Tani = nu, ketu = hier, ku = waar, me vonë = later, dua = ik
wil, nesër = morgen. Dat zijn de woorden die ik nodig heb. Dit
wil ik nu, waar zijn we hier, later wil ik zus en zo, of misschien wel
morgen. Ndoshta = misschien. Misschien ook niet. Is het ja of nee? Ik
vraag het soms drie keer. Po ose jo? Mensen waggelen met hun hoofd als
ze ja bedoelen. Jo, jo, jo, als je denkt ja, ja, ja, is nee! Mund? Kan
ik? A mund të bey foto? Kan ik een foto maken. Jo jo jo. Mund?
Jo! Nee? Jo! Jullie zien, ik zit er lekker in.
Zondag van Elbasan naar Pogradec, bij het meer van Ohrid.
Daniel bracht me naar het busstation, samen met zijn vriendin. Het gaf
niet zei hij, het was de auto van de zaak. De oostelijke busterminal
was leeg, zelfs tot zijn verbazing. Iets met een nieuwe weg. Bellen
bellen, en toen had hij afgesproken dat er een bus voor me zou stoppen
bij een tankstation, over 20 minuten, drink maar een koffie. De man van
het tankstation veegde mijn flesje water helemaal af met servetten, jo
jo jo schreeuwde hij in mijn oor toen er een bus stopte en ik erheen
wilde snellen. Dat was niet de goede. Welke dan? Ik bleef er staan en
de ene na de andere reed voorbij. Tot ik mijn hand opstak, toen stopte
er direct een. Een klein busje met een grote bos takken op het dak.
Dit
was de bestuurder, en zijn vrouw?
Ik reed mee tot Librazhd, daar wilde ik informeren waar je moest wezen
om te raften. Niemand begreep er iets van, dus toen er weer een bus
langsreed, stak ik mijn hand op en stapte in. Ik zat helemaal tegen het
raam geplakt, zo mooi was het. Bergen en de rivier, mensen op het land,
af en toe de vergeten spoorbaan, soms met een koe eraan, aan een touw.
Voorbij Përrenjas gingen we steil omhoog de bergen in, ik
begreep niet hoe het kon met zo'n oude bus, naar Shafë
Tanë, de pas waar je kunt afslaan naar Macedonië.
Toen ik het meer van Ohrid zag, leek het wel een fata morgana, er hing
een soort ijle nevel boven. Ik zag Lin, allemaal zoals op Google Earth
(het bestond echt!), met de landtong in het meer, aan
één kant bewoond. De visuele helft van de reis
had ik al gemaakt, nu had ik de muziek erbij (Alba-rock, Alba-hazes of
Alba-amalia), de geuren, het schudden van de bus. En het contact met de
mensen, toch wel het meest bepalende wat mij betreft.
Onderweg
van Elbasan naar Pogradec
Het
Ohridmeer
Schitterend was het, ik bleef maar foto's maken, voelde me
weer net als toen we ruim dertig jaar geleden op wereldreis waren,
alles was nieuw. Even dacht ik dat ik er ook nog hetzelfde uitzag,
omdat mensen hier op me reageren zoals toen. Bijna toch wel hoor,
alleen tien vijftien kilo zwaarder, grijs en het vlees dat ik toen op
mijn wangen had hangt nu onder mijn kin. Wie let daarop?
Bij het begin van Pogradec stapte ik uit, om na 200 meter spontaan
tegen mijn hotel aan te lopen, Sigal. De bar bij de receptie zag er
afschuwlijk kaal en donker uit, maar de kamer was een grote verrassing,
en het sanitair ook, stijlvol en degelijk, alles werkte en niets
ontbrak, er was zelfs een bedlampje (tot nu toe moest ik bijna een
zonnebril op als ik het licht aan had in mijn kamer) en de wifi deed
het gewoon! Kon niet beter.
