logo albanieblog


37 Dobraç en Gruemirë



Mijn tweede volle dag en het lijkt zoals gewoonlijk wel een week. Ik heb live-muziek in mijn kamer, vanaf de feeststraat, en het klink nog leuk ook. Iemand zingt over My umbrella, en die hadden we vandaag in Shkodër allemaal heel hard nodig, want het waren geen zomerbuitjes die vielen, maar wanden van water kwamen naar beneden, niemand kon ook maar een kant op, iedereen stond tegen muren gedrukt onder luifels of bij terrassen, zelfs de auto's stonden al toeterend bijna allemaal stil. Een man op een fiets kwam langs in een dik regenpak, haalde met zijn handen alle bladeren weg die op de putten verzameld waren en zette de putten open, zodat het water weg kon stromen, samen met stromen vuil en lege plastic flesjes.


putput
De man die de putdeksels komt optillen


Restaurant Malesia e Madhë
Ik was eerst naar Restaurant Malesia e Madhë gegaan, waar de busjes naar het noorden vertrekken, om te vragen hoe laat morgen de bus naar Vermosh zou gaan, mijn volgende bestemming. Vermosh, zeiden de mannen die daar zaten, daar gaat geen bus heen. Een schok, want ik wist niet beter dan dat overal naartoe elke dag een bus of busje gaat in dit land. Er kwam een mevrouw bij, Xhulie, die Engels sprak omdat ze tien jaar in Amerika had gewoond (en toen weggestuurd werd) en zij vertelde na overleg dat ik voor 50 euro een taxi kon nemen en er dan voor 14 uur moest zijn.

Ik voelde er weinig voor, dacht wel een andere oplossing te kunnen vinden. Misschien kon ik in Dobraç vragen, zei Sheli, daar staan de busjes naar het noorden. Niet bij Malesia e Madhë, vroeg ik nog, nee nee in Dobrac. Ik wachtte even op een volgende droogteperiode van enkele minuten en toog op weg, maar in de wijk Rus aangekomen kon ik echt niet verder vanwege de regen (inmiddels is de stroom weer uitgevallen, alles is ineens stil en donker ook op straat).

Zoutpilaren
Ik had een paraplu gekocht om verder te lopen als het zou regenen en mijn tas, die ik om het stuur van mijn fiets gebonden had te beschermen, maar het was te heftig, ik liep al te soppen in mijn nieuwe waterdichte Meindl-schoenen, die ik zelfs nog had gewaxd. Daar zaten en stonden we allemaal, in winkeltjes, onder luifels en op terrassen. Er waren ook de mensen die op een uitklapkrukje stapeltjes dingen zaten te verkopen (vooral niet verkopen), die waren gewoon blijven zitten onder een stuk plastic of zeil, als zoutpilaren. Er zijn er zoveel van. Hoopjes uien of tomaten waar ze de hele dag achter zitten, granaatappelen, tabak in de vorm van een vloerbrood. Waar leven die mensen van? Net als al die winkels met tweedehands kleding in de kleine straatjes parallel aan de hoofdader, de SH1, waar je alleen maar mensen op hun telefoontje ziet kijken. Je snapt gewoon niet hoe ze genoeg verdienen om de huur en hun eten te kunnen betalen. Sociale voorzieningen zijn er ook niet, de man die ik gisteren sprak, Gjin, kreeg een uitkering van de staat zei hij, omdat hij vanwege schizofrenie niet kon werken, en dat was 100 euro per maand. Zijn vrouw verdiende 400 euro in de fabriek. En zij hadden nog drie opgroeiende kinderen ook. De meeste mensen die hier leven krijgen geld dat hun kinderen of andere familie uit het buitenland sturen, ik las het laatst nog in de Albanese krant.

Dobraç
Maar ik was onderweg naar Dobraç, en alles wat ik daar zag, even voorbij het restaurant dat ik nu al twee keer heb genoemd en dat dezelfde naam draagt als de streek noordelijk van hier, geen busjes. Ik was echter wel al een klein beetje op weg naar een van mijn mogelijke reisdoelen van vandaag, Gruemirë, waar de wijngaard is die met hulp van drie Nederlanders tot levensvatbaar bedrijf gemaakt is en waar ik over geschreven had. Ik fietste verder over die Rruga Dobraçit, het was een lekker weggetje met muurtjes en hekjes aan weerszijden, daarachter bomen, akkers en velden en hier en daar een huis, een beetje zoals de Via Appia, maar misschien niet zo vol historie en heiligheid.


weg bij dobrac
Begroeiing bij Dobraç

hekvan auto
Een hek gemaakt van auto


Hier en daar was het asfalt gebroken en in grint uit elkaar gevallen, wat de plassen wat onvoorspelbaar maakten.  Soms was de hele breedte van het weggetje een plas en ik was bang om te vallen niet zozeer voor mezelf maar omdat mijn telefoon dan onbruikbaar zou worden (de hel!). Er kwam net een vrouw het straatje op vanachter een hek en we stopten allebei om te praten. Natuurlijk waar ik vandaan kwam en wat ik ging doen. Wacht, zei ze, toen ik verder wilde gaan, en ze gaf me een appel, zoals mensen hier altijd doen. Daarna stapte ze op en koerste ze zo kalm en ontspannen door en langs de plassen dat ik besloot haar te volgen. Een gekke situatie, twee langzaam slalommende vrouwen ploegend door het water.

