Mijn tweede volle dag en het lijkt zoals gewoonlijk wel een week. Ik
heb live-muziek in mijn kamer, vanaf de feeststraat, en het klink nog
leuk ook. Iemand zingt over My umbrella, en die hadden we vandaag in
Shkodër allemaal heel hard nodig, want het waren geen
zomerbuitjes die vielen, maar wanden van water kwamen naar
beneden, niemand kon ook maar een kant op, iedereen stond
tegen muren gedrukt onder luifels of bij terrassen, zelfs de auto's
stonden al toeterend bijna allemaal stil. Een man op een fiets kwam
langs
in een dik regenpak, haalde met zijn handen alle bladeren weg die op de
putten verzameld waren en zette de putten open, zodat het water weg kon
stromen, samen met stromen vuil en lege plastic flesjes.
De man die de
putdeksels komt optillen
Restaurant Malesia e Madhë
Ik was eerst naar Restaurant Malesia e Madhë gegaan, waar de
busjes naar het noorden vertrekken, om
te vragen hoe laat morgen de bus naar Vermosh zou gaan, mijn
volgende bestemming. Vermosh, zeiden de mannen die daar zaten, daar
gaat geen bus heen. Een schok, want ik
wist niet beter dan dat overal naartoe elke dag een bus of busje gaat
in dit land. Er kwam een mevrouw bij, Xhulie, die Engels sprak omdat ze
tien jaar in Amerika had gewoond (en toen weggestuurd werd) en zij
vertelde na overleg dat ik voor 50 euro een taxi kon
nemen en er dan voor 14 uur
moest zijn.
Ik voelde er weinig voor, dacht wel een andere oplossing te kunnen
vinden. Misschien kon ik in Dobraç vragen, zei Sheli, daar staan
de
busjes naar het noorden. Niet bij Malesia e Madhë, vroeg ik
nog, nee nee in Dobrac. Ik wachtte even op een volgende droogteperiode
van enkele minuten en toog op weg, maar in de wijk Rus aangekomen kon
ik echt niet verder vanwege de regen (inmiddels is de stroom weer
uitgevallen, alles is ineens stil en donker ook op straat).
Zoutpilaren
Ik had een
paraplu gekocht om verder te lopen als het zou regenen en mijn tas, die
ik om het stuur van mijn fiets gebonden had te beschermen, maar het was
te heftig, ik liep al te soppen in mijn nieuwe waterdichte
Meindl-schoenen, die
ik zelfs nog had gewaxd. Daar zaten en
stonden we allemaal, in winkeltjes, onder luifels en op terrassen. Er
waren ook de mensen die op een uitklapkrukje stapeltjes dingen zaten
te verkopen (vooral niet verkopen), die waren gewoon blijven zitten
onder een stuk plastic of zeil, als zoutpilaren. Er zijn er zoveel van.
Hoopjes uien of tomaten waar ze de hele dag achter zitten,
granaatappelen, tabak in de vorm van een vloerbrood. Waar leven
die mensen van? Net als al die winkels met tweedehands
kleding in de kleine straatjes parallel aan de hoofdader, de SH1, waar
je alleen maar mensen op hun telefoontje ziet kijken. Je snapt gewoon
niet hoe ze genoeg verdienen om de huur en
hun eten te kunnen betalen. Sociale voorzieningen zijn er ook
niet, de man die ik gisteren sprak, Gjin, kreeg een uitkering van
de staat zei hij, omdat hij vanwege schizofrenie niet kon werken, en
dat was 100
euro per maand. Zijn vrouw verdiende 400 euro in de fabriek. En zij
hadden nog drie opgroeiende kinderen ook. De meeste mensen die hier
leven krijgen geld dat hun kinderen of andere familie uit het
buitenland sturen, ik las het laatst nog in de Albanese krant.
Dobraç
Maar ik was onderweg naar Dobraç, en alles wat ik daar zag, even
voorbij het restaurant dat ik nu al twee keer heb genoemd en dat
dezelfde naam draagt als de streek noordelijk van hier, geen busjes. Ik
was echter wel al een klein beetje op weg naar een van mijn mogelijke
reisdoelen van vandaag, Gruemirë, waar de wijngaard is die met
hulp van drie Nederlanders tot levensvatbaar bedrijf gemaakt is en waar
ik over geschreven had. Ik fietste verder over die Rruga
Dobraçit, het
was een lekker weggetje met muurtjes en hekjes aan weerszijden,
daarachter bomen, akkers en velden en hier en daar een huis, een beetje
zoals de Via Appia, maar misschien niet zo vol historie en
heiligheid.
Begroeiing bij
Dobraç
Een hek gemaakt van auto
Hier en daar was het asfalt gebroken en in grint uit elkaar
gevallen, wat de plassen wat onvoorspelbaar maakten. Soms was
de hele breedte van het weggetje een plas en ik was bang om te vallen
niet zozeer voor mezelf maar omdat mijn telefoon dan onbruikbaar zou
worden (de hel!).
Er kwam net een vrouw het straatje op vanachter een hek en we stopten
allebei om te praten. Natuurlijk waar ik vandaan kwam en wat ik ging
doen. Wacht, zei ze, toen ik verder wilde gaan, en ze gaf me een appel,
zoals mensen hier altijd doen. Daarna stapte ze op en koerste ze zo
kalm en ontspannen door en langs de plassen dat ik besloot haar te
volgen. Een gekke situatie, twee langzaam
slalommende vrouwen ploegend door het water.
