Terwijl Noord-Koreaans
kanonnenvlees naar het Oekraïense front wordt aangevoerd, pakken
wij na een nacht vol Albanees gezang maar wel op een geweldig bed
onze spullen in en verlaten Hani i Taulant Shahinit, overigens een heel
origineel en smaakvol verbouwde schuur (met een droge zone!) die van
oudsher de Shahini's toebehoorde, maar onder de communisten als
militair depot gebruikt werd.
Natuurlijke wasmachine
Eigenaar Taulant was jarenlang chef-kok geweest in Tirana en ook nog
manager van een restaurantketen maar voelde de verantwoordelijkheid
voor deze plaats als familieplaats, vertelde hij. Hij noemde als
speciale attractie in de buurt de net als Voskopojë en Vithkuq
oude en ooit zeer belangrijke plaats Grabovë (e Poshtë en
Sipermë), waar een poel zou zijn met ronddraaiend water, een
soort natuurlijke wasmachine. Helaas alleen bereikbaar met een 4x4 in
anderhalf uur, maar onthou die naam!
Ambachtelijk gemaakt
nephout van beton bij Hani i Taulant
De mooie hostel en
rechts een ezeltje met maisloof
De uitgemergelde Devoll
We vervolgen onze weg langs de Devoll, die na Moglicë als een
uitgemergelde slang in een veel te brede bedding kronkelt en pas weer
bij het Meer van Banjë, het volgende stuwmeer, dat ook in
handen van Statkraft is, body krijgt. Hoe het werkt met die
wateraanvoer begrijpen we niet helemaal, maar je voelt ergens dat
het niet klopt en het ecologisch een te hoge prijs heeft.
De uitzichten zijn trouwens wel ongelooflijk.
Een eenzame camperaar
langs de uitgemergelde Devoll
Gebouw van Reparti
5012/20 van het Ministerie van Defensie. De boodschap is ons niet
duidelijk
Landje bij een bar langs de SH71
bii Gramsh, waar een festival geweest is
Cërrik
Voorbij Gramsh, de grootste plaats langs de rivier, en vooral richting
knooppunt Cërrik, lijken de huizen groter, westerser en
welwarender te worden. Hier komen vier wegen samen uit alle
windstreken, misschien doet dat ook iets met de bouwambities en -smaak?
Huizen in Cërrik
Betondorp
Kombinati Metalurgjik
We zouden naar een Nederlandse kennis die een huisje heeft in Fush-Bull
bij Shushice, maar omdat ze vanwege familieomstandigheden in
Nederland is, gaan we direct door naar ons hotel in Pëllumbas en
wel langs de SH7 waarlangs het ongelooflijk uitgestrekte
oud-industriële complex (altijd lekker) de Kombinati Metalurgjik
gelegen is. In de bruine hoogtijdagen werkten hier niet minder dan
12.000 mensen, nu geeft het alleen nog onderdak aan enkele bedrijven,
zoals een kolenoverslag, een schrootverwerker en een plaatwalserij.
Maar toch. Zelfs Jet, normaal veel meer van de moderne techniek en
wetenschap, raakt enigszins in de ban van de verroeste
fabriekskarkassen met hun schoorstenen en bergen steenkool. We
slaan een willekeurig weggetje in en komen bij de ingang van een
kolenbedrijf (ook altijd lekker), waar een heel roedel blaffende honden
ons staat op te
wachten. Een bewaker bij de poort lacht ons vriendelijk toe.
Of we
mogen kijken? Nee, dat gaat helaas niet, het is zondag. Morgen wel,
maar ja, dan zijn we hier alweer voorbij en teruggaan op de ingeslagen
weg... nee.
Ad quintum
Ik herinner me ineens dat hier in de buurt ook een Romeins badhuis zou
zijn, Ad Quintum. We kijken op Maps en blijken er 750 meter vandaan te
zijn. Het valt wel wat tegen, stenen en bogen met veel distels en
netels, zonder informatie. Die kun je denk ik zonder antieke
gewetenswroeging skippen.
De ingang van het
kolenbedrijf, we weten niet zeker of we deze staart zien kwispelen
Uitzicht op de
Kombinati Metalurgjik vanaf de SH7, rechts Jet in Ad Quintum (naar de
vijfde?)
Rand, richel, kuil!
Dan zijn we na een wonderlijk rommelige en zondagmarktdrukke ingang -
ja volgens mij ga je zelfs door een poort, of onder een brug door? -
ineens op de snelweg bij Elbasan en na een lange tunnel bij de afslag
naar Pëllumbas, waar ik in 2022 al met Maud en Ig ben geweest.
Het weggetje ziet er heel wat beter uit dan toen, zoals trouwens
veel weggetjes, allemaal vers asfalt, wat niet wegneemt dat je hier
altijd op je hoede moet zijn. Rand! roept Jet om de haverklap. Richel!
Kuil! Mand! Knal, klinkt het evengoed regelmatig, want ik heb een
beetje staar, beng, kloing. We zijn steeds erg blij dat het niet onze
eigen auto is, deze mini-suv.