Je gelijk of je leven
Het klaarde wel langzaam op en ik zag de voet van de Albanese Alpen ineens in zonlicht. Daar was het geheim van de eeuwenoude stammenstrijden die zo hardnekkig zijn dat je je afvraagt of mensen misschien meer van het hiernamaals verwachten dan het leven dat gegeven is. Ik las in High Albania van Edith Durham op wier schouders wij schrijvers over Albanië allemaal staan, dat er in een koffiehuis een meningsverschil was ontstaan rond ik meen de herkomst van een kogel en dat er toen na tien minuten twaalf mannen dood op de vloer lagen. Liever je leven verliezen dan je gelijk. Vanzelfsprekend!

Een spoortje
Ik fietste nu richting de grote weg naar Koplik en zag een fabrieksterrein met gigantische blokken marmer of steen. Hier en daar kruiste ik ook een spoortje. Ik had die vrouw eerder verbaasd gevraagd of er dan toch een trein ging en ze had gezegd nee, heel weinig. Hoe vaak dan? Misschien een keer per maand, had ze gezegd, tenminste dat begreep ik, një herë per muajt, maar ik zag nu dat dat onmogelijk was, het hele spoor was overwoekerd en verwoest, het was gewoon nooit opgeruimd nadat het in onbruik was geraakt, waarschijnlijk ergens in de eindeloze nadagen van het communistische regime.


marmer
Blokken steen uit de teennagels van de Albanese Alpen


Ik was ongemerkt een van die mensen geworden die op de snelweg fietsen, er was een smalle strook waar het mocht, auto’s raasden langs me heen. Bij de grote rotonde van Grilë ben ik nog gaan vragen of daar misschien minibusjes kwamen die naar Vermosh gingen en iemand zei Natuurlijk, elke dag! maar dat bleek toch niet waar toen ik het checkte bij het meisje van de apotheek en de jongen van de tuintools, die notabene zelf een huis had in Vermosh.

Kantina Mani
Dus maar naar het oosten daar op weg naar Kantina Mani, dat ik eindelijk in volle glorie live zou zien. (Lees hier over het bouwen van de fabriek en over de camperplaatsen) Het was prachtig, en stil, je hoorde alleen vogels (vogels!) en het klingelen van schapenbellen. Er liep een mooi pad om de wijngaard heen, aan een kant waren camperplaatsen gemaakt. Verder een heel robuust stenen gebouw en bijgebouw met een heerlijke houten veranda waar Fatjon, de wijnboer, gasten ontving. Ik kreeg meteen een fles en hapjes van het huis, want ik was a friend of a friend.


kantina
Ontvangst bij Kantina Mani, met Franse toeristen die al vijf maanden onderweg zijn


Water op de weg
Het smaakte geweldig, het voelde echt als een oase daar en ik had er wel uren willen zitten, maar ik moest ook nog terug, via de Ura en Mesit, zo was mijn bedoeling, en je wist nooit wat er nog ging gebeuren.
Bij Hysaj, een paar kilometer naar het zuidoosten, werd het inderdaad wat spannend, want daar was geen plas die op de weg lag maar een regelrechte overstroming over de weg heen. Je kon niet zien hoe diep het was en hoe sterk de stroming, dus ik besloot mijn schoenen aan het stuur te hangen en op blote voeten te waden zodat ik zou voelen of het kon. Het viel mee, het water kwam tot mijn kuiten en het was eigenlijk wel lekker de koelte te voelen in al die zweterigheid, want dat had ik nog niet verteld, maar hier is het gewoon zomers, als het niet regent.

Where are you from?
Toen ik een steen zocht om op te gaan zitten kwamen er een paar kinderen naar me toe die allemaal vroegen Where are you from, een zin die ze kennelijk geleerd hadden. Het antwoord zei ze niets, ze hadden geen idee waar Holland lag, of Duitsland of Denemarken, maar ze vonden het prachtig deze vreemdeling met opgestroopte broek te zien in hun dorp van drie huizen. Ergens in de bosjes was een man een paar geiten aan het hoeden. Hij riep het meisje en gaf haar een granaatappel voor mij. Goed Engels leren, zei ik  tegen haar, dan kun je later geld verdienen. Stel je toch eens voor, dacht ik, dat dat gewoon lukt.


water
De overstroomde weg

kinderenk
De kinderen van Hysaj


Ura e Mesit
Ik fietste verder - steeds op Maps kijkend want het weggetje splitste zich keer op keer - langs Ura e Mesit, de iconische Ottomaanse brug waar eeuwen geleden de handelaren van beide kanten van de Kir elkaar troffen, en langs de fabrieken waar in de communistische tijd schoenen werden gemaakt en nu geloof ik alleen nog sigaretten, dan naar het hotel om mijn schoenen, sokken en inlegzooltjes te drogen te leggen, wat nog niet erg is gelukt, en weer de straat op, fiets ingeleverd bij Edi die in elke zin zowel Duits als Engels als Albanees sprak, (heel ongunstig voor mijn Albanese taalvaardigheid), en eten bij Villa Bekteshi (nog steeds dezelfde ober, maar een nieuwe broek!)


uravrouwtje
De Ura e Mesit en een oude vrouw in Shkodër

fabriek
De oude schoenfabriek


Ondertussen weet ik nog niet hoe ik in Vermosh ga komen. Er was even sprake van dat ik met Corien en Frank samen een auto zou huren, maar dat bleek te voorbarig (ze hadden nog niet echt op de kaart gekeken), dus ik denk dat ik morgen even een kosten-batenafweging ga maken, mijn specialiteit.

Voor nu saluut en mirupafshim!



Door naar deel 38
Terug naar het overzicht




Heb je vragen, opmerkingen, tips? Mail!
Wil je meer weten over mijn andere werk? Ga naar de homepage van mijn site



Tekstbureau Yvonne van Osch
Binnenkadijk 117, 1018 ZE Amsterdam
opschrift@tip.nl | 06-37313100