Donderdag, 20 september 2018
Ontbijt in de houthakkershut in Pukë, na een nacht vol gepiep
en
gegier, een man met een pak aan (en wat voor
één!)
nuttigt een piepklein kopje espresso en ongelooflijk hoe lang dat duurt
en met hoeveel geluiden dat gepaard gaat over het hele spectrum van
slurpen naar smakken. In de koelte van de ochtend over de heuvel en
langs het meertje naar het dorpsplein, waar het busje ergens tussen
acht en negen gaat. Ik ben er even voor achten en kan meteen instappen.
De chauffeur is een maniak. Als hij een bocht of een andere auto ziet,
geeft hij gas, om meteen daarna keihard af te remmen. Een oud vrouwtje
dat langs de weg staat en haar hand opsteekt, laat hij staan, hoewel er
nog plaats genoeg is. De hele weg geschreeuw tussen de chauffeur en het
mannelijk deel van de passagiers, honderdduizend keer het woord
punë (werk) en lek.
Half duizelig kom ik in Café Malesia e Madhë aan,
waar het
vervoer naar het noorden aankomt en vertrekt. In plaats van de stad in
te gaan, blijf ik zitten om aan mijn blog te werken, het is er heel
aangenaam. Op de tv lees ik op een soort teletekst over het ongeluk met
de elektrische bolderkar in Oss. Verschrikkelijk, maar het lijkt ook
ver weg. De kop van Rama verschijnt vol in beeld. Hij doet zijn best zo
moeilijk mogelijk te kijken terwijl hij een onverdedigbaar besluit over
het nationale theater verdedigt, duidelijk met tegenzin om
überhaupt nog iets uit te moeten leggen aan wie ook, in het
bijzonder de gewone mensen, het lastige volk dat maar blijft dromen
over een beter leven. Hij dregt de woorden op uit een ruimte in
zichzelf die hij deelt met hen, het volk, zo ziet het
eruit. Do
you like him, vraag ik de ober. Hij maakt een gebaar met zijn ogen.
You? Ik niet, zeg ik, ik vertrouw hem niet. Niemand vertrouwt hem, zegt
hij. In Tirana ben ik nog wel wat Rama-fans tegengekomen, hier niet
een, en ik snap het helemaal, als ik hun levensomstandigheden zie naast
de megalomane projecten die de regering aan de andere kant opzet en
verkoopt. De macht verdringt elke compassie, mag je wel concluderen,
zelfs bij mensen die in aanleg goede ideeën en principes
hadden.
En het clièntelisme ten koste van het volk gaat volgens mij
nooit veranderen zonder (gewelddadige) revolutie en eindeloze,
eindeloze begeleiding, om bestaande structuren neer te halen.
Wat
me nu zo verbaast is dat Dewi van de Weert, de Nederlandse ambassadeur,
zoveel vertrouwen uitsprak over de vetting, de officiële
opschoning van het hele rechtssysteem en zijn uitvoerders. Meende ze
dat nou echt, of was het diplomatie? Ook ik ben na tien weken in
Albanië na alle gesprekken en observaties meer en meer gaan
geloven dat het vooral theater is, net de RK-kerk die een moraal van
kuisheid predikt. waarbij af en toe wat schapen uit de kudde
geofferd wordt, waarschijnlijk de meest dissidenten als
eerste,
sorry als ik ernaast zit. Ik heb hier helaas geen foto's bij. Wel van
twee zussen, alweer, die op een stoepje bij het café
geduldig
zaten te wachten tot hun busje vertrok.
De zussen
De zussen nog een
keer
De reis naar Tamarë, richting het noordelijkste puntje,
Vermosh,
waar ik heen had willen gaan wat om een aantal redenen niet kon, was
eerlijk gezegd meer van hetzelfde. Rommelige velden met hier en daar
een huis, soms in knallende kleuren, een fabriekje of een
meubelgroothandel gehuisvest in goedkoop jaren negentig industrieel
design die je ook langs de weg bij Heerhugowaard ziet, dan de bergen,
wat huisjes, dotjes begroeiing en lawines van steenafslag.
Een reusachtig
kruis in de
bergen van het katholieke noorden. Mensen slaan ook drie keer een
kruisje als ze langs een kerk komen.
Onderweg bij
Tamarë
De jongen naast mij, een spontane tiener met een snorretje,
iets
speciaals hier, was erg geïnteresseerd naar wat mij hier had
gebracht. Hij hield het gesprek de hele weg op gang met behulp van
google translate. Forel en muis, was het antwoord op mijn vraag welke
vissen er in de rivier bij Tamarë te vangen waren. Ik wilde
graag
vissen, hoe ik dat kon organiseren. Hij begreep me niet. Je kunt gaan
vissen wanneer je maar wilt, schreef hij, je hebt geen vergunning
nodig. Maar ik heb geen hengel, communiceerde ik. O, dat... tja. Leek
mij toch wel een praktisch probleempje, maar hij zag geloof ik het
bezwaar niet zo. Later begreep ik waarom. Je moet gewoon aan iemand
zeggen wat je wilt, en die gaat dat dan regelen. Zo stond tegen vijven
ene Lordy voor de deur van het hotel waar ik sliep, een soort bunker,
met - ongelooflijk - een perfecte badkamer (droge zone, wc-papier waar
je bij kunt en een plankje voor je spullen) maar verder sfeerloosheid
troef. Hij zou me meenemen naar de rivier waar ik kon vissen. In een
oude Audi, die ook pas kon starten als hij naar beneden reed, reden we
extreem langzaam ongeveer een kilometer verder.