Ik ging meteen weer naar buiten en liep langs het meer, dat
er werkelijk prachtig uitzag in het licht van de middag. Je
zou verwachten dat de diepte van 300 meter op het diepste punt
een soort turbulentie met zich mee zou brengen, maar daar was niets van
te zien, het water was mysterieus en kalm, een spiegel van de
strakblauwe hemel. Aan alle oevers zag ik bergen achter elkaar oprijzen
in alle tinten blauwgrijs. De sfeer op de boulevard was zoals het meer,
ontspannen, bijna ingetogen, een verademing moet ik zeggen na al die
dagen in de stad. Groepjes oude mannen, allemaal met hoed of pet, zaten
onder afdakjes domino te spelen, kinderen draaiden rond op minipaardjes
op minicarousselletjes in minipretparkjes, het was allemaal van een
ontroerende eenvoud.
Bij
het meer
Domino
Die middag maakte ik wel iets mee waar ik nog steeds aan denk. Ik liep
door de straatjes en kwam bij de markt, die
zich als een olievlek uitspreidt over de straten van een complete wijk
dwars door de koele loodsen tussen de zijstraten van die straten,
gevuld met kramen en tafeltjes waar mensen hun spullen hebben
uitgestald: van plastic speelgoed, kleren, schoenen en sloffen, kaas,
noten, vruchten, groenten en fruit tot zakjes vis vers uit het meer, en
dan allemaal heel veel van hetzelfde naast elkaar met veel meer mensen
die iets willen verkopen dan mensen die iets willen kopen...
maar enfin, het was een uur of vier denk ik, het liep een beetje op
zijn einde, sommige mensen waren al aan het opruimen en overal lag
rotzooi en viezigheid. Aan de rand van een tuin met een ijzeren
omheining stond een vrouw kleren in dozen te proppen, vlak naast drie
van die grote grijze containers, helemaal vol met vuil. En daar hoorde
ik een heel hard gepiep. Jonge vogels dacht ik eerst, maar het klonk
niet gezellig, het klonk als heftige nood. Niet mee bemoeien zei ik bij
mezelf maar na een half uur kwam ik er weer voorbij en kon ik het niet
laten te gaan kijken. De vrouw wees me aan waar het geluid vandaan
kwam: uit een doos die in de volle zon achter een van de containers
stond. En daar ontwaardde ik tussen plastic zakken en kranten een stuk
of vier vijf piepjonge katjes. Ze waren zo klein dat ik er wel twee in
één hand vast zou kunnen houden. En ze waren
duidelijk in nood. Zweterig en ten einde raad probeerden ze met hun
laatste krachten tegen de wand van de doos op te kruipen. Ik moest
bijna overgeven toen ik het zag. De vrouw had er ook moeite mee, gaf ze
aan. Ik kon maar niet begrijpen dat ze zelfs niet op het idee gekomen
was de doos tenminste in de schaduw te zetten. Toen ik dat deed, werd
het piepen meteen minder. Verder wist ik niet wat ik moest doen. Ze
waren sowieso kansloos, in Albanië worden katten zover ik weet
niet als huisdier gehouden, je ziet weleens van die doodzieke
scharminkels tussen het vuil scharrelen, dat zijn er dan een paar die
het hebben overleefd, maar wat voor leven, net als al die straathonden,
die overigens geen vlieg kwaad doen en door de mensen ook totaal met
rust worden gelaten, je denkt soms dat ze beter uit hun lijden verlost
zouden kunnen worden. Wat zou Anita doen vroeg ik mij af, mijn vriendin
de dierenvriend. Ze zou ze nooit alleen gelaten hebben, wist ik zeker,
maar ja ik was haar niet. Ik dacht dat ik de katjes het beste in een
zak zou kunnen doen en verstikken... dat was het meest humaan geweest,
maar dat durfde ik natuurlijk niet. Uiteindelijk liep ik weg. Ze gaan
vanzelf dood dacht ik, straks komt de vuilniswagen, dan worden ze
vermalen. Dit gebeurt elke dag, het zijn de harde wetten van de natuur,
kom op weekdier... maar als ik eraan denk, hoor ik nog steeds dat
piepen, en het appel.
Cosa dovremmo fare?
