Jet had bijna het vliegtuig gemist. In plaats van om drie uur 's nachts
de deur uit te gaan, was ze pas om tien voor vier opgestaan. Alles
geregeld, behalve de wekker. Ze had voor 70 euro een taxi genomen,
duurder dan het vliegticket, had haar T-shirt verkeerd om aan, alles in
de kreukels, en was haar sandalen vergeten. Zo kende ik haar weer! Het
was heel apart om haar weer te zien, leuk natuurlijk,
maar ook alsof we heel wat hadden bij te kletsen. Heel luxueus en vrij
ook om weer eens in een auto te zitten, een Dacia
...nog
wat, die we hadden gehuurd, klein maar lekker hoog.
We zouden een beetje rustig aan gaan doen en de route die ik uitgekozen
had, bleek daar heel geschikt voor. Vanaf het vliegveld even vergeefs
gezocht naar kasteel Prezë en toen door naar de kaap van
Rodon,
langs een vrolijke strandweg met verschillende stalletjes waar je
schepjes en gekleurde emmertjes en slippers kon kopen. Onderweg wilde
ik een locatie voor Agrotoerisme verkennen, bij het meer
van Huqi. Ik hoopte dat Gilian Gloyer hier voorbij
gereden was en het mijn persoonlijke ontdekking zou zijn (ik heb niet
haar recente uitgaven gelezen, expres). Het bleek inderdaad een soort
Hof van Eden, een complex van boomgaarden, terrassen en accomodaties
rond een meer, met een ongelooflijke veelheid aan fruit en bloemen, een
van de weinige plaatsen, zo leek het, waar echt een meerjarenplan op
toegepast was. 's Avonds zijn we teruggegaan en
hebben er vorstelijke gegeten. Lamb from the well. From the well?
vroegen we. We dachten een lokale verspreking of metafoor, maar nee,
het kwam echt uit een put. Een oude man liet het ons zien, een diepe
stenen put met hout en kolen onderin. Hij noemde het getal tien. Tien
schapen, bèèh? Lachen betekent ja?
Bèèh. Of
tien uur in de kolenwalm? Hoe dan ook, de put werd hermetisch
afgesloten en zo gaarde het schapenvlees. Je merkte het wel, de smaak
was complex en verfijnd, dwz moeilijk thuis te brengen, echt lekker. De
wijn ook.
Bij
Huqi
Het hotel terugvinden was wat lastiger, er was geen
straatverlichting, geen markering, door het afkoelen besloegen de ramen
van de auto ondanks heftig blowen keer op keer en dan moet je ook nog
uitkijken dat je niet in een put met schapen rijdt. Raar hotel
trouwens, Vishnu Group, van buiten als een kasteel, van binnen
een oude zooi van begin jaren 1980, met zo'n wandmeubel. En
een
soort bouwlamp. Op het terras hingen heel huiselijk de lakens voor
toekomstige gasten, maar stak ook een verzameling ijzeren pennen
omhoog. We kennen ze inmiddels goed, want je ziet ze overal, ze vormen
de bewapening voor een betonnen constructie die nog gebouwd moet
worden. Verdieping voor verdieping.
De weg naar de kaap van Rodon, waar we 's middags heen gingen, was
schitterend, golvende en slingerend door een typisch duinlandschap,
maar met afwisselend uitzicht, soms steile kliffen vol oeverzwaluwen,
dan lapjes bewerkte grond, een groepje koeien met de poten
in het water aan een piepklein strandje. Het kerkje van Sint Anthonie
lag zoals
ik in het boek al had gegokt rondom gelukkig in het landschap,
onderdeel van een klooster dachten wij, gelet op de ruïnes
rondom,
met twee lagen stuc met fresco die met zandranden voor verder
afbrokkelen waren behoed. Vlakbij het kerkje, overigens alleen te
bereiken via een rotsig pad waar je van links naar rechts door de auto
geslingerd werd, lagen een heleboel Hoxha-bunkers. Ook richting het
kasteel, dat op het laagst van de noordelijke flanken lag en dat we
alleen uit de verte hebben bekeken omdat ik duizelig van de hitte werd
(Jet had er gek genoeg geen last van) had de neurose van de communisten
duidelijk groteske vormen aangenomen. Daar waren niet alleen bunkers,
daar waren complete grotten.
Lalëzit
De
kaap van Rodon
Kerk
van Sint
Anthonie
Haven (voor onderzeeër?)
