logo albanieblog


11 Korcë, Voskopojë, Lin, Prespa


In het voorlaatste deel van mijn blog wil ik om te beginnen kwijt dat ik toch echt wel een beetje verliefd ben geworden op Albanië. Als eerste vanwege de mensen, als tweede vanwege de natuur, en als derde omdat het zo stil is en je behalve een licht onbehagen over het gegeven dat dit niet zou moeten, het gevoel hebt de mooiste plekken zelf te kunnen ontdekken. Gisteren ook weer, bij dat Prespameer, in het uiterste oosten van het land...

kaartje


Maar zover ben ik nog niet. Eerst was er de uitnodiging van Edvana, de eigenaresse van het hotel, om met haar en haar man Ilir samen te lunchen (gegrilde groenten!). Beiden bleken architect, maar uit de gratie bij het stadsbestuur van Korcë door hun kritische opstelling. Later las ik ergens dat Ilir 'veroordeeld' was (onder voorbehoud van alles wat lost in google translation is) vanwege het onreglementair verbouwen van deze villa waarin hun hotel gevestigd is en dat het oude woonhuis blijkt te zijn van de guerillastrijder en nationale held Themistokli, de Albananese Che Chevara. Zijn dna zit misschien nog in dit huis en is in dat van Ilir gedrongen, maar je kunt je ook afvragen wat onreglementair is in dit land.
Als het aan Ilir en Edvana lag, werd de hele regering gevangen gezet. Een complete sanering zou de enige oplossing zijn, dachten zij, om schoon schip te maken met corruptie en om werkelijk te beginnen met het opbouwen van dit land. Als de buitenlandse waarnemers bij de vetting dat niet doorhadden en vertrouwen hadden in de eloquent verwoorde maar loze beloftes van Rama en oppositieleider Basha met wie hij onder een hoedje speelde, was dit bovendien het beste bewijs dat Albanië Europa geen donder kon schelen, wat ik overigens zelf ook geloof, omdat het anders toch niet zo heel moeilijk zou hoeven zijn om de andere kant van de buitenkant te zien, de straatjes achter de boulevards, de mensen en hun strijd om de hoop te bewaren, en alle onbenutte potentie! De buitenlandse politiek heeft geen idee, denk ik toch wel vaak.


katedraal
De orthodoxe kathedraal van Korcë

straatje
Straatje in Korcë

minaret
De Iliaz Bey Mirahori moskee en de klokkentoren

markt
De oude markt

pleintje
Het opgepimpte plein


Edvana had zich uit haar ambt teruggetrokken nadat zij op een tender voor het ontwerp van iets in de binnenstad had ingeschreven maar dit toen het erop aankwam voor de bühne bleek te zijn geweest, een recept natuurlijk om iemand volledig onderuit te halen. Ilir had zich van de stad afgekeerd en was in Tirana een studio begonnen, Studio In, waar hij door de week was. Misschien was het ook vanwege de relatie, dachten wij. Die was 'complicated', gaven beiden toe. We accepteerden overigens dat alfaman Ilir voortdurend aan het woord was en nauwelijks naar de drie dames bij hem aan tafel luisterde, maar even dreigde het toch verkeerd te gaan toen wij vroegen wat hij van Zamira Rami vond en hij zei dat hij haar één keer had horen praten en dat dit genoeg was. Ze gebruikte namelijk lelijke woorden en dat paste niet in de functie van burgemeester... zeker niet voor een vrouw. Wat zeg je nou? riepen wij allebei. Volgde wat argumentatie over en weer, en dat leek Edvana wel te bevallen. Ook voor haar was het blijkbaar moeilijk ertussen te komen. Hou jij nou eens even je mond, zei ze af en toe, waarna het ongeveer twintig seconden goed ging.
Centrale vraag bleef aan het einde van dit tamelijk heftige gesprek: hoe komt het dat Albanezen zo zijn als ze zijn en niet vechten voor hun rechten. Ik had zelf de dag ervoor gedacht dat zij misschien de Aboriginals van Europa zijn: met een grote wijsheid en ontvankelijkheid voor de natuur en de pure ervaring daarvan, maar zonder het vernuft deze te benutten in een economische context. Het zit in ons dna, zei Edvana, en dat leek me niet eens zo'n gek idee. De Illyriërs behoren tot de eerste volkeren van Europa, het zou best kunnen dat zij genetisch afwijken van de stammen en volken uit alle windstreken die hen vanaf de zesde eeuw voor Christus met een strakke opeenvolging onder de voet gelopen hebben om van hun rijkdommen, verworvenheden en kennis gebruik te maken. Als je denkt aan de Songlines van de aboriginals, en je ziet die eenzame herders met hun kuddes geiten en schapen als standbeelden in het landschap staan en het leven ondergaan, dan denk je ook weleens, behalve 'wat een leven', dat zij iets weten dat ons onbekend is en veel dichter bij de elementen staat. Wat zou er gebeuren als je daar een handige zakenman naast zou zetten, maar dan zonder middelen? Ik moet denken aan Conrads Heart of darkness, de een beheerst zich, de ander draait door. In Albanië is het veel slikken of stikken volgens mij. Arben van Hostel Durrës hield van de Hollanders omdat ze vechten voor hun geluk, zo had hij gezegd, en ik snap wat hij bedoelt, maar ik snap ook dat je ervoor kiest om stil te zitten als er een strop om je nek hangt.