Gisteren een avontuur in de serie de gevaarlijkste wegen van Europa en
alleen op de wereld (relatief dan). Ik wilde naar het Selca Plateau
voor de Illyrische tombes van de koning van de Dassareten, volgens mij
een van de meest mysterieuze vondsten uit de tijd van de eerste
Albanezen, met pilaren die half uit de rotsen zijn uitgehakt. Uit het
boek van Gloyer had ik onthouden dat je over een redelijke weg in de
buurt kon komen om vervolgens een half uur te klimmen. Ik had ook in
mijn hoofd dat er regelmatig bussen uit Pogradec zouden gaan. Inderdaad
ging er een bus naar dichtbij Selca, zo bleek toen ik op het station
aankwam en verschillende chauffeurs, allemaal privaat volgens mij, op
me af renden. Hij ging zelfs nog vrij snel ook, dus ik dacht dat het om
een frequente lijn ging.
Het
busstation
Na vertrek ging de bus tot mijn verbazing naar het
noorden, langs het meer, langs Lin, de pas van Thanë. Hij
sloeg af bij Uranë, zag ik toen, en vervolgens begon
hij waanzinnig te klimmen over smalle, rotsige weggetjes langs spleten
en ravijnen. We schudden met zijn allen als gekken heen en
weer, en ik zag zelfs de jongste knullen zich vastgrijpen aan
de stoelen omdat ze het eng vonden. Ik was zelf licht ongerust maar
vond het ook wel mooi. En ongelooflijk. Zou die chauffeur telkens
opnieuw zijn leven wagen, vroeg ik me af. Hoe waardeerden ze dan dat
leven?
Gollik, zag ik op een bordje. Ik keek op mijn kaart en zag dat we weer
anders reden dan ik had gedacht. In plaats van de weg die op
mijn kaart geel was, langs Proptisht, hadden we het kleine
grijze streepje door de bergen. Bij elk huis zo'n beetje stapten mensen
uit, meteen een hekje door met een ezelf of paard erachter, of via een
stoffig paadje ergens de diepte in. Het viel me wel op dat ze overal
aan het bouwen waren, in de lagergelegen stukken waren bulldozers aan
het werk op afgravingen met grote structuren en stukken beton. Een
vierbaansweg, bleek later.
Het
stukje kaart met Pogradec, Lin en Selca
Waar ik was, was het anders. Kaal en verlaten. Op een zeker moment
meende ik een bordje te zien dat naar iets historisch' wees. Ik had
gedacht dat de chauffeur me wel zou waarschuwen, hij wist waar ik heen
wilde. Een paar honderd meter verder stopte het busje en stapten de
laatste mensen uit. Het bleek het eindpunt, ook aan het einde van de
wereld, althans in Albanië. Selca, Selca? vroeg ik.
Niemand sprak een woord van een andere taal. Ze begonnen naar boven te
wijzen. Gewoon naar boven lopen en linksaf, dan kwam ik er vanzelf. En
de autobus, vroeg ik, cfare ora? Hoe laat? Autobus?
De chauffeur begon met zijn vinger te zwaaien. Niet vandaag, zei hij.
Morgen. Nesër. Daarheen daarheen, riepen de mannetjes, naar
boven wijzend, Selca. Dachten ze dan dat ik daar zou gaan slapen? Ik
wist
het niet, het leek me raar om meteen weer in te stappen, dus begon ik
maar stom naar boven te lopen. Toen zag ik het busje draaien en
wegrijden. Stop, riep ik nog, beseffend wat er gebeurde, maar hij
verdween.
Het
Selca plateau, waar ik
nooit ben gekomen
Daar stond ik, helemaal alleen op een stoffige weg in de bergen. Dit
was de eerste keer dat ik bang was in Albanië,
de schrik was me om het hart geslagen. Hoe kon ik toch zo stom zijn?
Waar moest ik heen en wie zou me helpen als er iets gebeurde? In plaats
van naar boven te lopen, begon ik naar beneden te rennen, de twee oude
mannen achterna. Maar ze waren verdwenen in de diepte. Daar was wel een
dorpje. Ik had eerst naar Selca kunnen gaan en vervolgens kunnen kijken
hoe ik terug kon komen, maar ik kon alleen maar denken aan terug en weg
en veilig. Het dorpje was schitterend, pure bukolische folklore.
Het deed me denken - dacht ik achteraf, niet toen - aan een dorpje in
de Picos, Bulnes heet het geloof ik, half in de rotsen gebouwd en je
kunt er alleen te voet komen.
