Zaterdag, 12 oktober
Dubben dubben, wat moest ik nou doen? Het idee in mijn eentje een auto
te huren, sprak me steeds minder aan. Niemand spreken, niets van de
omgeving kunnen bekijken, beetje eng ook wel, en zou het echt goedkoper
zijn? De brandstofprijzn in Albanië behoren tot de hoogste van
Europa, door fiscale politiek, las ik, en domestic abuse, ik weet niet
wat dat betekent in dit verband maar goed klinkt het niet. Renato, mijn
nieuwe beste
vriend, pleegde nog een paar telefoontjes om te
checken of iemand het voor minder zou doen, maar nee. Ik was eruit: ik
zou naar Bar Malesia e Madhë gaan.
Mijn kamer in
InTown Guesthouse en de huiskat in de tuin
Straatgezichten
van de wijk Rus
Een
adelaar in mijn rugzak
Renato had trouwens een voorkeur voor Nederlandse toeristen, die hadden
respect, zei hij, en vertrouwden hem als hij een advies gaf. Mij vond
hij ook heel aardig, zei hij, vooral omdat ik mijn werk met passie deed
(dat kon hij kennelijk aan me zien?) en iets wilde betekenen voor zijn
land. Om zijn waardering te tonen gaf hij mij bij het
weggaan… een houten beeld van een adelaar.
Rustig blijven,
dacht ik bij mezelf, je verzint wel wat. Wow, zei ik, this is, this
is… Ik
probeerde het in mijn rugzak te proppen, maar wat ik ook deed, het
paste niet, dus
ik liep door Shkodër met twee houten vleugels boven mijn
hoofd. Vond het zelf wel een goede promotie. Xhulie wilde het wel voor
me bewaren tot ik weer terug
was.
Man met kippen in
Shkoder en Xhulie met mijn houten adelaar
Marie
Tuçi
In de bar van Xhulie begon ik me helemaal thuis te voelen, vooral toen
ik net het onoverkomelijk lijkende probleem had opgelost met
de overdracht van bestanden naar de server, waar ik gisteren op
stuitte.
Zo klein zijn mijn problemen. Hierover gesproken: wat ik nog vergat te
vertellen was dat ik even was gaan lopen en achter de hostel een kerk
vond met de naam Kisha e motrave stigmatine.
De
deur was open en ik zag meteen de foto van het gezicht van een
non aan de muur boven een kleine stenen grafkist (niet de foto die
je hier ziet).
Ik herkende dit gezicht maar wist het verhaal
niet meer precies. Toen ik het opzocht weer wel. Marie Tuçi
was een van de
38 geloofsbelijders in Shkodër die door het
communistische regime vanwege het atheïstisme waren opgepakt,
gemarteld en gedood. In
alle gruwelijkheden was het verhaal van Tuçi me extra
bijgebleven: ze
had zo lang en vasthoudend stand gehouden dat haar beulen beloofden
haar zo toe te takelen dat
haar familie haar niet meer zou herkennen. Ze hadden haar in een zak
gestopt met katten die ze knuppelden zodat die hun
paniek op Marie Tuçi luchtten. Tuçi
overleefde de beten en krabwonden nog twee dagen voor ze
stierf, op 22-jarige leeftijd. Ze zou God nog hebben
bedankt dat
ze in vrijheid kon sterven.
In het busje
Xhulie ging mee in het busje van chauffer Pietera. Leuk, dacht ik,
kunnen we kletsen. Maar toen ik vroeg waarom ze zwarte kleren droeg (ik
wist dat haar man nog leefde) kwam naar voren dat ze diep in de rouw
was om haar broer, die drie maanden terug plotseling was gestorven. Ze
ging naar haar moeder in Hani i Hotit bij de grens met Montenegro om
haar te steunen. Ik probeerde een paar keer een onderwerp aan te
snijden
maar ze was niet in de stemming. 's Avonds stuurde ze een appje: How
are
you sweetheart? Op haar profielfoto zag ik een stralende jonge meid die
in niets leek op de vrouw die ik had gezien.
De sfeer was evengoed prima in het busje, erg vriendschappelijk.
Voorin zat een man met weinig tanden die ze doktore noemden.