Rozmarine
Schemerlampjes! roept Jet als we onze licht oud-communistische
hotelkamer binnenkomen. Het blijkt een soort schijnwerper te zijn, echt
oogverblindend fel en wit. Verder is het helemaal goed, vrolijke mensen
beneden, een balkon met uitzicht over het dal waar de snelweg in een
geruisloze verte ligt. Hoe laat willen jullie eten, vraagt de gastheer.
Het is eten wat de pot schaft, sla, byrrek en geit met rijst. Jet heeft
een zacht miauwende mee-eter met een vieze grijze vuilnisneus. Een
Duitse man die naast ons zit te eten met een Albanese vrouw en
waarschijnlijk hun kind, verleidt het poesje tot twee keer toe met een
geitenkluif om ons te helpen. Vervolgens loopt hij weg om zijn handen
te wassen, zodat er voor hem van eten uiteindelijk weinig komt.
Herzlichen Dank, zeggen we dan. Hartstikke lief.
Jet met de mee-eter,
rechts het pad naar de rivier
Jutta Benzberger
En dan het wonder van de dag. Jutta Benzberger.
We hebben geen tijd meer om naar de grot te gaan voor het donker, maar
kunnen wel een stuk over het pad naar de rivier, dat ook erg mooi
schijnt te zijn. Na het dorp stuiten we op een grote bouwplaats waar
een enorm huis lijkt te worden gebouwd. Best een onbescheiden plek,
denk ik, bijna als een claim op het uitzicht. Zeker weer zo'n
buitenhuis van een rijke stinkerd uit de stad.
We weten ook niet goed hoe we verder moeten. Dan komt er een stel uit
een of andere diepte tevoorschijn. You can go here, roept de vrouw,
duidelijk niet van hier. Of ze de trail naar de rivier heeft gedaan.
Nee, zegt ze, ze bouwt hier het huis. Voor artists in residence. O
interessant, roepen we, hoe dan precies? Nou, als mensen wat tijd en
afstand nodig hebben om een project te voltooien, speciaal overigens op
het gebied van fotografie. I'm a photographer, onthult ze. En ze komt
hier al dertig jaar.
Hoe ze heet, vraag ik, je weet nooit. Blijkt het Jutta Benzberger te
zijn! Van de expo in het Marubi Museum en de ongelooflijke foto van die
vrouw bij het schip. Ze is enthousiast dat Jet haar foto's heeft gezien
in Shkodër. Dat maakt ze toch niet vaak mee. Ze nodigt ons
uit om terug te komen als het huis klaar is, in februari volgend jaar
denkt ze (wij denken dat het wel wat langer zal duren.) Ontzettend leuk
en toevallig dit.
Een oude olijfboom die
je in deze streek veel ziet (langs de oude SH3!), rechts Jutta
Benznerger met een Franse vriend bij haar nieuw te bouwen huis
Het pad naar de rivier
Het pad naar de rivier is schitterend en heel
gevarieerd, olijfbomen en ander fruit, distels, de goudgele
bloemen die je hieronder ziet met die jonge groene hinde met staar
erbij. We horen het geluid van stromend water aanzwellen maar redden
het net niet om ons niet te hoeven haasten. Op de terugweg over het pad
van gespleten modder en heel hard zand met keien, raken we in gesprek
(200 woorden basisvocabulair) met een vrouw die in lange rokken met
enkele plastic tassen heel langzaam de heuvel op sjokt terwijl haar man
verderop geduldig of eerder met ingehouden ongeduld op haar wacht.
Shumë e lodhur
Binnen een zucht en een vloek gaat het weer over Rama en zijn gegraai.
Hij doet niets voor ons, voor de mensen, zegt ze. Of ze moe is, vraag
ik. Shumë e lodhur, zegt ze. Shumë, shumë. Heel, heel,
heel erg moe.
Ineens herinneren we ons het aanbod van mijn lieve tante Mieke: als we
iemand tegenkomen die iets extra's kan gebruiken voor een bepaald doel,
zoals een draadmaaier ofzo, dan moeten we dat uit haar naam doen. We
denken aan een ezeltje. We zien hier nog zo vaak mensen of zelf op een
ezeltje zitten of het dier als lastdier gebruiken bijvoorbeeld voor
enorme vrachten maisloof. Dat zou misschien wel wat zijn. Als we haar
morgen zien, gaan we het vragen.
De volgende dag: helaas hebben we de mensen niet meer gezien. Dat zou
ook erg moeilijk zijn geweest, want na de mooie maar zware tocht naar
de Black cave, de beroemde 360 meter lange grot van Pëllumbas die
in de oertijd of iets later onderkomen was van de mytische holenbeer,
waren we zo kapot (vooral mijn knie), dat we de rest van de dag min of
meer op de kamer hebben rondgehangen (we reden naar de Zipline bij
Petrelë, maar zagen er (gelukkig!) toch vanaf) tot een uur of zes
toen we beneden gingen eten, overigens bij het bekijken van 300 foto's
op de telefoon van onze gastvrouw Lidhi: djali, vajza, nusia,
ballerina, Hollanda, reumatiek. Okay, mooi zeg, leuk, zeg we hebben het
nu wel gezien...
Op de gang van ons
hotel Rozmarine een Sulovari
Op naar de grot
Eindelijk een goede
waakhond, rechts Jet opgelucht dat haar schoenen het tot boven gehouden
hebben