Bij het eerste huis keek ik door een
houten poortje, recht in een heel lief gezicht met bruine ogen. Een
vrouw van een jaar of zeventig dacht ik (bleek zestig te zijn), ze deed
de poort open en keek me vriendelijk, vol belangstelling
en zonder enige achterdocht aan. Ik werd er meteen wat kalmer van. Ik
probeerde mijn beste Albanees, terwijl er langzaam wat meer mensen op
het plaatsje verschenen, en tot mijn verrassing
kwam er toen een man naar buiten die Italiaans bleek te spreken. De
zoon van de vrouw. Ho avuto paura, zei ik meteen. Waar dat nou weer
vandaan kwam? Het was een schot in de roos. Ik moest binnen komen,
speciaal voor de gelegenheid werden er twee keukenstoelen in de entree
gezet, daar mochten de man en ik op zitten. Er kwam een butagasje
tevoorschijn voor de koffie, een jongetje rende weg met een munt om in
een winkeltje een paar sigaretten te halen, oma was op de grond gaan
zitten, aan mijn voeten (!). Calme, calme, zei de man, ik hoefde
nergens bang voor te zijn. Het was zo ontzettend lief, ik zal het nooit
vergeten. Ook dat gevoel niet van verlatenheid en angst daar
op
dat stoffige pad in de bergen. Ik heb vaker die situaties gehad in mijn
leven, maar niet vaak zo'n angst. Toch de leeftijd?
Maar goed, wat te doen? De zoon, Martin, wilde wel met me mee naar
Selca, maar ik moest er dan niet op rekenen die dag nog terug naar
Pogradec te kunnen. Als ik bij hun wilde blijven... geen enkel
probleem, zo lang als ik wilde, hun huis was mijn huis. Bedankt, zei
ik, heel heel heel sympatico, maar ik wil terug naar Pogradec. Het deed
wel een beetje pijn, zag ik, maar ik zag het niet zitten zonder wifi,
Jet zou
te ongerust zijn als ze niets van me zou horen, en de rest van de dag
mensen aan mijn voeten... ehm.
Martin peinsde en ik wist zeker dat hij iets zou bedenken waar ik mee
kon leven. Uiteindelijk, na wat kersen en foto's, begonnen we te
lopen, naar beneden over een stoffig stenen pad, eerst door het
pittoreske dorpje in de rotsen, dat Kriscovë bleek te heten,
toen over een breder pad, een half uur drie kwartier denk ik, tot
Proptisht, dat aan de in mijn kaart geel gemarkeerde weg lag.
De
familie in Kriscovë
Opa
en oma
Onderweg
vertelde Martin me zijn levensverhaal. Hij en zijn vrouw Irma, ook zo'n
lieverd, waren allebei in Kriscovë geboren. Hij had twee jaar
in Italië gewerkt en geld verdiend, toen de kinderen nog
kleiner waren - ze waren nu een jaar of zeven en twaalf denk ik - maar
hij had zijn familie zo gemist. Un piacere, zei hij, de familie. Maar
het leven hier... Cosa dovremmo fare? Wat moeten we doen? Voor jou is
dit
een schilderachtig dorpje, zei hij, voor ons is het een gevangenis.
Waar moet je heen als je iets hebt? Welke toekomst geef ik mijn
kinderen? Als ik met de familie naar Nederland kon komen, zei
hij, zou ik het zonder enige aarzeling doen. Hij werkte ook aan de weg,
kon vrachtwagens besturen, niet dagelijks geloof ik, maar als er
gelegenheid was. Dan verdiende hij tien euro voor een hele dag. Dat
verdienen jullie in een uur, zei hij. Ik zei maar niet dat dat nog erg
aan de lage kant was. Met dat tientje moest hij zijn gezin, maar ook
zijn ouders onderhouden en zijn jongere broer, die acteur wilde worden
(die was op een zeker moment ook aan komen zetten met een extreem
zweterige hand en een tekst van Mollière, ik vond dat wel
heel bijzonder daar in de bergen, hij wilde niet op de foto). Cosa
posso fare? Ik begrijp het ik begrijp het, zei ik maar de hele tijd,
wist niets beters, voelde me erg lullig en onthand.
