logo albanieblog


19 Kukës


Maandag, 23 september 2018
Met een laatste knikje richting kraan nam ik afscheid van hotel Samedi in Shëngjin (ik herinner me een uitspraak uit de Travel Survival Kit van China 1984. ..... avoid it, dat zou ik willen zeggen over Shëngjin), liep naar buiten en hield het busje aan, zo snel kan het gaan. Vanaf Lezhë naar het knooppunt Milot ging ook prima, ik zat naast een man die in Koblenz woonde, we waren binnen één minuut druk in gesprek over de politiek. Hij had vertrouwen in de vetting maar dacht dat het lang zou duren, want ik Albanië, zei hij, is iedereen corrupt, van de minister-president tot de verpleegkundigen in het ziekenhuis, iedereen zou aan de beurt moeten komen. Hij sprak in prachtige metaforen: ze zitten aan dezelfde tafel, een slang die niet in zijn eigen staart bijt, ik wou dat ik langer met hem had kunnen spreken, op het gevaar af trouwens dat ik er helemaal geen wijs meer uit kan, want zoals zo vaak: hoe meer je weet, hoe meer je je realiseert hoeveel er nog te weten valt, en de waarheid kent vele gedaanten, om het filosofisch uit te drukken.


onderweg
De heuvels bij Rrëshen

onderweg


In Milot begint de snelweg naar Kukës, of liever gezegd eindigt de snelweg uit Kosovo. Ik moest hier de weg die ik verliet oversteken, een stuk lopen en voorbij de oprit van de snelweg gaan staan wachten op de bus. Er stonden daar een aantal mensen waaronder een islamitisch stel van wie de vrouw in niqaab, totaal bedekt, ze had zelfs handschoenen aan. Je kon op een of andere manier zien dat ze pas getrouwd waren, het stel (ik weet niet wat dat is, die trouwring (van de man in dit geval) lijkt een soort trofee, nog helemaal glimmend, opzichtig), ze waren verliefd, wat zich bij gebrek aan andere mogelijkheden ter plaatse uitte in een voortdurend beuken, duwen en stompen, ja de wegen van de liefde... Ze hadden een klein poesje bij zich, dat ze achterin de bus zette. Het duurde niet lang of het dier begon te piepen, steeds luider, tot de jongen naast mij wees: daar zat hij, met zijn kopje boven de bank. Even later lag hij te slapen op de been van de jongen.


poesje
Het bange poesje

eigneaar


Het was anders, onderweg, heel veel grintverwerking langs de rivier, rode aarde, een groenere begroeiing. Heuvelachtig, met daarachter de eeuwige bergen. Hè, dacht ik even, na zo'n anderhalf uur, heb ik iets gemist? Het leek of we bij een grens waren. Maar het waren tolpoortjes, nu wist ik het weer, voor de snelweg. De bevolking van Kukës was woedend, dat ze moesten betalen, ze hadden geprotesteerd, gedemonstreerd, gepleit en gesmeekt, de poortjes afgefikt, maar het was toch gebeurd. Ik kan me hun woede voorstellen zeker als ik bedenk dat de autoriteiten sowieso de helft van alle investeringen en subsidies opstrijken. Dat is trouwens wel een dingetje op dit moment: ik ben een beetje gedeprimeerd van het reizen in Albanië, al die dingen die niet deugen maar waarin je voorlopig geen verbetering ziet, geroerd ook wel, door het optimisme van veel wat jongere mensen en de pogingen er tegen de verdrukking in iets van te maken. Wat ik denk is dat de meesten hier minstens twee lagen hebben: de sociaal wenselijke, die vriendelijk is en wat afwachtend, en de diepere, die triest is, en vol kwaadheid.


tolpoortjes
De gewraakte tolpoortjes bij Kukës


In Kukës was ik ook al geweest met mijn vriendinnen, ik herinnerde me een superongezellig restaurant en de zoektocht naar Hotel Amerika, gevolgd door ons besluit niet naar Peshkopi te gaan maar naar de kust. Nu zag ik het stadje toch weer anders, de hoofdweg was eigenlijk een gemoedelijk straatje, met vooral agrarische benodigdheden, tot en met pesticiden in vrolijke witte zakken en vlijmscherpe zeisbladen. In een grote ketel werd iets gebrand, ik weet niet wat. Mijn hotel bleek aan de rand van de stad te liggen, in het noordoosten. Het was slecht aangegeven op maps, ik liep veel verder dan nodig was, en toen ik het eindelijk gevonden had, bleek het eerder een soort oudemannenhuis te zijn: doorgezakte banken met kranten en kleden erop en golvend zeil in een gemeenschapsruimte, het lijkt iets universeels. Ik moest maar liefst vijf euro per nacht afrekenen, de receptionist leek bijna te willen zeggen laat maar zitten het is al zo raar dat je hier komt. Maar de kamer was best leuk: drie ledikanten met kleurige lakens en kleurige dekens (ha, dacht ik, dekens! dan wordt het hier zeker koud straks, leek me echt fantastisch). Als ik wilde douchen, moest ik de stekker uit de boiler halen. Pardon? Ik herhaalde het een paar keer, met gebaren: stekker eruit, douche aan. Hoe dan?? En als er water in het stopcontact komt? Nee laat maar. Dan liever stinken.


