De laatste dagen, het drong niet eens zo tot me door, ik was nog bezig
informatie te verzamelen. Grotten, een kasteel, een uitspanning
vóór Librazhd. We reden van Korcë, in
het oosten, naar het noorden langs Pogradec en het Ohridmeer, toen over
de pas van Përrenjas waar ik inmiddels voor de vierde keer
was, naar Elbasan. Jet vond het daar weer heel anders, veel drukker, en
wat een kledingstalletjes overal.
We wilden gaan eten maar konden geen parkeerplek vinden, een nieuw en
tot nu toe ongekend probleem. Pas toen besloten we om niet de snelweg
te nemen maar de oude weg tussen Tirana en Elbasan, de SH3.
Ongelooflijk! Wat een weg! Gewoon ijskoud over een bergrug, tot een
punt waar je zowel links als rechts in de diepte kijkt. Je ziet het ook
op de kaart, maar je gelooft het pas als je er bent, spectaculair.
Eerst moesten we een tijdlang klimmen tussen stokoude olijfbomen
waarvan de bast hier en daar als vel over een geraamte was. We zagen de
oude staalfabrieken van Elbasan in volle vergane glorie, herders
natuurlijk met hun kuddes, waar niet, en bergen, bomen, bloemen, heel
veel. De weg was goed maar krap, en hoewel er vooral in het begin en
aan het eind een aantal courant uitziende restaurants waren, reed er
bijna niemand. Mistflarden overal, prachtig, en toen we bij Mushqeta
weer op de snelweg kwamen, hadden we bijna het
gevoel uit een achtbaan te zijn gestapt. Alleen rijden is al een
avontuur in dit land.
Zicht op de oude
staalfabriek
van Elbasan
Olijfbomen langs
de oude SH3
Uitzicht vanaf de
bergkam
Stalkaars
De nieuwe snelweg van Tirana naar Elbasan, een stuk van ongeveer
veertig kilometer, heeft overigens 400 miljoen euro gekost en als
het lukt hem eind dit jaar af te krijgen heeft de aanleg ervan ruim
zeven jaar geduurd, lees ik net in Albaniannews.com. Tien miljoen en
anderhalve maand (als ik goed
reken) per strekkende kilometer. Het moet gezegd, dat is wel veel en
erg lang. Ilir had het er ook over gehad, hij schuimbekte bijna. Voor
dat geld bouwen jullie een weg van Amsterdam naar Brussel, binnen een
jaar! Dat mensen in Kukës protesteren omdat ze tol moeten
betalen
voor de nieuwe weg die daar is aangelegd, snap ik maar al te goed. Ze
hebben er, van hun laatste geld, al dubbel en dwars voor betaald. Ik
zou best graag willen
weten hoe de 400 miljoen voor deze weg dan is uitgegeven. Als het om
vetting gaat...
Wegens tijdgebrek hadden we de grotten van Pëllumbas laten
varen en restaurant Natyr i Qyteti (natuur en rust) dat ik wilde
checken zou er ook bij ingeschoten zijn, ware het niet dat we verkeerd
reden en ineens op de parkeerplaats stonden van deze wonderlijke
eetgelegenheid: een kasteelachtig gebouw met lommerrijke tuinen vol
privézitjes onder rieten afdakjes, geheel met klimop
begroeid waarvan de ranken als in een sprookjesbos langs de muren
hangen, enfin kijk
maar. Het eten was koud en niet lekker en van rust was al helemaal geen
sprake, maar toch: natuur!
Restaurant Natyr
i Qyteti net
onder Tirana
Hierna snel naar het kasteel van Petrelë waar
Skanderbegs
zus
Mamica zou hebben gewoond en dat onderdeel was van de kastelenketen die
met fakkels communiceerde. Er waren in de weg vier haarspeldbochten
waar je in de binnenbocht wel 45 graden omhoog leek te gaan, de lichte
Dacia kon het maar net aan in zijn 1. Je moet echt wel een ervaren
chauffeur zijn om hier je hoofd bij koel te houden, dus
mensen... en het kasteel was eigenlijk alleen een restaurantje. Wel
mooi, maar om daar nou je leven voor te wagen.