Een beetje een druktemaker maar wel gezellig, en inderdaad een
dokter, huisarts voor de hele
streek Kelmend, en zelfs Dugadjin, waar Theth ligt. Een paar dagen
hier,
een paar dagen daar. Nu ging hij enkele dagen in Tamarë naar een
lokaal ziekenhuisje, waar hij ook sliep, om patiënten te
ontvangen. De meesten die
hij zag hadden hart- of longproblemen, vertelde hij. Hij was er
eigenlijk klaar mee, liet hij ook weten. Hij was er een keer een paar
maanden uit geweest, had schapen gekocht, ze gehoed en weer
verkocht. En daarmee had hij meer geld verdiend dan met die stomme
baan! schreeuwde hij door het busje. Hij was gescheiden, zijn dochters
woonden in Amerika. Ik vroeg hem later waarom hij toch volhield. What
can I do, zei hij.
Tamarë
Dokter
Ardian sluit het hek van zijn ziekenhuisje
Pietera stopte om de haverklap, niet alleen om mensen in en uit te
laden, maar ook spullen. Zo zat mijn buurvrouw heel lief de hele rit
met een taartdoos op schoot. Vanaf Tamarë was ik nog de enige. We
reden langs een uitgemergelde Cem, waar volgens
Pietera helemaal geen vis meer zat. Hij wist niet
waarom. Wel gaf hij aan dat
de hydrocentrale die in een ander stuk van de rivier stond een ramp
was, ook voor de hostel die hij en zijn vrouw in Tamarë runden
samen met een supermarkt. De opslag was zo onevenwichtig dat de stroom
om de haverklap uitviel. Hoe het kwam dat de overheid er niets aan
deed? Overheid, zei hij met een wegwerpgebaar. Hou alsjeblieft op.
Een forellenkwekerij
voorbij Tamarë, ter vervanging van de wilde vis
Het was mooi op het laatste stuk naar Vermosh, veel grintafslag maar
ook hellingen met bomen in alle kleuren van de Jamaicaanse vlag, maar
toch niet helemaal zo mooi als ik had gedacht, om eerlijk te zijn.
Weinig variatie. Voorbij de afslag naar Gusinjë, in Montenegro,
werd de weg
slechter, we kwamen door een centrumpje met een plaveisel van keien,
daarna een pad van zand en grint, een beetje zoals in Theth in 2018.
Guesthouse Peraj
Peraj was het laatste guesthouse, ze
wisten niet dat ik kwam, moesten snel een kamer in orde maken. Het was
een lekker zootje daar, een groot gebouw en bijgebouw met diverse
schuurtjes, verderop vier huisjes en daar tussenin een enorm veld met
een gebouwtje waar een groep mensen zat te eten. Overal liepen kleine
varkens en poesjes, ik vond het meteen leuk. Het was een heel stuk
koeler dan in Skhoder, ik denk niet meer dan 14 graden, maar achter een
van de gebouwen smeulde een vuur, waar vlees op geroosterd werd, waar
ik meteen ging zitten.
Ik was ontvangen door een meisje van 11, Elda, dat voortreffelijk
Engels sprak, met een duidelijk Amerikaans accent. Waarschijnlijk
alles opgepikt van films. De kinderen zijn hier de redding denk ik,
voor buitenlandse toeristen, hun ouders spreken kennelijk geen woord
van een andere taal. Ik vond het ongelooflijk hoe volwassen ze leek
voor haar leeftijd. Ik vroeg of ik iets kon eten: misschien wat vlees
en sla en
een paar aardappelen. Zij dacht dat 1 aardappel wel genoeg was. We want
you to eat,
zei ze, but not overeat. Ik at bij het vuur, in een steeds maar
groeiend gezelschap van dieren.
Het erf van Peraj
De gastvrouw Mira, oma
van Elda
Gastheer Zef (zoon van Mira) en mijn tafeltje bij het vuur
Het landelijke leven
De volgende dag, vandaag, zondag 13 oktober, toog ik op weg
na een ontbijt van petulla (platte oliebollen) met vijgenjam om te
kijken wat er allemaal was. Heerlijke taferelen van het bucolische
leven: varkens,
moestuintjes, appelbomen, troeperige erfjes, een traditioneel geklede
vrouw in meditatie.