Het kasteel van
Rodon Divjakë
De volgende dag zouden we naar Divjakë, langs de kust. We
reden
toevallig door Kavajë, waar ik net was geweest, wilden op een
secundaire weg verder, maar moesten stoppen en keren omdat de weg was
ingezakt. De weg is niet druk, maar je moet op alles bedacht zijn,
kuilen, overstekende dieren en mensen, wegpiraten én
langzaam
rijdend verkeer, ik heb
zelfs een keer een auto helemaal links op de snelweg zien stilstaan
omdat de chauffeur sprak met iemand die daar in een gemotoriseerde
rolstoel stond.
In Roggozhinë vonden we aanvaardbare slippers voor
Jet. We wilden in Peqin naar de oude moskee kijken, maar daar stond een
moslim met verwaaide baard zo argwanend in de deuropening
dat we maar zijn doorgelopen.
De
moskee in Peqin en wat
straatmeubilair
De
mode van Peqin
Het nationale park van Divjakë-Karavasta was meteen een
verrassing. Mooie houten bordjes, een lang plankier boven zompige
stukken land met magrovebossen, een spierwitte kraanvogel en... een
eerste exemplaar van de kroepskoppelikaan, de soort waaraan
het
park zijn
bekendheid dankt. Wat een ontzettend groot beest was dat! Vleugelwijdte
1,8 meter en ze wegen wel vijftien kilo. We reden door tot de strook
van zand en dennen tussen de lagune en de zee en vonden Restaurant
Taku, dat ik van foto's had uitgezocht. Het was een
schot in de roos, althans voor ons: tafeltjes tussen de bomen in het
zand, een soort bijgebouwtje met een grote houtoven waar de kolen uit
werden gehaald om de vis boven te roosteren. Niet voor naaldhakken, heb
ik erbij gezet in het boek. We bedachten dat je persona's kon
creëren aan de hand van schoenen:
van sneakers tot
gezondheidssandalen.
De
oven van Taku
Het viel ons op hoeveel hotels en restaurants leeg stonden en half
waren ingestort. Bij het toeristeninfocentrum ontmoetten we Enea, de
chief manager van het park. Hij vertelde hoe het kwam. Na de
bijna-burgeroorlog van 1997 hebben mensen zich gewoon grond
toegeëigend en zijn ze gaan bouwen. Pas een paar jaar geleden
heeft de regering Rama een halt toegeroepen aan de wildgroei en
piraterij. Een aantal restaurants hebben of hadden al een concessie
gekregen, de andere die nog in bedrijf zijn, zei Enea, zijn in feite
illegaal. Ook Taku, onze instant favoriet.
Enea was bijzonder tegemoetkomend en wervend, hij vertelde van een
groep biologen die de volgende dag zouden komen. Als we
geïnteresseerd waren... Tuurlijk waren we dat!
Enea
en Johny
Het
kerkje van Thanasis in
Karavasta
Eerst hadden we nog
een overnachting: in een guesthouse, Le Olive, eigenlijk gewoon bij
mensen in huis, een beetje ongemakkelijk, want het hek ging achter de
auto dicht en de vloeren glommen zodat je vanzelf je schoenen uitdeed
waarna je een paar damesachtige sloffen kreeg aangeboden die je
natuurlijk niet durfde te weigeren, enfin, ze waren wel heel lief die
twee en we kwamen erachter dat ze de ouders waren van Teuta Voto, de
staatssecretaris van Justitie in de Albanese regering. Bij het ontbijt
kregen we een soort oliebollen, Naja, de vrouw van het stel, kon ze
zelf niet eten vanwege haar maag. Om een uur of half negen kwam ook
haar man Fori binnen. Teuta zou op tv komen. We probeerden te praten
met het boekje, toen we vroegen over de communisten zag je hun gezicht
totaal betrekken, vooral dat van Fori. Wat bleek: hun beider vaders
waren vermoord en zelf hadden ze vanwege politieke activiteiten in de
gevangenis gezeten. Ik zocht naar het woord voor verzoening en
verleden. De gebaren van Naja spraken boekdelen. Wat een stomme vraag.