mannen
Het leugenbankje

partijkantoor
Oud partijkantoor

ikoon
Ikoon van Zografi (Assembly of the bodiless powers) in het Museum voor middeleeuwse kunst


Zover de ongecensureerde bespiegelingen. Dit was zaterdag. Zondag hadden we afgesproken met Froseda, de jonge vrouw (1984) die ik in het museum van Pogradec had ontmoet en die zo ontzettend veel wist. We zouden misschien alsnog naar het Selca Plateau gaan waar ik toen gestrand was, maar na wat heen en weer appen voelden Jet en ik wel dat zij dit toch ook niet zo zag zitten, ik denk vanwege de weg die al gevaarlijk was maar de na de heftige regenval van deze dagen mogelijk totaal onbegaanbaar. In plaats daarvan gingen we naar Lin, het charmante plaatsje aan het Ohridmeer dat gebouwd is langs een rotsig uitsteeksel. Op de rug van dit uitsteeksel bevonden zich de resten van een basiliek die in de zesde eeuw na Christus was gebouwd. De basiliek was in de tiende eeuw verwoest door de barbaren (verzamelnaam voor buitenlanders), waarna er een kerkhof van was gemaakt. De plek is in de afgelopen decennia blootgelegd en de muren zijn gedeeltelijk gereconstrueerd. Froseda, die daar als archeoloog zelf ook opgravingen had gedaan, kon ons precies vertellen wat wat was, de exonarthex, de sacristie waar de priester de eucharistie voorbereidde, de narthex en de ruimte waar de ongedoopten dichtbij de dienst konden zijn zonder deze bij te wonen (het catacuneum?), met daarnaast de doopkapel.


lin
Muurreconstructie van de basiliek van Lin


Het bijzondere van deze site is, behalve de ronduit spectaculaire ligging met uitzicht niet alleen op het meer en de bergen, maar ook op de schattige met wrakhout afgezette stukjes land aan de voet van de rots waar mensen in keurige rijtjes aardappelen, mais en weet ik wat geplant hadden, het feit dat deze vrijwel geheel met mozaïeken is bedekt. Over de mozaïeken was ter bescherming een dikke laag fijn grint en zand gelegd, zoals ook in Butrint, alleen het mozaïek in de sacristie lag voor de bezoekers open: twee pauwen, druiven en een sierlijk lint eindigend in pijlen, vrijwel geheel intact en echt mooi in de zin van je ziet de diepte van de jaren, als een visuele echoput. Froseda vertelde van de andere mozaïeken, de afgebeelde dieren en natuurschetsen, ze vertelde en vertelde maar, alles was interessant, je moet me maar stoppen zei ze, want ik praat gewoon door.