Toen kwamen we in Tirana, waar ik voor onze voorlaatste nacht hotel
Brilant Antik geboekt had, een sjiek hotel, dacht ik, maar het viel
vies
tegen toen we op de bovenste verdieping de kamer te zien kregen. Waar
was al het beloofde hout? Ach, zei Jet, bijna met medelijden. Je dacht:
ik pak nog even lekker uit, krijg je witte tegels! Toen de wifi het
nauwelijks bleek te doen, werd zij echter ook wat minder vrolijk. De
mensen, een familie met gitzwart haar en zwarte kleren, bijna gothic,
waren heel lief en gaven ons een andere kamer. Met hout, marmer en
koper.
Moeder en dochter
in hotel
Brilant Antik
Later op de avond gingen we nog even naar het plein, dat nu vanwege het
WK-voetbal geheel met tafels, bankjes en barretjes bekleed was, maar
net
toen wij met een worst en bier wilden gaan zitten was de wedstrijd
afgelopen, ging iedereen naar huis en werden de regenschermen ingeklapt.
Dajt
De volgende dag naar Dajt, de berg aan de oostkant van Tirana, waar je
met een kabelbaan naartoe kan. Een Engelse dame in onze gondel filmde
alles, voor een reisblog, vertelde ze, ze was ook in Macedonië
en nog een land met een gondel geweest, maar dit was absolutely the
most spectacular one. Ik hoopte wel dat ze onze stemmen weg zou knippen
('Nou ja zeg, die is gewoon de hele reis aan het filmen, wat
heb
je daar nou aan!') Het was nog steeds regenachtig en mistflarden
trokken langs, op een zeker moment gleden we zacht zoemend de wolken
in, om er boven ook weer uit te komen.
Daar wachtte een
gemoedelijke maar ook wat treurige toestand, ontvangst met luchtkasteel
voor de kinderen die er
niet waren, een paar mannen met buksen en een handboog waarmee je op
balonnen kon schieten, paarden en veulens, en dat allemaal voor een
handjevol toeristen. Al die verlaten hotels en restaurants, de meeste
uit de communistische tijd, duidelijk gebruikt en genoten in een andere
periode, voor wie hebben die er toch gestaan, vraag je je af, behalve
voor de politieke elite. De suppoost van het Museum voor middeleeuwse
kunst in Korcë, een kunstenaar genaamd Aurel met wie we ook
weer een uur hebben staan praten, had ons verteld dat de Albanezen een
jaar of tien geleden nog veel meer te besteden hadden gehad. Hoe kan
het toch zoveel slechter zijn geworden? Alsof het land is leeggebloed.
Waarom zou er geen waarde te creëren zijn? We zitten nog
steeds met een hoop vragen.
Onderweg in de
kabelbaan
Op de berg Dajt,
veel vergane
glorie
Boom met
restanten van
markering
Nog drie bezoekers
Bloemetjes van de
berg
Ik geloof niet dat de laatste aflevering van mijn eerste blogserie heel
meeslepend wordt, ik voel er zelf ook niet veel energie mee bij, nu ik
eenmaal terug ben. We gingen we nog naar
BunkArt1 en in de namiddag naar het kasteel van Prezës, weer
zo'n klimtocht waarbij de angst van Jet voor de steile weg in geen
verhouding stond tot wat we aantroffen aan het einde ervan, toen lieten
we de auto wassen om de verhuurder mild te stemmen voor de nieuwe
schades aan voor- en achterkant - dank u zeer, traditional guesthouse
Përmet - leverden hem in, hoefden maar 80 euro te
betalen, en lieten Eni van La Palma weten dat we wilden worden
opgehaald. De laatste nacht - in een hotel vooral voor overdag, daar
moest Jet me nog op wijzen - was een on-Albanese deceptie.
Geen wifi, stank, wc bleef lopen, gekke geluiden, laat ik er verder
maar niet teveel over zeggen. Voordeel was misschien dat ik eindelijk
blij was om naar huis te gaan (voor even).
Verlaten
speeltuintje bij het
tunnelcomplex van Hoxha (BunkArt)
Met deze helaas niet al te geïnspireerde woorden sluit ik deze
laatste aflevering af. Ik hoop dat ik jullie niet heb
verveeld, ik mezelf niet in ieder geval. Als het goed is, ben ik in
september weer terug. Tot dan!