logo albanieblog


52    Gramsh, Cërrik, Pëllumbas



Terwijl Noord-Koreaans kanonnenvlees naar het Oekraïense front wordt aangevoerd, pakken wij na een nacht vol Albanees gezang maar wel op een geweldig bed onze spullen in en verlaten Hani i Taulant Shahinit, overigens een heel origineel en smaakvol verbouwde schuur (met een droge zone!) die van oudsher de Shahini's toebehoorde, maar onder de communisten als militair depot gebruikt werd.

Natuurlijke wasmachine
Eigenaar Taulant was jarenlang chef-kok geweest in Tirana en ook nog manager van een restaurantketen maar voelde de verantwoordelijkheid voor deze plaats als familieplaats, vertelde hij. Hij noemde als speciale attractie in de buurt de net als Voskopojë en Vithkuq oude en ooit zeer belangrijke plaats Grabovë (e Poshtë en Sipermë), waar een poel zou zijn met ronddraaiend water, een soort natuurlijke wasmachine. Helaas alleen bereikbaar met een 4x4 in anderhalf uur, maar onthou die naam!


b
Ambachtelijk gemaakt nephout van beton bij Hani i Taulant

hm
De mooie hostel en rechts een ezeltje met maisloof


De uitgemergelde Devoll
We vervolgen onze weg langs de Devoll, die na Moglicë als een uitgemergelde slang in een veel te brede bedding kronkelt en pas weer bij het Meer van Banjë, het volgende stuwmeer, dat ook in handen van Statkraft is, body krijgt. Hoe het werkt met die wateraanvoer begrijpen we niet helemaal, maar je voelt ergens dat het niet klopt en het ecologisch een te hoge prijs heeft.

De uitzichten zijn trouwens wel ongelooflijk.
 
bj
Een eenzame camperaar langs de uitgemergelde Devoll
 

j
Gebouw van Reparti 5012/20 van het Ministerie van Defensie. De boodschap is ons niet duidelijk

k
Landje bij een bar langs de SH71 bii Gramsh, waar een festival geweest is


Cërrik
Voorbij Gramsh, de grootste plaats langs de rivier, en vooral richting knooppunt Cërrik, lijken de huizen groter, westerser en welwarender te worden. Hier komen vier wegen samen uit alle windstreken, misschien doet dat ook iets met de bouwambities en -smaak?


h
Huizen in Cërrik

k
Betondorp


Kombinati Metalurgjik
We zouden naar een Nederlandse kennis die een huisje heeft in Fush-Bull bij Shushice, maar omdat ze vanwege familieomstandigheden in Nederland is, gaan we direct door naar ons hotel in Pëllumbas en wel langs de SH7 waarlangs het ongelooflijk uitgestrekte oud-industriële complex (altijd lekker) de Kombinati Metalurgjik gelegen is. In de bruine hoogtijdagen werkten hier niet minder dan 12.000 mensen, nu geeft het alleen nog onderdak aan enkele bedrijven, zoals een kolenoverslag, een schrootverwerker en een plaatwalserij.

Maar toch. Zelfs Jet, normaal veel meer van de moderne techniek en wetenschap, raakt enigszins in de ban van de verroeste fabriekskarkassen met hun schoorstenen en bergen steenkool. We slaan een willekeurig weggetje in en komen bij de ingang van een kolenbedrijf (ook altijd lekker), waar een heel roedel blaffende honden ons staat op te wachten. Een bewaker bij de poort lacht ons vriendelijk toe.
Of we mogen kijken? Nee, dat gaat helaas niet, het is zondag. Morgen wel, maar ja, dan zijn we hier alweer voorbij en teruggaan op de ingeslagen weg... nee.

Ad quintum
Ik herinner me ineens dat hier in de buurt ook een Romeins badhuis zou zijn, Ad Quintum. We kijken op Maps en blijken er 750 meter vandaan te zijn. Het valt wel wat tegen, stenen en bogen met veel distels en netels, zonder informatie. Die kun je denk ik zonder antieke gewetenswroeging skippen.


n
De ingang van het kolenbedrijf, we weten niet zeker of we deze staart zien kwispelen

nn
Uitzicht op de Kombinati Metalurgjik vanaf de SH7, rechts Jet in Ad Quintum (naar de vijfde?)


Rand, richel, kuil!
Dan zijn we na een wonderlijk rommelige en zondagmarktdrukke ingang - ja volgens mij ga je zelfs door een poort, of onder een brug door? - ineens op de snelweg bij Elbasan en na een lange tunnel bij de afslag naar Pëllumbas, waar ik in 2022 al met Maud en Ig ben geweest.
Het weggetje ziet er heel wat beter uit dan toen, zoals trouwens veel weggetjes, allemaal vers asfalt, wat niet wegneemt dat je hier altijd op je hoede moet zijn. Rand! roept Jet om de haverklap. Richel! Kuil! Mand! Knal, klinkt het evengoed regelmatig, want ik heb een beetje staar, beng, kloing. We zijn steeds erg blij dat het niet onze eigen auto is, deze mini-suv.

Rozmarine
Schemerlampjes! roept Jet als we onze licht oud-communistische hotelkamer binnenkomen. Het blijkt een soort schijnwerper te zijn, echt oogverblindend fel en wit. Verder is het helemaal goed, vrolijke mensen beneden, een balkon met uitzicht over het dal waar de snelweg in een geruisloze verte ligt. Hoe laat willen jullie eten, vraagt de gastheer.