college
Froseda vertelt

mozaiek
Het mozaïek in de eucharistie

tuintjes
Stukjes land aan de voet van de rots


Na deze bezichtiging hadden we ook nog de gelegenheid het 'kerkje' van Sint Niklaas te bekijken, aan het einde van de rotsrug, op het staartbeen zeg maar, een bizar geval van een Hoxha-bunker waarin ikonen gehangen waren, met uitzicht op het meer. De vegetatie was bijzonder, veel stukken krijtrots, kleine plantjes, gekke distels, Jet zoekt er wel foto's bij, het was heerlijk om daar een beetje te dwalen zo helemaal alleen, afgezien van de verse pizzadozen die er lagen.

 
kerkje
Het 'kerkje' op de punt van de rots

van binnen
Interieur

distels


De uren vlogen voorbij en in plaats van naar het kasteel van Pogradec besloten we te gaan lunchen samen, in restaurant Poradeci, waar ik al twee keer was geweest. Froseda moest wel even bellen met de familie. Vraag of ze ook komen, zei ik, maar het toeval wilde dat haar schoonmoeder een nicht van de eigenaar was en zij in een familievete verwikkeld waren over een stuk land (met druiven), sowieso een van de belangrijkste oorzaken van (bloed)vetes in Albanië. Froseda had nog veel meer verhalen. Over het gebruik zelf wijn te maken, maar van gekochte druiven. Om het water van de rood beschilderde paaseieren te bewaren tot Hemelvaart en dit dan weg te gooien liefst in de buurt van een roos. Enzovoort.
Langs de weg terug stonden mannen enorme vissen omhoog te houden, karpers volgens mij van wel een halve meter, andere mannen hadden een soort mobiel aquarium met drie vier forellen erin, de endemische soort misschien die alleen in het Ohridmeer voorkomt en het Bajkalmeer (zo had Froseda gezegd, dat was nieuw voor mij). Waarom? Oligotroof, zoek maar op, zei ze, wat Jet net heeft gedaan: bemestingsarm, soortenrijk.


visser langs de weg
Visser bij het Ohridmeer

maaltijd
De maaltijd in Pogradec


We aten gevulde milt van de koe, varkensribjes, koran, dat is de forel uit het meer, groenten en brood vers uit de oven en dan de wijn natuurlijk, met het aroma van gebraden eend, een piepklein slokje mocht wel. Froseda nam niet maar had er duidelijk moeite mee. Normaal drink ik vrij veel, biechtte ze op, maar dat kan niet op dit moment. Ik dacht nog dat ze misschien een kuurtje had, maar Jet begreep het meteen, en jullie natuurlijk ook. We leerden weer een heleboel, bij die ontmoeting, en niet het allermooiste helaas. Over bloedwraak, huiselijk geweld, de onnavolgbare gangen van de politiek... Ze was een leftwing liberal, zei ze, wat eigenlijk betekende dat ze een socialist was die vindt dat mensen niet alles wat fout gaat aan de overheid toe moeten schrijven en er zelf wat van moeten proberen te maken (net als ik, om niet te zeggen wij).
Froseda moest nog ergens heen die middag, en wij ook, en ze moest nodig verder met haar proefschrift over prehistorische fortificaties in de regio van Korcë, dat voor de winter klaar moest zijn. We zetten haar ergens af en zagen haar verdwijnen in een steeg, vlakbij de plek waar ik toen die piepende katjes of hondjes in die doos had gezien, geen gezellige buurt. En dan behoorde zij nog tot de middenklasse, met een inkomen rond 250 euro per maand. Ongelooflijk. Ik hoopte dat we contact konden houden.