Je gelijk of je leven
Het klaarde wel langzaam op en ik zag de voet van de
Albanese Alpen ineens in zonlicht. Daar was het geheim van de
eeuwenoude stammenstrijden die zo hardnekkig zijn dat je je
afvraagt of mensen misschien meer van het hiernamaals verwachten dan
het leven dat gegeven is. Ik las in High Albania van Edith Durham op
wier schouders wij schrijvers over Albanië allemaal staan, dat
er in een koffiehuis een meningsverschil was ontstaan rond ik meen de
herkomst van een kogel en dat er toen na tien minuten twaalf mannen
dood op
de vloer lagen. Liever je leven verliezen dan je gelijk.
Vanzelfsprekend!
Een spoortje
Ik fietste nu richting de grote weg naar Koplik en zag een
fabrieksterrein met gigantische blokken marmer of steen. Hier en daar
kruiste ik ook een spoortje. Ik had die vrouw eerder verbaasd gevraagd
of er dan toch een trein ging en ze had gezegd nee, heel weinig. Hoe
vaak dan? Misschien een keer per maand,
had ze gezegd, tenminste dat begreep ik, një herë per muajt,
maar ik zag nu dat dat onmogelijk was, het hele spoor
was overwoekerd en verwoest, het was gewoon nooit opgeruimd
nadat het in onbruik was geraakt, waarschijnlijk ergens in de eindeloze
nadagen van het communistische regime.
Blokken steen uit de
teennagels van de Albanese Alpen
Ik was ongemerkt een van die mensen geworden die op de snelweg fietsen,
er was een smalle strook waar het mocht, auto’s raasden langs
me heen. Bij de grote rotonde van Grilë ben ik nog gaan vragen
of daar misschien minibusjes kwamen die naar Vermosh gingen en iemand
zei Natuurlijk, elke dag! maar dat
bleek toch niet waar toen ik het checkte bij het meisje van de
apotheek en de jongen van de tuintools, die notabene zelf een huis had
in Vermosh.
Kantina Mani
Dus maar naar het oosten daar op weg naar Kantina Mani, dat
ik eindelijk in volle glorie live zou zien. (Lees hier over het bouwen
van de fabriek en over de camperplaatsen) Het
was prachtig, en stil, je hoorde alleen vogels (vogels!) en het
klingelen
van schapenbellen. Er liep een mooi pad om de wijngaard heen,
aan een kant waren camperplaatsen gemaakt. Verder een heel robuust
stenen gebouw en bijgebouw met een heerlijke houten veranda waar
Fatjon, de wijnboer, gasten ontving. Ik kreeg meteen een fles en hapjes
van het huis, want ik was a friend of a friend.
Ontvangst bij Kantina
Mani, met Franse toeristen die al vijf maanden onderweg zijn
Water op de weg
Het smaakte geweldig, het voelde echt als een oase daar
en ik had er wel uren
willen zitten, maar ik moest ook nog terug, via de Ura en
Mesit, zo was mijn bedoeling, en je wist nooit wat er nog ging gebeuren.
Bij Hysaj, een paar kilometer naar het zuidoosten, werd het inderdaad
wat spannend, want daar
was geen plas die op de weg lag maar een regelrechte overstroming over
de weg heen. Je kon niet zien hoe diep het was en hoe sterk de
stroming, dus ik
besloot mijn schoenen aan het stuur te hangen en op blote voeten te
waden zodat ik zou voelen of het kon. Het viel mee, het water kwam tot
mijn kuiten en het was eigenlijk wel lekker de koelte te voelen in al
die zweterigheid, want dat had ik nog niet verteld, maar hier is het
gewoon zomers, als het niet regent.
Where are you from?
Toen ik een steen zocht om op te gaan zitten kwamen er een paar
kinderen naar me toe die allemaal vroegen Where are you from, een zin
die
ze kennelijk geleerd hadden. Het antwoord zei ze niets, ze hadden geen
idee waar Holland lag, of Duitsland of Denemarken, maar ze vonden
het prachtig deze vreemdeling met opgestroopte broek te zien in hun
dorp van drie huizen. Ergens in de bosjes was een man een paar geiten
aan het hoeden. Hij riep het meisje en gaf haar een granaatappel voor
mij. Goed Engels leren, zei ik tegen haar, dan kun je
later geld verdienen. Stel je toch eens voor, dacht
ik, dat dat gewoon lukt.
De overstroomde weg
De kinderen van Hysaj
Ura e Mesit
Ik fietste verder - steeds op Maps kijkend want het weggetje
splitste zich keer op keer - langs Ura e Mesit, de iconische Ottomaanse
brug waar eeuwen geleden de handelaren van beide kanten van de Kir
elkaar troffen, en langs de
fabrieken waar in
de communistische tijd schoenen werden gemaakt en nu geloof ik alleen
nog sigaretten, dan naar het hotel om mijn schoenen, sokken en
inlegzooltjes te drogen te leggen, wat nog niet erg is gelukt, en weer
de straat op, fiets
ingeleverd bij Edi die in elke zin zowel Duits als Engels als Albanees
sprak, (heel ongunstig voor mijn Albanese taalvaardigheid), en eten bij
Villa Bekteshi (nog steeds dezelfde ober, maar een nieuwe broek!)
De Ura e Mesit en een
oude vrouw in Shkodër
De oude schoenfabriek
Ondertussen weet ik nog niet hoe ik in Vermosh ga komen. Er was even
sprake van dat ik met Corien en Frank samen een auto zou huren, maar
dat bleek te voorbarig (ze hadden nog niet echt op de kaart
gekeken), dus ik denk dat ik morgen even een kosten-batenafweging ga
maken, mijn specialiteit.