Via een riviertje
met een ingezakte brug erover - ik zag daar een bordje naar de Selca
tombes, dat was dan wel veel langer lopen dan een half uur vanaf de weg
- kwamen we bij het gehuchtje Poprisht. Ik zag dat de weg daar in
plaats van beter nog slechter was dan boven, de kleur op de kaart zei
dus eigenlijk niets.
Wordt het verhaal langdradig lezers? Ik ben bijna klaar hoor. Nu is het
wachten op een auto, zei Martin. Van Përrenjas naar Pogradec
is geen probleem. Het probleem is van hier naar Përrenjas. We
zaten op een terrasje naar de weg te kijken, waar alleen af en toe een
herder met een koe voorbijkwam, een man met een kip in een zak op een
brommer, en wat verdwaald werkverkeer. Gek genoeg was er wel een
hotelletje daar op die driespong. Irma belde, ik hoorde haar
schreeuwen. Zou ze toch kwaad op Martin geworden zijn dat hij met me
mee was gegaan? Nee, ze had voorgesteld haar broer met een motor te
sturen als er niemand zou komen om me mee te nemen. Dat leek me wel
wat, alleen supergevaarlijk met al dat losliggende steen. Op dat moment
reed er een zwarte Mercedes voorbij met een jonge knul met zonnenbril
erin. Martin floot en hij stopte. Voor duizend wilde hij me wel naar
Përrenjas brengen. Ga je mee dan, vroeg ik, want de jongen zag
er
uit als maffia.
Als je wilt ga ik mee, zei hij. Maar hij is oké, ik ken hem.
Ik gaf Martin ook duizend lek voor zijn hulp en nam afscheid met
een dankbaar en warm gevoel. De jongen in de auto, heel jong,
misschien 25, en
heel cool, stoel achterover, zonnebril op, constant bellend, keihard
scheurend als de staat van de weg het ook maar enigszins toeliet, was
inderdaad oké, hij stopte zelfs om me de Ottomaanse burg Ura
en Golikul te laten zien, om me een slokje water te laten nemen (wat
niet ging door al dat schudden) en om
een boerin mee te nemen die langs de weg stond te wachten. Die vrouw
zette hele grote ogen op, zag ik nog, toen ik in
Përrenjas werd 'overgedragen' en ik hem de afgesproken 1000
lek
gaf (8 euro). Dat
verdiende zij waarschijnlijk nog niet in een week. Ik schaamde me ook
wel een
beetje maar wat moest ik doen?
Kriscove
en Proptisht
Wijn
van het huis in het huis van de
dichter
Het was me wat, een klassieke stommiteit die niet brengt wat ik zocht
maar wel iets anders dat ik toch als waardevol zie. Je zoekt zilver en
vindt goud. Er zat trouwens goud in die berg, zei Martin, soms kwamen
er mensen om het te zoeken. Waarom jij niet, vroeg ik, maar zijn
antwoord heb ik niet begrepen.
's Avonds at ik in restaurant Poradeci, op een laag bankje met een
schapenvacht, Turkse ornamenten en antieke foto's aan de muur. Heel
charmant en authentiek, maar de kaart was zo verkreukeld en de ober,
hoewel hij
heel goed Engels sprak, keek zo wazig uit zijn ogen dat ik geen vlees
durfde te nemen
(weet niet of het een goede reden is, ik volgde mijn
intuïtie), nam maar weer een
salade en een wijn. Die wijn, heel gek, smaakte een beetje naar eend,
en ik vond hem echt verrukkelijk. Ik vroeg waar hij vandaan kwam. Van
het huis, zei de jongen. Huis, hoe dan, heb je druiven in de tuin? Hoe
heet de druif? Dat wist hij niet, het was land van de familie. Weet je
wat je moet doen, zei ik, aangezien het restaurant en de jongen ondanks
de authenticiteit toch wel een wat verlopen indruk maakten, je moet met
de toeristeninformatie gaan praten en wijnproeverijen organiseren op
het landgoed, dat vinden toeristen geweldig. Die wijn is fantastisch.