karatmuur
De kaart van Soti en een  muur in de buurt van mijn 'hotel'

luma
Mijn kamer in hotel Luma


Ik ging meteen maar het stadje in. Naar het plein van Havzi Nela - de dichter die er was verhangen (doodvonnis getekend door de vader van de huidige premier Rama) omdat hij het gewaagd had over zijn moeite met het leven te schrijven - om te checken, heel prozaisch, welke bussen er gingen, toen naar de boulevard van de Eksod 99. Deze naam duidt op de stroom Kosovaarse vluchtelingen van de Kosovo-oorlog van 1999 die hier onderdak vonden bij hun Albanese broeders, waarover straks meer. Als dank voor de onwaarschijnlijke gastvrijheid schonken ze de stad een toren, gebouwd naast het etnografisch of historisch museum van Kukës, dat ik graag had willen bezoeken, ware het niet dat de deur gesloten was. Ik dwaalde nog wat rond daar, liep, niet goed van de hitte, richting weg, keek over het meer van Fierzë waarin oud-Kukës verzonken lag (mensen moesten verhuizen ivm de aanleg van het 72 meter lange stuwmeer, bij langdurige droogte zien ze daar de hoogste daken van de oude huizen) tot aan het eind van een in onbruik geraakte weg weer zo'n oud-communistisch geraamte van iets dat ooit groots was opgezet, hotel Turizm, hoorde ik later. Eerlijk gezegd dacht ik op dat moment wel: wat ben ik hier toch aan het doen? Ik vond het allemaal zo vreugdeloos en grimmig, had al bijna geen zin meer.


boulevard
De boulevard Eksod 99

fierze
Het meer van Fierze, waarin de oude stad verzonken ligt

weg
Zicht op de Drin aan de andere kant

turzim
Hotel Turizm


En toen gebeurde er toch weer iets bijzonders. Dat was dat ik Hotel Amerika naar binnen liep en daar als een soort vorstin werd binnegehaald, toen ik vroeg of ik een kamer mocht bekijken. Van alle kanten snelden mensen toe. De jongen die me naar boven bracht, Glejvis, bleek de zoon van de manager, zelf ook een beetje de manager, hij liet me de vip-kamer zien, die er heerlijk uitzag. Toen ik vroeg wat het kostte zei hij sixteen euro. Het water liep me bijna in de mond. En die andere? Fourteen. Oké, zei ik, dan neem ik de vip-room. Ik kon niet wachten, wat een aanbod. Glejvis wilde me van alles laten zien, hij nam me mee naar een verrassend dakterras met yacuzzi's waarvandaan je over heel Kukës heen kon kijken, erg grappig, met al die blauwe watertanks als kleine olifantjes of zwevende figuren uit een schilderij van Dali.


klejvis
Glejvis met een groep Kosovaren

watertanks
De vertrouwde watertanks


Daarna gingen we wat drinken in de bar op de zevende en veranderde de vrolijke wat ik maar noem sociaal wenselijke toon van de jongen (17) in een stem vol verdriet en worsteling. Hij worstelde met zijn identiteit, vertrouwde hij me toe, en de vraag wat hij wilde, welke kant op. Dat hij de zoon van een gearriveerde familie was, was aan de ene kant makkelijk, aan de andere kant helemaal niet. Hij was eerst moslim, maar omdat de islam hem geen antwoorden gaf, zo zei hij, was hij Christen geworden, wat ook niet hielp. Toch bleef hij erop vertrouwen tot een vrije keuze te kunnen komen. Ik ben de hoofdrolspeler van mijn eigen toneelstuk, zei hij. Zijn grote heldin: Llana del Reij, de Amerikaanse zangeres. I love everthing she does or says, zei hij. Door haar was hij zelfs gaan roken. Toen hij haar zag zingen terwijl ze rookte dacht hij: o my God, give me a sigaret! Zang was de taal waarin hij zichzelf ook uitdrukte, in fact, zei hij heel bescheiden, was hij zelfs een bekende zanger in deze stad. Zijn Youtube-filmpjes overtuigden me, hij kon het echt! We hadden een ontzettend persoonlijk gesprek daar op de zevende en toen wilde hij speciaal voor mij zingen in de eetzaal. Hij ging er helemaal in op: eerst een Albanese ballad, toen Amy Winehouse Back to black dat ik heel goed ken en tot slot nog een soort grunging, hij trok alle registers open. Ik was vol bewondering voor zijn beheersing van dat hele palet van grommen tot kopstem, en ook geroerd. Toch checkte ik voor de goede orde voor ik wegging voor de zekerheid nog even de prijs van de kamer. Je zei toch zestien euro? Ik schreef het op. O nee, nee, zei hij. Hij bedoelde zestig. Een veelgemaakte vergissing. O, zei ik, nou ja, dan maar die andere, ik wilde hier toch heen.

