweg, snel
een hand en dankjewel (Kleda was hoewel we haast geen woord met haar
gewisseld hadden heel hartelijk, ze drukte ons letterlijk aan haar
hart) en als je in Amsterdam bent... het klonk wat goedkoop, zo zagen
we ook in zijn ogen. Hoe zou hij die reis moeten betalen, waar zou hij
moeten logeren? De rest van de dag bleef ik bezig oplossingen te
verzinnen. Die er niet waren.
Op de ezel
De volgende dag om zes uur een grote schok: het regende! En we zouden
de bergen in en op een muilezel! We pakten onze spullen en liepen wat
stil
door de straatjes van Mangalem (klemtoon op de laatste lettergreep).
Heb
ik eigenlijk verteld hoe bijzonder die zijn? Gewoon tegen en op de
rotsen gebouwd, de onderkant vaak nog origineel en uit de middeleeuwen
of nog eerder, langs twee of drie keienpaden die het spoor van de berg
volgen en weer verbonden zijn met steile paadjes daartussen. Er kan
geen auto komen, zelfs geen kar, alleen paardjes zijn in staat dingen
van enig gewicht naar boven te zeulen, wat we de voorlaatste ochtend
dan ook meermaals zagen. Een idylle wederom vooral voor wie er niet
hoeft te wonen.
Paardje gaat
omhoog en naar
beneden
Het autootje stond er nog zoals we het hadden achtergelaten, op een wat
viezig landje aan de rivier vlakbij de zaterdagmarkt en de oude
Goricabrug. Om zeven uur waren we in het Castle Park Hotel, waar we
zouden ontbijten. Alma, de eigenaresse, of eigenlijk de vrouw van de
man die het hotel had ontworpen en laten bouwen, ontving ons weer met
een gekke mix van egards en verstrooidheid, we aten weer die
oliebollen, petulla, er was zachte muziek, koffie gewoon voor het
inschenken, erg aangenaam. We moesten ook nog een papier tekenen dat we
een helm zouden dragen en deelnamen op eigen verantwoordelijkheid, en
daar gingen we, in gezelschap van twee nieuwe jonge mannen in ons
leven, Loni en Reno. Loni was voor de communicatie, zo bleek, en Reno
was de chauffeur. Onderweg werd er nog even een katje uit de auto gezet
(van de dochter van Alma, het beestje bevuilde constant de wasruimte.
But... but... zeiden wij) een parasol afgegeven, wat zaken afgehandeld,
toen van de SH72 af de bergen in over niet meer dan een pad, schudden
als gekken, twee uur lang. Tot twee keer toe bleven we steken en moest
Reno zich terug laten rollen. We gaven ons helemaal over, konden er
toch niets aan doen, ik had het gevoel dat mijn lever in mijn keel zat
toen we er eindelijk waren. Waar waren? We hadden geen idee, het was er
uitgestorven, het regende, en we zagen alleen twee bordjes. Op een
stond Kala, kasteel, alweer? Op het andere C. Tarikos, de pijp van
moeder Tarikos, vertelde Loni, die verbonden was aan een legende van de
berg. Weer zo iemand, piepjong nog, die intelligent was, goed
geïnformeerd en diep van binnen verbitterd. Wat hij van Sinaj
vond? Hij was oké, zei Loni, maar ook onderdeel van een
clièntelistisch systeem. We moesten wel begrijpen, zei hij,
dat
bijvoorbeeld de nieuwe weg naar het kasteel er niet gekomen zou zijn
als Petrit Sinaj niet lid zou zijn geweest van dezelfde partij als Edi
Rama (later kwam ik erachter dat dit niet zo is, Sinaj is van de partij
voor integratie). You have no idea, zei hij steeds, you
have no idea. De toekomst voor jongeren? Boring. We just live, that's
all.
Na enige tijd zagen we een verregend groepje uit de bergen het pad
langs naar beneden komen: een man, een jongetje, en drie muilezels,
alle opgezadeld met een bakachtige constructie waar wij in zouden
moeten. Uit de kofferbak van de jeep kwamen schapenvellen die
eroverheen gingen en toen hop erop, vanaf een rots. Jet zat meteen
kaarsrecht, terug in de tijd dat ze nog dagelijks langs de Merwede
galoppeerde, ik had het gevoel dat ik een zoutzak was en mijn houten
bak er elk moment vanaf kon glijden. Loni ook, zei hij. Hij zat voor
het eerst op een ezel, werd niet begeleid, had geen helm op, maar droeg
op schoot wel een ehbo-koffer, wat behalve vrij onhandig,
beseffen we nu, best wel raar was (het verschil bedoel ik).
De muilezels zijn
gekomen
Loni en zijn
ehbo-koffer
Het was als bij toverslag gestopt met regenen. We
verlieten de
weg en trokken vrij steil omhoog tussen de bomen door, zagen zelfs het
pad haast niet. De beesten wisten precies waar ze heen moesten, mijn
ezel, de grijze, hield ook heel slim in vond ik, om die van Jet bij
versnellingen een voorsprong te geven, en hij was net als ik zou zijn
geneigd steeds een pad te kiezen met meer uitzicht en minder
belemmering. Later hoorden we dat ezels zo zijn ingesteld, dat ze
liever jou redden dan zichzelf, ik weet niet of ik het kan geloven,
maar ik wil het wel, zodat ik begrijp waarom ik al zolang zo
dol
op ezels ben. Reno sjokte op zijn gemakje achter ons aan en haalde
eveneens op zijn gemakje de hoed op die uit mijn tas in een
soort
ravijn gewaaid was. Hij zag er uit als een man van de bergen,
net
als onze begeleiders Durim en zijn tienjarige zoontje Havni, een
intrigerend tenger jochie met een ondoorgrondelijk gezicht.