Thank you, thank you, zei hij, wazig lachend. Toen zag ik een oude man
zitten in een donker zijkamertje. Hallo riep ik enthousiast, ik
probeerde met hem een praatje aan te knopen, wat lukte via het
aanwijzen van mensen op de foto's. Ik had gelezen over de dichter
Poradeci hier uit Pogradec, die in de diaspora niets anders had gedaan
dan zijn geboortestad bezingen (hij stierf in armoede in 1987). Ik had
me al afgevraagd of dit
restaurant iets met hem te maken had. En dat bleek zo te zijn! Hij had
in dit huis gewoond en was, als ik het goed begrepen heb, een oom van
de oude man. Ik werd
er heel enthousiast van. In het huis van de dichter.
Dat was
gisteravond, daarna heb ik nog gewandeld en een biertje gedronken op
het terras van hotel Enkelana, en alle appjes beantwoord naar
aanleiding van mijn blog. Dat was leuk om te doen, ik zag de actie voor
me als een soort koker van nuchtere Nederlandse intimiteit, voor zover
geen contradictie, in de zweterige, exotische gebeurtenissen van de dag.
Terug in het hotel wilde ik aan mijn blog gaan werken, dit hele
verhaal, toen ik een melding van Dropbox kreeg, dat mijn ruimte op was
en ik
moest upgraden voor 99 dollar per jaar, voor één
terrabite. Een hele tijd lukte het niet, ik kreeg het er bloedheet van,
zie je wel, dacht ik, hier is dat addertje onder het gras, maar rustig
blijven, en toen lukte het toch. En gelukkig lieve lezers, want anders
hadden jullie dit allemaal moeten missen.. stel je voor. Dropbox is nu
trouwens nog
bezig alle foto's te uploaden die ik gisteren van mijn camera en
telefoon op de pc heb gezet, op een zeker moment zag ik staan 72 hrs
left. Nu nog maar 3 hrs. Ik snap niet hoe het werkt, heeft Dropbox ook
toegang als de pc uit staat.
Houtsnijder Icka
Anyway, ik vind het een groot avontuur, heel Albanië. En
geloof
het of niet, ik ben
de hele ochtend met deze aflevering bezig geweest, dus ik hoop dat je
er plezier van hebt gehad. Ik blijf hier nog twee dagen, dus er komt
waarschijnlijk nog meer. Blijf lezen!
Woensdag,
30 mei 2018 Naar
Macedonië
De eerste verbazing van vandaag: een dame van het postkantoor die alle
postzegels voor me likt - met veel consumptie - en op de kaarten plakt.
Waar ik bij sta. Tweede verbazing: in het verstofte museum van Pogradec
werkt een vrouw die 1) Engels spreekt en 2) álles weet. Van
de
collectie, of wat ervan over is na de plunderingen van
1997, van
de geschiedenis van Albanië en Pogradec, en van de lokale en
landelijke politiek. Ze vertelt over de megalomanie van de communisten.
In 1920 werd in deze streek al ijzer en nikkel gewonnen, de
communisten bouwden enorme fabrieken om de mijnen heen. Maar ze hadden
niet de menselijke en intellectuele capaciteit, zegt ze, om er ook echt
iets goeds mee te doen. Van het grote leegstaande en totaal vervallen
gebouw dat hier aan de overkant van de straat staat, vertelt ze
dat koning Zog hier een koffie dronk toen de Italianen
binnenvielen.
Het
oude hotel
De communisten
confisceerden het gebouw na de oorlog en nu kunnen de verschillende
partijen die claimen eigendomsrechten te hebben het niet eens worden
over een nieuwe bestemming. Dus staat het maar te vervallen. Ze
vertelde dat de zoon van Zog in 1979 geprobeerd heeft een staatsgreep
te plegen en dat zijn kleinzoon adviseur was van de president, wat ze
een grote paradox vond. De hele term royal vond ze trouwens ongepast.
Een koning
die zichzelf tot koning uitroept is geen koning. En goud in de berg van
Selca, wat Martin had gezegd, dat klopt niet. Mensen denken dat als ze
archeologen zien graven. Het echte goud, zegt ze, is het monument.
Ik sta uren met Froseda te praten en dan spreken we af dat ik
over een paar weken samen met Jet (mijn vriendin) en haar naar Selca
ga. Een herkansing, met een gids.
