Dinsdag, 18 september 2018
Het fietsen ging erg moeizaam, ik kreeg de hoge mountainbike van de
zoon van Bujar, die in een achterafstraatje in het zuiden van de stad
een piepklein reparatiewinkeltje heeft, waar hij op de stoep staat te
werken in een volslagen wanorde. Bij de brug over de Bojana rivier die
van het meer van Shkoder naar de zee gaat, had ik al pijn in m'n dit en
last van m'n dat, het ding bleek door te trappen ook, maar ik ploegde
dapper door. Ik vond de weg, die als schilderachtig staat aangeprezen,
totaal overschat, 8 kilometer asfalt langs een talud vol zwerfafval,
open containers in een bed van vuilnis aan de andere kant, de geur van
kadaver over de hele lengte, ik zou zeggen lieve lezers, niet doen.
Alleen restaurant Zogaj, aan het eind, vlakbij de
Montenegrijnse grens, was een verrassing, een mooi beschut terras met
lekkere lounchemuziek. Klein tegenvallertje was dat ik erachter kwam
dat ik het dikkere
pakje geld dat ik in mijn zak had gestopt kwijt was, vier, vijfduizend
lek, dertig à veertig euro. Daar gaat iemand heel veel
plezier
van hebben, troostte ik mezelf, maar ik vloekte ook een beetje omdat ik
niet wist wat er was gebeurd. Bij Bujar had ik het nog, het moest uit
mijn zak gevallen zijn tijdens het fietsen. Hopelijk had een van de
Roma die daar aan de randen van de stad leefden, het gevonden. Achter
de zandhoop, die misschien wel diende als een visuele wal, lag een
tamelijk grote krottenwijk van golfplaat en karton, waar een
paarhonderd families moesten wonen.
Bujar bij
zijn
winkel
Het
meer van Shkoder
Bujar gaf me een andere fiets, een soort stadsfiets, met een mandje,
wat een verademing was omdat de rugzak op mijn rug veel te heet was.
Hij deed de hengsels bezorgd om het zadel, ook het slot moest aan het
stuur, want de mensen hè... Ik herkende daar niets van
eerlijk
gezegd, ik zie zelden iets wat op interesse voor mijn spullen lijkt.
Hij was zo zachtaardig die man. Toen ik vertelde dat ik mijn geld
was kwijtgeraakt vroeg hij me notabene of ik geld van hem
wilde.
Ik stortte me in het verkeer, manoevrerend langs overstekende mensen
met boodschappen, fietsers die links rijden, auto's die plotseling
uitparkeren of stilstaan midden op de weg. Wat ik merkte is dat je
eigenlijk, behalve uitkijken, vooral moet ontspannen om
geen ongelukken te krijgen, en niet te hard te willen. Eerlijk gezegd
kreeg ik er de grootste lol in. Dat je zo'n beetje dwars over een
reusachtige verkeersrotonde kunt fietsen tussen de
auto's door zonder dat ook maar iemand toetert of uit zijn dak gaat,
zoals me in Amsterdam vaak genoeg gebeurt.
De tocht ging naar de Ura e Mesit (middelste brug), de langste nog
bestaande Ottomaanse brug van Albanië (80 me
ter), waar
vroeger de karavanen langstrokken, een kilometer of vijf uit de stad.
De weg was glad en kaarsrecht, tussen bouwvallen en
nieuwe huizen door, en een beetje gek want er reed niet veel, maar wat
er reed, dat scheurde. De brug was mooi, maar de nieuwe brug
die
er naast was gebouwd, verstoorde het
romantische plaatje wel danig. De combinatie van beide zie je nooit op
de foto's, je wilt het gewoon liever niet. Ook ik, totaal niet bang
voor lelijkheid, volg
die trend. Je ziet op de foto hieronder wel een schaduw.
De schoenenfabriek
De ura e mesit
(middelste
brug) naar het zuiden en het noorden ziende
Op de terugweg zag ik om half vier ook uit andere
fabrieken van
de buitenwijk hele stromen vrouwen over het voetpad sjokken, met weer
een dag van vreugdeloos werk achter zich en een nog onbekend aantal in
het verschiet als een loodzware last (was mijn invulling).
Ik moest nog maar één ding vandaag (hier begon
het
schrijven van de gids voor het eerst op werk te lijken): het kasteel.
Het zou een van de mooiste van
het land zijn volgens Gloyer, maar die mening deelde ik niet. Een muur
rond drie hoven, de resten van de oude kathedraal die de Ottomanen tot
moskee hadden verklaard, wat dikke pijpen. Het was wel lekker stil
en uitgestrekt, om vijf uur waren bijna alle toeristen weg en
ben
ik plat op een warm muurtje gaan liggen in de schaduw, wat een grote
weldaad was. Theth en de dwaaltocht zit nog behoorlijk in mijn benen.
De ingang van het
kasteel
Uitzicht op de
oude Loden
Moskee
Een
doopvont?
Volgden nog wat klusjes in het belang van de juiste informatie, voor ik
eindelijk op een terrasje mocht
waar ik de interessante mix observeerde en fotografeerde van vooral
jongelui, oudelui (weinig middelbaars) en toeristen van alle pluimage
en diverse gradaties, dat moet ik toch wel zeggen, van grofheid, zeker
in relatie tot de elegantie van de meeste Albanezen. Wat me ook is
opgevallen: ik kan bijna geen Hollandse toeristen tegenkomen of ze
lopen te zeiken en te klagen. 's Morgens langs die weg (die stonk)
hoorde ik een jonge vrouw op een fiets tegen haar vriend (met
artistieke krulsnor) schreeuwen: wat een kutzooi, in Theth heb ik zo'n
zelfgeabsorbeerde twintiger gezien die zat te huilen omdat ze niet meer
wist waar haar geld was maar me zowat afblafte toen ik aanbood haar wat
te lenen, en nog zo een paar landgenoten met de arrogantie van jong
Amsterdam. Geef mij dan Trudy maar, die klaagde tenminste niet. Toen ik
terugkwam in Pemaj was ze, waarschijnlijk al een uur, vol in gesprek
met David om het naadje van de kous te weten, wat best moeilijk te
onthouden is zonder kaart.. ze kwam net afscheid nemen, het is
woensdagochtend, ik ben nu een week weg. Ze gaat op mijn aanraden naar
Krujë, dan naar Tirana en Berat, en dan maar zien, die ene
week
die ze hier nog heeft.
Jongens in de
Rruga Kol
Idromeno
Zicht op de grote
moskee
Ik heb mijn plan ook veranderd, vertrek vanmiddag naar Pukë,
blijf
daar een nacht, kom
morgen weer terug om meteen daarna opnieuw naar het noorden af
te
reizen. Als dit onlogisch lijkt... het schema is aangepast op de logica
van het openbaar vervoer, die ik verder ook niet snap. David
studeert overigens architectuur in Tirana, over logica
gesproken, en hij wil zich specialiseren in urban planning, wat volgens
hem groot gaat worden in het land. Het is voor het eerst, zegt hij, dat
steden een vijftienjarenplan maken. We zaten nog een tijdje te kletsen
op het terrasje hier beneden, op de verschoten plastic stoeltjes met
het schattige randje plantjes en het wasgoed erbij. Hieronder de foto's
die ik vanmorgen op de markt heb gemaakt (die in Shkodër zo'n
beetje de halve stad
beslaat), toch wel een van mijn
favoriete plekken.
Vrouw in
klederdracht van de
streek. Vroeger had bijna elk bergdorp zijn eigen dracht.