Het was avond, maar jullie snappen dat ik niet zo'n zin had om naar het oudemannenhuis te gaan. Bij hotel Gjallica in de hoofdstraat zag ik een toerist zitten eten, ik was nieuwsgierig (een toerist!), dus ging een beetje in de buurt en liet hem rustig eten, deed mijn administratie, een hele lijst aantekeningen, tot ik merkte aan zijn geschuif en diepzinnige blikken in de verte dat hij er klaar voor was. Bleek een 64-jarige Zweed te zijn die in zijn eentje op de motor aan het toeren was door Oost-Europa, kwam net uit Montenegro, dat hij iedereen wilde aanbevelen, ging door naar Griekenland. We hadden het over wegen, de landsaard van diverse volken (hij vond de Nederlander generally speaking wat grof), dat hij een virus had opgelopen (peeing both ways) waaraan hij zich in het ziekenhuis had laten behandelen. Superaardige man die superspannende dingen doet, je kent ze wel, en na tien minuten verveel je je dood. Ik liep door het donker naar het oudemannenhuis, trof daar bij de receptie een oude, zwaar getekende senior, die langzaam op zijn sloffen heen en weer liep. Ah Rembrandt, Van Gogh, zei hij, toen hij begreep dat ik uit Nederland kwam. Of hij artiest was. Literatorka, zoiets zei hij. Ik vond het prachtig klinken, als iets heel actiefs. O, zei ik. Kadare. Kadare, zei hij, Kafka, Marques. Musil, zei ik, Hesse. Mann, zei hij, Böll. En zo ging het nog een tijdje door, het was heel speciaal, gewoon het noemen van schrijversnamen in een vrije associatie. Zo aftands als het was, ik voelde me ineens helemaal thuis in het oudemannenhuis, de lakens waren onvoorstelbaar zacht en het kussen het beste dat ik tot nu toe heb gehad. Na wat appen, om het verhaal compleet te maken, viel ik op de zachte klanken van Federico Albanese (de Italiaanse Richard Kleiderman) in een voor mijn doen diepe en ongestoorde slaap, zo zie je maar, waaruit ik zoals ik had verwacht, vanmorgen om half zes bruut gewekt wekt door een  mozaïek van hoesten, rochelen, schuifelen, het kraaien van hanen, het blaffen van honden, het ronken van vrachtauto's en meer van dergelijke onvermijdelijke kreten uit het leven.


koeien
Uitzicht uit Luma naar het westen

vuil
Uitzicht naar het noorden

buitenwijk
Om de hoek


Toen ik om half acht met mijn rugzak op hotel Luma verliet, kwam net de man van de dag ervoor eraan. Hoewel ik voor twee nachten had betaald, was hij totaal niet verbaasd dat ik al ging. Hij gaf me een hand, tot ziens, alsof hij wilde zeggen: het is maar beter zo. Helemaal geen gezeur of gedoe, dat is toch wel heel fijn hier.
Dat was vanmorgen. Ik kon meteen naar mijn kamer in Hotel Amerika en het was geweldig, maar toch had ik het gevoel dat mijn plicht riep en ging ik snel weer naar buiten. Ik zou naar Krumë, twee uur noordelijk richting Tropoja, om te zien hoe het er daar uitzag. Toen ik uiteindelijk de goede minibus te pakken had, op de SH5 naar het noorden, sloeg ineens de twijfel toe. Pfff, weer twee uur door de bergen, rondsjokken, en twee uur terug, waarom eigenlijk? Op dat moment stapte er een man in van wie de lijfgeur een volwassen paard kon vellen. En hij ging schuin voor me zitten! De chauffeur was al ingestapt, hij had al gestart, zijn richtingaanwijzer aangestoken, was half de weg op gereden... allemaal stadia in het langzame weggaan dat hier gebruikelijk is om meer passagiers te verzamelen, en nu trok hij op. Neeeeee! dacht ik. Ik zit hier vast! Mijn redding bestond uit twee kinderen, die kwamen aangehold en heel graag nog in wilden stappen. Mijn kans om naar buiten te glippen, langs een hele rij verbaasde passagiers. Net op tijd. Had ik niet een keer recht op vrije tijd? Natuurlijk. Ik ging naar mijn kamer en keek, ik zeg het maar eerlijk, de tweede aflevering van Boer zoekt vrouw, een eiland van frisgewassen onschuld in een zee van vuil en reddeloosheid. Hè, wat, dacht ik toen het afgelopen was, waar ben ik, hoe laat is het, wat moest ik doen?