Bunker
bij een school in
Pogradec
Bunker
bij Tushemisht
Derde verbazing: de jongen bij wie ik gisteren een fiets had
gereserveerd zit er trouw mee te wachten al ben ik uren te laat. Hij
heeft het zadel wat hoger gezet, maar niet hoog genoeg. En deze jongen,
die fietsen verhuurt, heeft geen Engelse sleutel, hij moet er een stuk
voor fietsen. Ik ga zelf wel, geef ik aan, waar is het? Een klein
jongetje wordt erop uitgestuurd, hij moet voor me uitfietsen, straten
en stegen door, op een onnavolgbare manier, keihard fietsend en dan
weer keihard remmend, rechts op de weg, links op de weg,
levensgevaarlijk. Mijn zadel is prima, maar het eerste wat ik doe is op
de markt een Engelse sleutel kopen, voor die jongen. Oei, denk ik, wel
250 lek. Zo snel pas je je aan. Ik moet denken aan Maud
en mij op Bali, dat we riepen: wat! Vijf cent voor een banaan, zijn ze
gek geworden!
Bij
Vila Arte en aan het water
Taxi
Met een paar tussenstops fiets ik naar de grens met
Macedonië, waar ik gisteren ook al heb gestaan maar toen
zonder
paspoort. De vierde en grootste verbazing volgt daar: een auto
stopt, een man stapt uit en geeft de douanier een slof sigaretten, ik
geloof overigens wel voor geld. De douanier legt de sigaretten weg en
loopt naar de auto toe, waar een collega net de kofferbak heeft
geopend. Drie andere inzittenden staan erbij. Ik knipper met mijn ogen,
zie ik het goed? De kofferbak zit vol met baksteenvormige stukken grijs
spul, je zou zeggen klei, als de mannen eruit zouden zien als
pottenbakkers, maar dat doen ze niet. Ben ik hier nou getuige van een
oogluikend gedoogde smokkel van 3 a 400 kilo hash? Ik zou echt niet
weten wat het anders was...
Camping
in het groen
Ik ben naar
Macedonië gegaan voor het klooster van Sveti
Naum, een middeleeuwse heilige. Een
paar
kilometer over de grens zie ik een ander,
kleiner klooster net naast de weg, erg mooi. Het blijkt de kerk gewijd
aan Sveti (heilige) Atanasie Veliki te zijn, met een aantal
verblijfsplaatsen. Een vrouwtje dat heel geconcentreerd iets zit te
schillen wil het me wel laten zien. Het duurt 10 minuten voor ze het
slot open heeft en dan stroomt het felle blauw van frisse nieuwe
fresco's over mijn netvlies heen. De vloer is ook
prachtig, kleine
estrikken in ruiten van keien. De vrouw slaat het ene
kruis na het andere en lijkt terwijl ze alle heiligen aanwijst en bij
naam noemt zelf langzaam in
extase te komen. Op een gegeven moment knielt ze om de voeten van een
heilige te kussen en vervolgens.... begint ze te huilen. Van pijn,
vraag ik op goed geluk in het Pools, want dat lijkt er wat op te
lijken. Nee nee geen pijn. Het is de
verering. Of ik katholiek ben, vraagt ze huilend. Ik zeg maar ja om
teleurstelling te voorkomen, en
dan begint ze nog harder te huilen.
Het klooster van Sveti Naum is mooi, van buiten rond en
vriendelijk, grijs en lichtoranje van kleur, van binnen vol zeer oude
fresco's en het graf van de heilige van wie je volgens de
legende zijn hartslag nog kan horen als je je oor op het graf legt. De
kerk is onderdeel van een uitgestrekt complex, waarin het
toerisme volgens mij een steeds belangrijker rol heeft, met
restaurants, huurbootjes en een lint van kraampjes met sieraden
en dolken, met boten en watertaxi's en rondom tuinen. Daar wordt net
een bruidsreprtage gemaakt, ik
had het bruidspaar al gezien bij de grens, in een zwarte Mercedes, en
helemaal niet blij, ik zag dat er nu nog steeds geen lachje af kon, je
vroeg je af waarom ze elkaar het jawoord zouden geven. Veel pauwen ook
daar, met waarschuwingingen dat ze jou en je kinderen kunnen
beschadigen. En een bord Bootje
huren naar de bronnen (sic!). Ik meen
inderdaad een oververtegenwoordiging van Hollanders te bespeuren, op
dagtocht uit Macedonië, met de boot.