Lordy en zijn auto
De visplek
De jongen sprak haast geen Engels maar gaf me heel lief een hand toen
we over de rotsen naar het water klauterden, ik ah, o en au roepend
vanwege mijn knieën. We wierpen om de beurt de lijn uit en
haalden
hem in, maar het was al heel snel duidelijk dat er helemaal geen vis
zat, want je kon alles zien, dus ook niets, en ik ging na een tijdje op
een steen zitten om van het uitzicht te genieten en te wachten tot ik
kon voorstellen terug te gaan zonder dat de jongen het als
gezichtsverlies zou voelen. Hij kwam naast me zitten en begon me heel
veel complimenten te geven. Dat hij niet kon geloven dat ik 55 was
(nou, ik wel hoor), dat ik zo sportief was en zo super. Of ik geen seks
met hem wilde. Ik kon mijn oren niet geloven, wat is dat met die
jongelui hier? Denken ze geld te verdienen, of zijn ze echt zo
wanhopig? Ik moest toch wel concluderen dat het het laatste was, hoe
onvoorstelbaar ook, want hij wilde niet eens geld accepteren voor het
vissen. Hij deed trouwens verder niet moeilijk, het was gewoon een
vraag en een antwoord. We kletsten door en gingen na afloop zelfs nog
wat drinken. Het viel me op dat hij steeds zijn rug en zijn nek
probeerde te strekken. Wat was er aan de hand: hij bleek op
zijn
achttiende al bijna net zo versleten als ik nu. Naast school moest hij
namelijk geld verdienen en hij zag daarvoor geen andere mogelijkheid
dan dat te doen door het plukken van sherbela, salie volgens mij, hoog
in de bergen boven Tamarë, daar, daar en daar. Het kruid ging
in
grote witte zakken (op de terugweg zag ik ze ook) die hij op zijn nek
naar beneden droeg. 100 lek per kilo, en dan ik weet niet hoeveel kilo
tegelijk. Ik was geschokt. Jongen! zei ik. Ga alsjeblieft goed Engels
leren, wordt gids voor de toeristen, neem ze mee uit vissen, dat vinden
ze prachtig (die sukkels). Yeah yeah, zei hij, duidelijk niet
ontvankelijk, al helemaal verstard in het vooruitzicht van vruchteloos
buffelen tot zijn dood. Dat is het ergst om te zien, vind ik, die
onleerbaarheid, dat hulpeloze en fatalistische. We zijn nou eenmaal
sloebers, niets aan te doen. Ik zie soms mannen zo oud als mijn eigen
vader (of jonger maar in ieder geval een stuk minder fit) met
uitpuilende zakken van weet ik wat op fietsen of andere voertuigen,
helemaal contactloos opgesloten in zichzelf en in het afgrijzen over de
hopeloosheid van het dagelijks bestaan. Hun leven moet een nachtmerrie
zijn, waaruit ze maar niet ontwaken, ik snap niet hoe ze het volhouden.
De afstomping snap je dan wel.
Lordy met zijn
grootste held,
Arjan Robben
's Avonds ging ik een forel eten (in de schemering gevangen, begreep
ik) in het restaurant naast mijn bunker, op een mooi terras dat bijna
boven het water hing. En daar was Lordy alweer, met een vriend. Ik
nodigde ze voor het eten uit, maar ze wilden niet, ze wilden me alleen
gezelschap houden, op een zeker moment ging Lordy op zijn telefoontje
patience zitten spelen en vertrok de vriend. Ik zocht een Youtube
filmpje op met oefeningen voor nek- en rugpijn. Hij keek uit
beleefdheid, yeah yeah zei hij, faleminderit. Hopeloos. Toen hij even
later nog een keer vroeg of ik echt geen seks wilde, even
snel,
had ik er genoeg van. Weg jij. 's Nachts werd ik nog ruw verstoord
doordat iemand mijn kamer probeerde binnen te komen. Geen kwade opzet,
maar een vergissing, zag ik de volgende ochtend toen ik een paar
bergschoenen zag staan voor de andere van de twee kamers. Maar mijn
hart bonkte in mijn keel, vooral omdat ik de sleutel kwijt was. Weer
paniek, gegraai in mijn tas, koortsachtig zoeken. Tot ik de
sleutel op de grond zag liggen bij de deur, hij was eruit geduwd door
de sleutel van de ander. Elke nacht is er wat, ik zweer het je: piepen,
appjes, dit, vannacht een verschrikkelijk geloei in een of andere
installatie, gevolgd door een piep waar ik helemaal gek van werd maar
die ophield toen ik de kraan aanraakte (echt waar, vanmorgen gebeurde
het weer en heb ik het kunnen checken, het is resonantie die plotseling
ontstaat).
Ik had een blikje koude koffie gekocht voor de volgende ochtend en dat
werkte verbazend goed, ik was meteen wakker, en het was heerlijk om de
koelte van de vroege ochtend in te lopen. Café, riep de
chauffeur, Kantor, met wie ik de dag daarvoor ook een koffie had
gedronken, maar toen ik een slokje had genomen moesten we al gaan, 6.45
uur. Om 8.15 uur was ik al terug in Café Malesia e Madhe,
waar
dezelfde chauffeurs weer plaatsnamen voor hun dagelijkse vier uur
wachten en de bediening me heel vriendelijk begroette, toen door naar
Shengjin.
De bergen tussen
Koplik en
Tamarë, met uitzicht op het meer van Shkodër, in de
vroege
morgen
Zomaar
een huis, ten
noorden van Shkodër
Hoppakee
Café-restaurant
Malësia e Madhe om een uur of acht 's morgens Met deze sfeerfoto beëindig ik deze wat vreemde
episode van
mijn blog. Tot de volgende keer, houdoe en mirupafshim!