Museum Vangjush Mio

Diezelfde middag nog iets bijzonders. Vangjush Mio, wiens naam jullie natuurlijk niets zegt, is een van de belangrijkste zo niet de belangrijkste schilder uit de nog niet zo oude Albanese schildertraditie, hij leefde van eind negentiende eeuw tot 1957, was meen ik de eerste impressionist in het land (en een van de weinigen, begrepen we later, die niet door het communisme gehinderd werd omdat hij al een reputatie had en relatief veilige onderwerpen nam, namelijk landschappen, stillevens en portretten.) In het huis waar hij woonde en werkte is nu een museum, overeind gehouden door zijn dochter Rozeta, die ergens in de tachtig is, en een nichtje van haar, Viola. Het museum is zelden open, had ik al gelezen, en niemand - zelfs niet Gillian Gloyer! - weet precies hoe het zit, maar daarvoor was het dus wel weer goed dat we een baasje als Ilir kenden. Hij had een afspraak voor ons geregeld en ging zelf mee, om vijf uur.
Toen ik Rozeta aan zag komen met haar nichtje, begreep ik wat een eer het was dat ze speciaal voor ons het museum open wilde maken. Ze vond het zelfs niet erg om op de foto te gaan. We kwamen binnen in de ruimte waar de schilder daadwerkelijk gewerkt had, je zag op een schilderij zelfs het atelier, een rode afgebiesde cape die aan de muur hing en de vaas die er nog altijd stond, ik kreeg er kippenvel van. Ilir vertelde dat nog geen twee maanden geleden de meeste schilderijen hier niet waren, omdat ze, samen met de schilderijen uit de nationale kunstgalerij in Tirana op een expositie in Venetië waren. Een droom van Rozeta, vertelde hij, omdat Mio, die in Boekarest gestudeerd had, ook lang in die stad had gewerkt. Ze had het geweldig gevonden alle schilderijen weer bij elkaar te zien.


vanjush miomuseumrozeta
Ilir, Rozeta en Viola

laatste werk
Het laatste werk van Vangjush Mio (onaf)


Later hoorden wij hoe de expositie tot stand gekomen was. Door de inzet van een contactpersoon en met geld van Rozeta zelf, de gemeente had geen vinger uitgestoken. Er waren ook ooit 20 werken van Mio gestolen uit het museum en nog eens 27 uit het gemeentehuis waar een expositie was ingericht. De gemeente had nooit de moeite gedaan, begrepen wij, ze te achterhalen of de diefstal te verklaren, met andere woorden ook hier (net als in Pogradec voor Taso) heerste onbenul over de waarde van kunst en het belang van deze kunstenaar voor de stad. Rozeta was helemaal niet rijk, begrepen we later, maar de stad deed niets voor haar.
We stonden vol ontzag te kijken, ook naar de foto's in het boek van de expositie, waarvan een de schilder en zijn dochter toonde. Ilir had het boek al gekocht voor 5000 lek en ik aarzelde. Toen besloot Rozeta ons er een te schenken. Ze schreef er zelfs een lieve boodschap in. Een mooier cadeau was niet denkbaar, ik ben nog steeds ontroerd.

Voskopojë

Wat kun je zeggen over Voskopojë, Jet? Daar kun je denk ik snel doorheen, zegt ze. Veel regen. En dat we naar de Turan Tekke wilden, zeg ik, en strandden in het dorpje en er een mevrouw aan kwam met een emmer melk, die vroeg of we koffie kwamen drinken en jij boos werd omdat ik de uitnodiging niet durfde te weigeren. Please, zegt Jet, dus heel kort dan: we vonden de tekke niet, maar wel heerlijke dorpstafereeltjes, zoals mannen die hout aan het zagen waren en kippen op straat. En toen we terugkwamen bij het huis van de vrouw, Lola, waar we de auto hadden neergezet omdat het op straat zogenaamd gevaarlijk was want o o al die kinderen, was het gelukkig niet zo dat de gebraden borststukken al op tafel stonden, ze was gewoon kleedjes aan het kloppen. Komm, zei ze, etwas sehen, en daar in een hoekje van het maïsveld onthulde ze achter een gordijntje een hok met twee schattige roze biggetjes erin.


turan
Turan

hout

varkenskinders
Lola met haar kinderen en biggen


Lola had drie jaar in Duitsland gewoond, vertelde ze, in een opvangkamp. Haar zoontje en dochtertje waren daar geboren en naar school geweest. Uiteindelijk hadden ze geen asiel gekregen. Ze vond aan Duitsland alles geweldig en aan Albanië alles nichts, terwijl ze daar toch haar eigen nieuwe best wel grote en nette huis had (waarvan betaald begrepen we niet) en een groot stuk grond. Het was misschien een beetje koketteren, dachten we, overdrijven om te vleien? We wisten het niet precies. Wel kwamen we te weten dat Lola moslim was. Hè... zei Jet, maar die varkentjes? Kein problem, riep ze. Net als drinken, kon ook best. In Albanien moslim kein problem zei ze, essen Schwein und trinken Wein.