De rit duurde ongeveer een uur, toen werden op een open veldje
onder de bomen de ezels losgelaten en kwamen de schapenvachten
op
de grond te liggen voor de lunch. Een beeld dat ik niet snel zal
vergeten. Durim met zijn zoontje die half liggend en helemaal stil
eitjes zitten te pellen voor ons. Op de terugweg gaf het jongetje me
ook een wilde aardbei, zo groot als een krent, en zag ik voor het eerst
een heel lief en kwetsbaar lachje.
Havni en Durim
pellen de eitjes
Het was fantastisch, daar zijn en eten met verderop de grazende
beesten, Durim kwam steeds meer los, hij vertelde over de beer die hij
daar had gezien - ja daar, waar we zaten - hoe hij geschrokken was, en
hoe de beer schrok van zijn schrikreactie. Ik keek onopvallend om me
heen. Daar.. wacht even, was het bruin? Ik zou zweren dat ik iets zag
bewegen. Huh, wacht even, ik hoorde wat. We liepen nog verder de bergen
in omhoog, zagen kamille, salie, salvia, de bergthee, (teer en
perzikzacht en helpt tegen alles) en allemaal kleine bloemen die we
niet kenden. Toen een schapenkudde, een herder, zelfs Loni was
er
stil van. Hij dacht, zei hij, dat hij het nog mooier vond daar dan ik.
Hoe weet je dat, zei ik, ik vind het hartstikke mooi. We zaten op een
randje van een rots die, zagen we later, de vorm had van een muur, en
keken naar beneden naar het dorpje Tomorr. We waren dan wel niet naar
de wereldberoemde mythische tekke geweest (want de weg daarnaartoe was
lelijk, zei Alma), maar we waren wel op de mythische berg Tomorr, het
huis van Saturnus, bezongen door velen en jaarlijks door 300.000
pelgrims beklommen.
Loni en Reno
Toorts?
Havni en herder
Thee
Jet
Terug op de ezel was doodeng, je moest je totaal overleveren aan het
beest, de knol van Loni begon opeens te bokken, zijn ehbo-kist schudde
heen en weer, Havni Havni riep ik, maar het jongetje reageerde
niet, misschien omdat ik de klemtoon verkeerd had, en ik was blij toen
ik de auto zag. We gaven Havni en zijn vader beiden 1000 lek extra, en
toen ze wegdraafden, in soepele amazonezit, zagen we dat ze wel
degelijk ook heel breed konden lachen.
Havni en Durim
Na twee uur schudden zagen we niet alleen Alma op ons
wachten,
maar ook haar zus Blerina, the founder, zei ze zelf, of the
raftingroup. Zij vertelde even later hoe moeilijk het allemaal was
geweest om deze package, hun corebusiness, van de grond te krijgen met
de lokale autoriteiten, vergunningen, lidmaatschap van de world rafting
federation (als ik me goed herinner)... folders, afspraken,
klantenwerving, enzovoort. En toen waren ze zover en zagen ze in
februari van dit jaar ineens bulldozers in de canyons van Skrapar waar
de rafting werd gedaan, voor de aanleg van een hydropowerstation. Ze
hadden gevochten, vertelde ze, ook via de media, en toen was Rama, die
er maanden eerder zelf had geraft, gekomen en had persoonlijk de
uitvoering gestopt en zich verontschuldigd, voor het eerst zei ze, dat
zo'n actie in Albanië succes had gehad. Maar ze was wel wat
wanhopig, want je wist nooit wat een volgende regering zou besluiten.
Blerima en Alma,
van het
Castle Park Hotel (sinds 2002)
Gisteravond aten we bij Antigone, vanmiddag bij Wilbor en tussendoor
hadden we interessante discussies en observaties bijvoorbeeld in het
oud-communistische bolwerk Hotel Tomorr waar een expat Albanees afgaf
op een geblevene. Ze heeft niet eens highschool, verklaarde ze later
tegen ons, net nadat een jonge moderne knul ons in het voorbijgaan
verzekerd had dat Albanië oké was en mooi, don't
worry. We
namen een mali i bardhe of witte berg, specialiteit van het huis, een
coupe met mierzoete merenque. Ook het etnografisch museum, waar mevrouw
Gladiola ons vertelde dat we de sleutel van de Bachelor's Mosque konden
halen bij mevrouw Bukuri die naast de Helveti woonde. Toch zinvolle
info voor het boek. Jet doet heel lief mee met het verzamelen van
informatie en het keuren der diverse gerechten en specialiteiten, een
heel offer natuurlijk, we zitten nu in het Backpackers hostel in een
heerlijke kamer maar zonder douche en hebben plechtig besloten het
nooit meer zover te laten komen hoe relevant voor ons onderzoek ook en
hoe aangenaam ook het ontbijt op het piepkleine balkon hier in de
schaduw. Want? hoor ik u al vragen. Als ik vertel dat er vanmorgen
overal jonge mensen met handdoeken en piepkleine toilettasjes
rondliepen op zoek naar een vrije douche/wc, dan weet u waarschijnlijk
genoeg. Dag lieve familie, vrienden en bekenden, ik ben op de helft,
voor Jet zit de eerste week er bijna op, nog maar vijf afleveringen
hierna, volhouden! Dan doe ik het ook om dit allemaal op te schrijven.