Het is eten wat de pot schaft, sla, byrrek en geit met rijst. Jet heeft een zacht miauwende mee-eter met een vieze grijze vuilnisneus. Een Duitse man die naast ons zit te eten met een Albanese vrouw en waarschijnlijk hun kind, verleidt het poesje tot twee keer toe met een geitenkluif om ons te helpen. Vervolgens loopt hij weg om zijn handen te wassen, zodat er voor hem van eten uiteindelijk weinig komt. Herzlichen Dank, zeggen we dan. Hartstikke lief.


jj
Jet met de mee-eter, rechts het pad naar de rivier


Jutta Benzberger
En dan het wonder van de dag. Jutta Benzberger.
We hebben geen tijd meer om naar de grot te gaan voor het donker, maar kunnen wel een stuk over het pad naar de rivier, dat ook erg mooi schijnt te zijn. Na het dorp stuiten we op een grote bouwplaats waar een enorm huis lijkt te worden gebouwd. Best een onbescheiden plek, denk ik, bijna als een claim op het uitzicht. Zeker weer zo'n buitenhuis van een rijke stinkerd uit de stad.

We weten ook niet goed hoe we verder moeten. Dan komt er een stel uit een of andere diepte tevoorschijn. You can go here, roept de vrouw, duidelijk niet van hier. Of ze de trail naar de rivier heeft gedaan. Nee, zegt ze, ze bouwt hier het huis. Voor artists in residence. O interessant, roepen we, hoe dan precies? Nou, als mensen wat tijd en afstand nodig hebben om een project te voltooien, speciaal overigens op het gebied van fotografie. I'm a photographer, onthult ze. En ze komt hier al dertig jaar.

Hoe ze heet, vraag ik, je weet nooit. Blijkt het Jutta Benzberger te zijn! Van de expo in het Marubi Museum en de ongelooflijke foto van die vrouw bij het schip. Ze is enthousiast dat Jet haar foto's heeft gezien in Shkodër. Dat maakt ze toch niet vaak mee. Ze nodigt ons uit om terug te komen als het huis klaar is, in februari volgend jaar denkt ze (wij denken dat het wel wat langer zal duren.) Ontzettend leuk en toevallig dit.


nj
Een oude olijfboom die je in deze streek veel ziet (langs de oude SH3!), rechts Jutta Benznerger met een Franse vriend bij haar nieuw te bouwen huis


Het pad naar de rivier
Het pad naar de rivier is schitterend en heel gevarieerd, olijfbomen en ander fruit, distels, de goudgele bloemen die je hieronder ziet met die jonge groene hinde met staar erbij. We horen het geluid van stromend water aanzwellen maar redden het net niet om ons niet te hoeven haasten. Op de terugweg over het pad van gespleten modder en heel hard zand met keien, raken we in gesprek (200 woorden basisvocabulair) met een vrouw die in lange rokken met enkele plastic tassen heel langzaam de heuvel op sjokt terwijl haar man verderop geduldig of eerder met ingehouden ongeduld op haar wacht.

Shumë e lodhur
Binnen een zucht en een vloek gaat het weer over Rama en zijn gegraai. Hij doet niets voor ons, voor de mensen, zegt ze. Of ze moe is, vraag ik. Shumë e lodhur, zegt ze. Shumë, shumë. Heel, heel, heel erg moe.
Ineens herinneren we ons het aanbod van mijn lieve tante Mieke: als we iemand tegenkomen die iets extra's kan gebruiken voor een bepaald doel, zoals een draadmaaier ofzo, dan moeten we dat uit haar naam doen. We denken aan een ezeltje. We zien hier nog zo vaak mensen of zelf op een ezeltje zitten of het dier als lastdier gebruiken bijvoorbeeld voor enorme vrachten maisloof. Dat zou misschien wel wat zijn. Als we haar morgen zien, gaan we het vragen.


ny

n

p


De volgende dag: helaas hebben we de mensen niet meer gezien. Dat zou ook erg moeilijk zijn geweest, want na de mooie maar zware tocht naar de Black cave, de beroemde 360 meter lange grot van Pëllumbas die in de oertijd of iets later onderkomen was van de mytische holenbeer, waren we zo kapot (vooral mijn knie), dat we de rest van de dag min of meer op de kamer hebben rondgehangen (we reden naar de Zipline bij Petrelë, maar zagen er (gelukkig!) toch vanaf) tot een uur of zes toen we beneden gingen eten, overigens bij het bekijken van 300 foto's op de telefoon van onze gastvrouw Lidhi: djali, vajza, nusia, ballerina, Hollanda, reumatiek. Okay, mooi zeg, leuk, zeg we hebben het nu wel gezien...


n
Op de gang van ons hotel Rozmarine een Sulovari

nn
Op naar de grot

jj
Eindelijk een goede waakhond, rechts Jet opgelucht dat haar schoenen het tot boven gehouden hebben

j
In de grot

jl
Terug beneden




Door naar 53
Terug naar het overzicht




Heb je vragen, opmerkingen, tips? Mail!
Wil je meer weten over mijn andere werk? Ga naar de homepage van mijn site



Tekstbureau Yvonne van Osch
Binnenkadijk 117, 1018 ZE Amsterdam
opschrift@tip.nl | 06-37313100