In Voskopoje zochten we eerst Hotel Akademia. Het was sprookjesachtig gelegen tegen een heuvel aan in het bos, en had het patina der jaren en een soort doorleefdheid die veel historie verried al zag je er nu geen hond. Een jongen met een Amerikaans accent die binnenkort naar de States zou emigreren liet ons alle kamers en gebouwtjes zien. De kamers waren net gerestaureerd, de houten vloeren weg, ook hier nu het sfeerdodend tapijt van witte tegels, jongens jongens dat hoeft toch niet! Er was ook een echte boomhut, degelijk gemaakt, van hout, met een kachel erin en uitzicht over de berghelling vol naaldwoud.
Hierna het klooster, waar alles in rust was en alleen de honderden kaarsjes nog wat na leken te smeulen van een enorm evenement de vorige dag.
Voskopoje was ooit een beroemde en bloeiende stad (lees dit aub in het boek) met niet minder dan 42 kerken, kathedralen en kloosters. Hiervan staan er weliswaar nog maar acht, maar dat deze toch historisch, religieus en cultureel bijzonder zijn en tot de verbeelding spreken, moet ook het stadsbestuur hebben onderkend, want de stad is verwikkeld in een totale makeover om grote groepen toeristen te kunnen herbergen en verstouwen. Er was een soort parcours gebouwd, met aanwijzers, dat alle acht regligieuze plaatsen als een netwerkje verbond, met een mooie en vriendelijk ogende, maar helaas zeker voor oude mensen totaal onpraktische weg van stukken steen, waarvan je de littekens in de bergen zag. Een openluchtmuseum was het aan het worden, net als de Zaanse Schans, klaar voor het grote publiek. Kneuterig ook om eerlijk te zijn, wat echter wel weer eens lekker was, om meteen nog een keer eerlijk te zijn. Jammer genoeg waren alle objecten wel gesloten. Sommige waren in restauratie. De Kerk van Sint Nicolaas (Shënkoll) niet, een mysterieus wat somber gebouw op de top van een steile heuvel met uitzicht over een kerkhof, die nog als begrafeniskerk in gebruik was. De exonarthex, zeg maar een veranda, had fresco's van de broeder Zografi, had ik gelezen, en je kon ze ook zien, maar tot onze ontsteltenis waren de ogen van alle heiligen uitgekrabd en zaten ze onder de verminkingen. Een naar gezicht, maar vooral ook zo afgrijselijk respectloos en dom.


kerk
De kerk van Sint Niklaas in Voskopojë

fresco's
De verminkte fresco's


We parkeerden terug in Korcë even bij de Korcë Brouwerij om de openingstijden te checken en ik had dat tegen mijn gewoonte in wat ver van de stoep gedaan, wat een groot geluk bleek want toen Jet uitstapte, stapte ze bijna in een rechthoekige put. Ze hadden er gewoon het deksel afgehaald en niet meer opgezet. Als daar het wiel in was gezakt... als ik toen niet geremd had, als ik die bocht ruimer had genomen, als... je weet nooit helemaal precies wat er net niet gebeurt en wie weet hoe vaak je niet al scheldend omdat je bijvoorbeeld verkeerd gereden bent, je eigen leven of dat van een ander hebt gered.