Hoe kun je je ermee verzoenen dat je vader was vermoord? Wat me treft,
of wat ik denk dat hen het meest verbitterd heeft en blijft
verbitteren: dat het niet voor idealen was, dat mensen zo hebben
geleden en zijn vermoord, maar voor het gebrek aan idealen, voor
domheid, voor een of twee stupide dogma's. Ook Froseda, in Pogradec,
had het over gebrek aan intellectuele capaciteiten bij de machthebbers
van toen. Martin, in Tirana, noemde hetzelfde voor de huidige politiek,
en vandaag, maar dat duurt nog even, hebben we de burgemeester van
Berat ontmoet die zijn angst uitsprak voor het peil dat overbleef als
alle corrupte rechters, officieren van justitie, advocaten en politici
door het proces van vetting dat nu plaatsvindt, zouden zijn opgestapt.
Steeds duidelijker wordt het beeld van de braindrain die
Albanië
tijdens en na het communisme in de ellende heeft gestort en hoe die
doorwerkt, de intellectuelen lijken af en toe wel een soort eenzame
wolven.
Goed, het was een prachtig gezicht toen Teuta op tv verscheen, een
vrouw van rond de dertig notabene, heel welbespraakt voor zover we
konden beoordelen en erg bescheiden maar serieus en overtuigd. Naja en
Fori waren apetrots, natuurlijk, maar ze luisterden niet
minder
aandachtig, van begin tot eind, je kon zien dat ze uiterst betrokken
waren en ook politiek nog steeds zeer geëngageerd. Het was
mooi om
te zien.
Naja
en Fori die naar hun
dochter kijken
We waren te laat bij de groep maar het kwam goed uit op een of andere
manier want nu konden we direct mee met een boottocht, samen met twee
Belgen. We scheurden met Enea over een grote zandvlakte naar een van de
drie kanalen tussen de lagune van Karavasta en de zee, waar een
zogenaamde dajlan
was
gebouwd, een constructie geïntroduceerd door
de Ottomanen om vis de vangen door gebruik te maken van het tij,
eenvoudig maar vernuftig. We gingen met een smalle roeiboot, Enea droeg
ons over aan de bioloog van het nationale park, Ervin, die een locale
visser had gecharterd om naar het pelikaneneiland te gaan. Het was
ondiep water, heel stil, en warm en daar stonden ze inderdaad, een stuk
of zestig denk ik, groot en klein, heel bedrijvig. Van sommige zag je
de nek wapperen in de wind (mijn voorland). We dobberden zo'n beetje en
gaven elkaar vol bewondering de verrekijker door. De Vlamingen heetten
Guido en Lidia, ze waren al een tijdje onderweg, uit het noorden van
Albanië en zaten vol verhalen. We zijn met zijn vieren gaan
eten
bij Taku, dit keer sepje,
inktvis en ook zij vonden het er heerlijk,
zodat we veel te lang bleven zitten. Dit keer was het de dag van de
educatie (elke dag is er wat) of misschien van het dansen want binnen
in het restaurant was al die tijd een grote groep schoolkinderen
rondjes aan het draaien op volksmuziek die steeds harder werd, tot, zo
merkte ik toen ik de schuifdeur open deed om naar de wc te gaan, je
ongelogen haast werd weggeblazen voor de geluidsbox. 's Avonds tuitten
mijn oren er nog van. We waren toen in Hotel Familja vlakbij Berat, wat
zal ik daarover zeggen? Misschien dat we een Nederlandse man ontmoetten
die voor A. Hak in Albanië al jarenlang bezig is met het
aanleggen
van een Transatlantische gasleiding voor gas uit Azerbedjan. Voor de
Albanezen was dat te specialistisch maar de afspraak was wel, althans
dat had ik begrepen, dat voor elke Nederlander er ook een Albanees
moest werken. Hij leefde al 26 jaar zo, vier weken werken en dan vier
dagen vrij, met een gezin...
Visser
bij de dajlan
Bioloog
Ervin en de visser
De
nestelende kroeskoppelikanen
De
lagune en het kanaal met de
dajlan
Parasols
op het
strand
van Divjakë
Guido
en Lidia
Het
belangrijkste staat
Lieve
lezers, dank voor
jullie aandacht. Van Heleen kregen we de vraag of er niet een kaartje
bij kon. Dat gaan we regelen, voor de volgende keer. We zitten nu in
Berat uit te hijgen van een dag met een complete hofhouding,
ik
met bier Jet met het lokale toetje, een soort lauw ijs dat de dame van
de winkel schreeuwend skrin noemde. Kaas? Nee! Skrin!
Missen jullie iets, moeten we iets uitzoeken? Laat het weten.