Ik had eerder een steil pad naar de waterval geprobeerd en gauw voor
gezien gehouden (verstandig zijn!), maar even verderop aan de weg bleek
een mooi geplaveid
pad naar de attractie, speciaal gesponsord door onder meer Oostenrijk
zag ik. Ook het centrum van Vermosh
onderging een facelift volgens een vertrouwd recept: witte keien, een
hoekig plein en een groot gebouw bedoeld als toeristeninformatie,
dat volgens mij 9 van de 10 keer een heel kort leven beschoren blijkt
te zijn (ik denk oa aan Voskopojë, Tamarë,
Krujë, korçë, Pëshkopi en Theth).
De weg voor Guesthouse
Peraj
Beelden van Vermosh,
rechts het centrumpje
Biggen op het pad naar
de waterval en een traditioneel geklede vrouw
Uien die
te drogen hangen en de waterval
Er waren geen buitenlandse toeristen, alleen enkele Albanese, net als
in Peraj Guesthouse, en ik vond het na een paar uur wel een beetje
eenzaam, dus hoopte wat aanspraak te hebben in Guesthouse Tradita
even verderop
in de heuvels naar het noorden. Maar de jeugdige vertaler van dienst
vertelde me dat unfortunately de vader van zijn oom (de eigenaar) was
overleden en dat ze deze week gesloten waren. Terug in Peraj hoorde ik
dat de man van Mira drie weken geleden was overleden. Het leek wel te
heersen. An accident? vroeg ik nog aan Elda. He just died,
zei ze.
Transport
Ik at byrek in de zon en langzaam diende het
vraagstuk van transport naar de volgende plaats zich aan: van
Vermosh naar Lepushë. Het
was niet zo dat een van de mensen daar me wel even brachten, zoals ik
eigenlijk had gehoopt. Elda ging rondvragen en kwam terug met de
schokkende mededeling dat ze iemand wist die het voor 30 euro wilde
doen. Veel te veel, riep ik meteen. Het is natuurlijk niet dat geld het
allergrootste probleem is, maar ik wist dat ik werd afgezet als ik dat
ging betalen en dat wil niemand toch.
Aangezien we aan het eind van een weg zaten leek het me uitgesloten dat
niemand die daar kwam eten me mee zou kunnen nemen naar de volgende
plaats. Dat was ook zo, een jong stel, en ze spraken nog Engels
ook. Ze bleken uit Tirana te komen, Rafaela en Alexander
heetten ze, zij was data-engineer en hij software-engineer. Ze hadden
het economisch goed, vertelden ze toen ik natuurlijk onmiddellijk weer
over politiek begon, maar ja dat was niet alles. Als je kinderen wilt,
bijvoorbeeld, waar ga je ze op school doen, wat voor toekomst ga je ze
geven? En je hart breekt, zei Alexander, als je 's morgens uit je huis
komt en je ziet de mensen rennen om naar hun werk te gaan. Dit laatste
begreep
ik niet helemaal, hadden ze geen geld voor een auto of zelfs de bus?
maar ik voelde wel hun twijfels. Rama, schei uit, hij was net als
zovelen anderen: begonnen met idealen, geëindigd met geld en
een
aan verachting grenzende onverschilligheid voor het leed van gewone
mensen, het leek wel gif.
De keuken van Mira,
rechts Alexanders en Rafaela
Wow, riep ik ineens, wat mooi, moet je kijken! Ja stop even, zei
Rafaelo, dit is het mooiste stuk. Vlak voor Lepushë openbaarde
zich een dal dat baadde in zon, met daarachter de grote grijze wand van
de Maja e Vajuzhes. Niet zo spectaculair als Valbona en Theth, zeg ik
erbij, maar toch: mooi. Alexander bracht me helemaal tot Hotel Alpin,
dat beneden gelegen is aan het eind van een grintweg. En daar ben ik nu
dus, in een opnieuw vrij
koude kamer zonder douche en wc, maar een heerlijke veranda waar ik in
het laatste zonlicht dit zit te tikken, bij een heerlijke geur van
haardvuur met worst. Het is pas kwart over vier, ik moet nog wel iets
verzinnen, maar dit is gedaan.