Het Prespameer

De volgende dag in het regenachige zuidoosten heb ik duizenden kikkers vermoord. Niet voor mijn lol uiteraard, maar omdat het niet anders kon. Moet je dit zien! riep Jet ineens, toen we op de nieuwe weg bij de pas van Mali i Thatë (Droge berg, wat heet) om de derde haarspeldbocht kwamen. Met open mond stopten we en stapten uit. Het was ongelooflijk, honderdduizenden piepkleine kikkertjes, alles erop en eraan, sprongen over de weg. Waarvandaan, waarheen, we hadden geen idee, er waren geen ouders bij om hen te leiden, ze leken alle kanten op te gaan. We hielpen er een paar een soort grote grijze stoeprand op, maar wisten dat het zinloos was. Alleen de snelsten en die met het meeste geluk zouden overleven, zo was de natuur (ik had net die dag gehoord dat in Turkije 300 schapen een ravijn in waren gesprongen, achter de eerste aan, is dat ook natuur?). Ik reed er zo hard mogelijk overheen, bijna met mijn ogen dicht. Opeten vond ik toch minder erg.

In Pustec (Liqenas) weer zo'n verrassing, het ging maar door. Het dorpje aan het Prespameer is bekend vanwege het nabijgelegen eilandje Mali Grad (Klein Kasteel), waar in de 14de eeuw een kerkje in een rots gebouwd is. We wilden daar wel graag heen, maar hoe? Het dorpje leek een beetje op Lin, supereenvoudig, met kapotte wegen en schuurtjes vol hooi, maar vrijwel uitgestorven op straat. We zagen een vrouw in het zwart lopen, met een jonge knul. Moet je kijken, zei Jet, zo jong al weduwe. Ze was de enige die we aan konden spreken. Mali Grad, zei ik op goed geluk. Varkë (boot)? Mali Grad? herhaalde ze. Ze pakte zonder omhaal haar telefoon, zei iets (tegen haar man, bleek later, ze was toch geen weduwe), en hing weer op. Het was niet de eerste keer dat alles vanzelf leek te gaan. Kom maar mee, gebaarde ze.
Ze heette Nada en had een mooi huis langs het water. Op een soort binnenplaats troffen we haar schoonmoeder, een kromme oude dame met een hoofddoek, die net met handen vol bakblikken een hoekje om kwam. Ze verwelkomde ons hartelijk, het was de eerste keer zei ze, dat ze ooit toeristen thuis had gehad. De vrouw stookte het vuur in de oven die haar zoon Taci had gemaakt nog wat hoger op, haalde toen het hout eruit en schoof de bakblikken erin. Het rook nu al fantastisch!


mitra
Mitra bij haar oven in Pustec (Liqena)

mitra
Mitra en Nada


Taci, die behalve bouwer ook visser was, zou ons meenemen in zijn boot, maar moest eerst nog wat doen. Wat precies, begrepen we even later toen we vier jongens met veel gezwoeg een oude Mercedes de stijgende weg op zagen duwen, met Taci achter het stuur. Dat was de manier waarop hij zijn auto startte, van boven naar beneden laten rollen. Geweldig!
Nu hadden we nog maar één zorg: de regen en de kou. Ik had niet verwacht het nog mee te zullen maken in Albanië maar het was toch gelukt: we stonden te kleumen in onze dunne regenjasjes en werden alsmaar natter en kouder. Of Nada misschien een paraplu voor ons te leen had? Tuurlijk zei ze, en toen Taci na het duwen en starten zijn buitenboordmotor uit de garage in stond te laden en we klaar waren om in de Mercedes te stappen (de auto die het het beste doet op slechte wegen, hadden we gelezen), kwam ze ook nog met een stel dikke jassen aan. We waren er heel blij mee toen we in het bootje zaten. Het was echt ijskoud, het regende en het water klotste over de rand.