Het
klooster van Sveti Naum
Het
dolgelukkige
bruidspaar
Tot slot vanavond nog iets geweldigs. Een ontmoeting met Taso,
alias
van Anastas Kostandini, een van de beroemdste
schilders van
Albanië. Hij woont en werkt in Pogradec en stelt zijn atelier
open
voor wie maar langs wil komen. Hij ontvangt me heel
vriendelijk en
open, zijn vrouw is op een balkon bezig met plantjes, heel huiselijk,
ik hoor Mozart, het is een oase van beschaving moet
ik toegeven,
na al die getatoeëerde, verveelde niet al te pienter ogende
mannen
met slechte gebitten die ik hier tegekom. In een kleine ruimte
bij
zijn atelier heeft hij een paar honderd werken staan en hangen.
Olieverfschilderijen, aquarel en pastel, lino's en gravures, van
landschappen, portretten en voorstellingen van
legendes. Kleurrijk
vooral, erg divers en lekker om naar te kijken. Al snel kom ik erachter
dat het werkelijk maar een fractie is van wat hij heeft gemaakt. I want
to tell you something else, zegt hij steeds (hij bedoelt show, maar met
dat showen vertelt hij natuurlijk ook iets), dan gaat er weer een deur
open en zijn we een ruimte verder. Hij is net twee weken in Parijs
geweest waar zijn dochter woont, vertelt hij. Dan jeuken je handen
zeker om weer te schilderen, vraag ik. Hoe naïef kan ik zijn?
Hij
laat zien wat hij in de afgelopen twee weken gemaakt heeft: drie vier
tekeningen en schilderijen per dag, van kerken, straatbeelden,
Montmartre, zijn dochter, Normandië. Ik maak een foto van een
schetsboekje. Dat ontroert me altijd, zeg ik, dan gaat er een kast open
en zie ik er zeker vijftig staan, allemaal vol, en de ene tekening nog
mooier dan de ander. Ik ben diep onder de indruk. We hebben het ook
over Poradeci en Kuteli, door wier poëzie hij zich laat
inspireren, we zijn inmiddels op de eerste verdieping van het huis
gekomen, van onder tot boven vol kunst en daar zie ik het schilderij
dat ik ook in het museum zag, met Lasgush Poradeci, hij heeft er een
aantal van gemaakt. Veel schilderijen daar op de trap uit de
communistische tijd. Hij is van 1954 dus de meeste tijd van zijn leven,
nog steeds, schilderde hij onder de communisten. Een commissie
beoordeelde of zijn werk geschikt was, soms moest hij stukken
verbranden. Hij wil er heel veel over zeggen, maar woorden schieten hem
te kort. Het was een heel zware tijd, net als in 1997 toen overal
plunderingen uitbraken en Albanië op de rand van een
burgeroorlog
balanceerde, maar ook interessant, laat hij weten. Hij geeft me een
boek mee als ik wegga, met zijn werk, en schrijft er nog wat in ook.
Ivone, lees ik. Op straat loop ik te bladeren, het is gek hoe iemands
werk aan zoveel andere werken doen denken, en uiteindelijk toch
herkenbaar is als van één persoon. Dat zit in de
beweging
van de mensen, iets hoekigs en vloeiend tegelijk. Ik vond het een heel
mooie ontmoeting, ben heel blij. Misschien kan ik hem naar Amsterdam
halen, denk ik even, dat zou wat zijn. Met dat verhaal van het
artistieke juk erbij.
Schilderij
van Taso uit 2013
Het is inmiddels donderdag 31 mei en vandaag ga ik naar
Durrës,
aan de kust, in afwachting van Jet, want die komt! Ik
wil via Gramsh, moet dan eerst naar Korcë, het zal een hele
reis
zijn, dus ik ben vroeg opgestaan om dit te uploaden. Dank voor
jullie
aandacht lieve
lezers en laat weten wat je van mijn verhalen vindt.