stad
Vrouw zoekt boer


Na dit Hollandse uitstapje wilde ik het nog een keer proberen bij het museum. Het was iets minder heet, maar nog altijd 29 graden, en echt ik kwam haast niet meer vooruit. Het museum was nog steeds dicht of opnieuw dicht, ik wist het niet. Nergens een bordje ofzo, hoe moeilijk kan het zijn? Je moet kloppen, hadden een paar oude mannen gebaard die op de trap naar de toren zaten, maar dat had allemaal geen zin. Toen ging ik het Paleis van cultuur binnen, zo heet dat hier, een soort cultureel centrum, en was er weer een verrassing. Een meisje dat goed Engels sprak kwam me achterop en legde uit wat het daar was: the American Corner, een plek, gefinancierd door de VS, voor het promoten van de Amerikaanse cultuur en de samenwerking tussen de VS en Albanië. Ze bereidde Amerikaanse bezoeken voor, vertelde ze, regelde tours, organiseerde kunstklassen enzovoort. Er was daar ook een bibliotheek met lange rijen vergeelde boeken en alle jaargangen vanaf in ieder geval 1955 van alle nationale kranten. In de ruimte op de begane grond - heel mooie esterikken en houten lambrisering - hingen foto's van de exodus van Kosovaren. Ik geloof dat het er 200.000 waren, die door de mensen van Kukës zijn opgevangen. Het meisje, Eriona, de coördinator van the American Corner, kon het zichzelf ook nog herinneren. Ze was tien, en hun gezin van vijf had maar liefst twaalf vluchtelingen in huis gehad, drie maanden lang. Hoe het was, vroeg ik haar, en eerlijk gezegd had ik verwacht dat ze zou zeggen: zwaar, te weinig plaats, te weinig eten en dergelijke. Maar in plaats daarvan zei ze dat ze zich vooral het verdriet en de angst van de mensen herinnerde, omdat zovelen van hun kinderen gescheiden waren. Zo gaat dat in een oorlog kennelijk, het ene kind breng je hier in veiligheid, het andere daar, de derde neem je mee. Ze herinnerde zich ook dat ze meisjes in huis hadden die net iets ouder waren dan zij, dat één kapster was en dit meisje hen elke week een andere coupe gaf en hun nagels lakte. Elk jaar, op 16 april (Glejvis zei 17 april) is er een reünie van de Kosovaren en de mensen van  Kukës.


eriona
Eriona, tussen haar planten

bibliotheekoude kranten
De bibliotheek en de oude kranten

america
Het dagelijks leven


Mijn volgende stop, gewoon om alles te hebben geprobeerd, was het gemeentehuis, waar ik vroeg naar de uren van het museum. Niemand sprak Engels maar we kwamen er toch uit, volgende week weer. En dan de hele dag. Ondertussen was er iets heel geks gebeurd. In tijd van vijf minuten was het weer omgeslagen: er waren donkere wolken tussen de lichtere gekomen en er was een heftige wind opgestoken: zand wervelde over het plein, stoelen op terrassen begonnen te wandelen en woeien om, takken van bomen zwiepten heen en weer, overal zag je bladeren, plastic zakken en rotzooi in de lucht. Ik begon te rennen naar mijn hotel, 100 meter hooguit, en ging op het terras zitten kijken. Hoewel ik wist dat ik het niet moest doen, at ik lamsbout met koolsla, echt verrukkelijk lekker en goed klaargemaakt, maar nu heb ik er last van, miemiemie. Glejvis was aan de deur, of ik nog een koffie wilde drinken, we hebben voor acht uur vanavond afgesproken, ik hoop dat ik nog een beetje tijd heb om te relaxen als ik de foto's heb gedaan. Hard werken hoor, een reisgids maken en daar een blog over schrijven, je hebt geen moment rust. Maar jullie werken ook hard, weet ik toevallig, dus vooruit. Veel liefs allemaal en blijf lezen!

Door naar de volgende aflevering
Terug naar het overzicht





Wil je meer weten over mijn andere werk? Ga naar de homepage van mijn site



Tekstbureau OpSchrift
Yvonne van Osch
Binnenkadijk 117, 1018 ZE Amsterdam
opschrift@tip.nl | 06-37313100