naar ailand
De steiger (met passagiersboot)

taci
Taci haalt ons op, achter hem het eiland


Toch weer een avontuur. Het stille meer, de mistige bergen, de stoere visser in zijn oliejas, het eilandje, en ja hoor, ook daar een kroeskoppelikaan. Hoe andere toeristen het zouden moeten doen? Dat vroeg ik me wel af. Aan de steiger waar het bootje had gelegen, hadden we ook een wat grotere passagiersboot gezien, voor tien à twaalf mensen dacht ik, met een dakje, maar wanneer die ging en hoe we daarachter konden komen? En hoe je uit moest stappen, op het kapotte steigertje bij Mali Grad? Ik zag het mijn moeder bijvoorbeeld niet doen, sowieso is het land niet ideaal voor wie slecht ter been is, om niet te zeggen ronduit rampzalig, maar dat is een ander hoofdstuk.
De aanblik van het kerkje in een opening van de rots benam ons bijna de adem, zo bijzonder was het. Beschilderd ook aan de buitenkant, achter vijgenbomen. Ontzettend jammer dat we er niet in konden. Wie de sleutel had, vroeg ik Taci. Niemand zei hij, alleen de prifti, de priester. Of hij eraan kon komen, zodat ik in mijn boek kon schrijven: vraag naar Taci. Doe maar hoor, zoiets zei Taci, ik regel alles. Dat hadden we gezien ja, met die vier jongens. Nog een paar keer naar Mali Grad en hij kon een nieuwe startmotor kopen.



in grot
De grotkerk van Mali Grad

in grot
In de grot (met drie jassen)


We tuften terug over het stille meer, benieuwd wat we aan zouden treffen. Taci had 2.500 lek gevraagd, 20 euro. Het was wel wat veel maar we gunden het de familie. Me bukë, had ik voor de grap gezegd, met brood. Tuurlijk, hadden ze gezegd, alsof het vanzelfsprekend was. De verrassing toen we teruggekomen direct naar een warm schuurtje werden geleid, waar het brood en een bord met kleine gebakken visjes al op tafel stond. Geen gedoe met schoenen uit ofzo, een oude zooi en helemaal goed. We voelden ons rijk en gelukkig, het was een van de mooiste belevenissen van de hele reis.


vis en brood
Brood, vis, koffie, bier, augurk en peper


De reis was nog niet helemaal klaar. We vervolgden onze weg langs het meer naar het noorden tot vlakbij de grens met Macedonië. Dobry den, zeiden ze hier, ongeveer, de mensen leken iets ronder, en gezonder. We wilden het kluizenaarskerkje checken dat ergens tegen een rots aan zou zijn gebouwd, moesten daarvoor zeker een half uur langs het water. Mensen hadden daar allemaal kleine stukjes grond om te bewerken, een beetje aardappel, tomaten, wat ui. Natuurlijk stond ik na een kwartier alweer met een bos uien in mijn hand, hier neem er nog een, nee nee echt niet dank u! (je weet meteen dat je ze eerst twee drie dagen meesleept voor je ze durft weg te gooien en dan nog met pijn in je hart.) Jet lachen.


in de vallei
Onderweg in de regen 

balamazilverreiger
In Kallamas

prespahekje
In het dorp en hek met visnet

aan het meer
Het Prespameer bij Kallamas

auto

herderin
Terug van het landje


Het was weer hartstikke mooi, wat desolaat, ik weet niet precies, een soort einde van de wereldgevoel, IJsland, Groenland, Alaska. Het was even gestopt met regenen maar de lucht was wel dreigend, na een half uur hielden we het voor gezien om op tijd terug te zijn. Net om de volgende bocht had het gelegen, hoorden we van een paar mannen die een boot in het water stonden te duwen. Op de terugweg weer die kikkertjes, grote lappen grond met fruitbomen, de verrassing van de vergezichten en in Korcë het ongelooflijke rijverkeer. Ik denk er, allang weer terug in Nederland, met veel genoegen aan terug, vooral als ik voor een stoplicht half zit in te dutten. Je moest goed uitkijken en voor de rest ontspannen dan ging alles vanzelf, ach Albanië, wat was het leuk. Ik ben nog niet klaar hoor, maar ik zeg het vast.

Door naar de laatste aflevering
Terug naar het overzicht





Wil je meer weten over mijn andere werk? Ga naar de homepage van mijn site



Tekstbureau OpSchrift
Yvonne van Osch
Binnenkadijk 117, 1018 ZE Amsterdam
opschrift@tip.nl | 06-37313100