logo albanieblog


10 Përmet


Maandag, 25 juni 2018

Uit Gjirokastër trokken we naar het noorden langs de snelweg die eigenlijk driebaans is, dat wil zeggen je kunt met zijn drieën naast elkaar als het moet, met een beetje duwen (nee, niet er voorbij, Niet Er Voorbij!!!) twee de ene kant op, een de andere, uitkijken dat niet plotseling iemand stil gaat staan. Eigenlijk bevalt de Albanese rijstijl me wel, of had ik dat al verteld, het is een beetje intuïtief, links en rechts naast de regels, en zonder stoplichten!
De uitzichten waren weer heel bijzonder onderweg, weiden met grote schapenkuddes, bergen met kerkjes erop, af en toe zo'n drooggevallen bedding met een paar oude stronken. O kijk, scenic, zeggen we steeds tegen elkaar, moet je dit zien, moet je dat zien, en dan komt de camera weer, pieppieppiep (weer het klepje vergeten eraf te halen), snel! Te laat. Maar moet je daar kijken! We wilden in Tepelenë het kasteel van Ali Pasha gaan bekijken. Ali wie, ja, weer die, hij verzamelde kastelen zoals een ander postzegels. Maar hier was niet veel meer dan een muur, een treurig zooitje. Het enige dat er patent (hoewel bijna als een bouwpakket) uitzag was de grote orthodoxe kathedraal. Betaald door de Grieken, vertelde ons de man die bediende op een uitgestorven terras naast diezelfde kerk.

partij
Partijkantoor in Tepelenë


Enea heette hij. Beetje bij beetje schetste hij ons het treurige verhaal van zijn stad, die in de afgelopen jaren van 8000 naar 4000 inwoners was geslonken. Alleen de oude mensen waren overgbleven, zelf was hij hier nog om te wachten tot hij weer voor drie maanden naar het buitenland kon gaan. Die oude mensen kregen een pensioentje van veertig, vijftig euro, zei hij, maar wat gebeurde er: als ze zeiden dat ze Grieks waren kregen ze 300 euro van Griekenland, met een paspoort erbij. Zo kochten de Grieken de mensen, om later te zeggen dat het land van hen was, met een Griekse meerderheid. De regering deed niets, zei hij, verderop was een nieuwe (loop)brug gebouwd, door de Hollanders. Ze hadden het geld gegeven maar waren er ook bij gebleven, om te voorkomen dat de locale autoriteiten het in hun zak zouden steken. Van al het geld voor wegen en projecten drukten ze sowieso de helft achterover, wist hij zeker. En Rama... hij had niet genoeg woorden om zijn misprijzen te uiten. Aleen om zijn eigen gewin zou het gaan, en een stempel te drukken, zonder echt iets te doen. Windowdressing. Als wij dachten dat Rama echt bij Europa wilde horen? Hij speelde doodleuk onder een hoedje met oppositieleider Basha om te zorgen dat het feest niet doorging, want als dat wel zo was, zou er weleens iets kunnen veranderen en verloren ze hun positie. Dat was wel het laatste dat ze wilden. Vetting? Hahaha, één grote show.
We pijnigden onze hersens af op zoek naar iets positiefs. Moet je die bergen zien, zei ik. Wat zou er nou gebeuren als je met een stel vrienden een plan zou maken daar een skioord te bouwen met een Zwisterse investeerder? Weet je wat er dan zou gebeuren, zei hij. Dan zou de gemeente zeggen: leuk plan, wat kost het? Betaal ons maar eerst de helft daarvan dan. Zo ging het een hele tijd door, we stonden op het bovenste terras van wat ooit een goedlopende tent moest zijn geweest naar de Vjosë te kijken. Al die natuurlijke bronnen, zei Enea, we hebben olie, gas, goud, koper, alles. Zo'n rijk land, vol arme mensen. Wat er zou gebeuren als het bij Europa zou horen? Dan zou het hele land leegstromen.
We waren een beetje in de war toen we wegreden. Het was zo treurig allemaal, zo zonde. Al die mogelijkheden. Maar ik snapte nu wel dat men vanuit het buitenland huiverig was om te investeren als je nooit wist wie je wat zou moeten betalen waarvoor. Ik had ook van Anduela gehoord dat Wouter die in Gjirokastër met veel frisse moed en Hollandse ondernemingszin een hostel begonnen was er bijna het bijltje bij neer had gegooid, dat hij zelfs vier jaar nadat hij het pand gekocht had niet de eigendomspapieren in handen had.

De rivier de Vjosë
De Vjosë was weer iets heel anders. De enige rivier in Europa waarvan de loop en bedding tot nu toe nooit kunstmatig veranderd was, hopelijk voor nog een hele tijd. De zijkanten waren gevormd van vele lagen op asfalt lijkend scherp steen. Een vreemd landschap met bomen tussen vooral grasland, hier en daar grotten in de rotsen, hutten van plastic waar herders woonden. We aten bij restaruant The River op een uitbouwtje boven het water. Ik bestelde forel, die ter plekke uit de vijver werd gehaald.


de rivier
De Vjosë

de rivier
De Vjosë verderop


Een Traditonal Guesthouse in Permët

Onze bestemming was Permët, een mooi stadje dat een belangrijke rol gespeeld had bij de onafhankelijkheid en de nationale beweging, met een eenzaam stuk rots in het centrum, ik wist het want ik had er al over geschreven, maar ik was het meeste kwijt door al die gesprekken en gedachten, dus alles leek nieuw (en oud).
Ik had me uit nieuwsgierigheid laten verleiden om te boeken bij een Traditional Guesthouse waar nog geen reviews van waren, in Bual, een dorpje zo'n vijf kilometer vanaf Përmet. We moesten bij het oude museum zijn, had gastheer Elvis geschreven. Daar moesten we de sleutel halen, namen we aan, want het huis was nog een heel stuk verder. Langs een onverharde weg met veel afval, hadden we al gezien. Het oude museum bleek een afgesloten huis in een achterbuurt. We zagen een dode hond achter een boompje liggen (Jet dacht dat het een kat was), helemaal opgezwollen, op zijn zij, twee mannen zaten op een vies muurtje bij een stel vuilcontainers te drinken, alles was zanderig en vuil. Maar toen de ijzeren deur opzij ging troffen we twee heel enthousiaste mensen van onze leeftijd. Helaas spraken ze geen woord Engels. De man liet ons zijn garage vol vooroorlogse parafernalia zien: geweren en tangen, schilderijen, jurken, van zijn moeder, zo bleek, foto's, een poederdoos. We moesten alles aanraken en bekijken, toen kwam zijn vrouw die ons limonade gaf en gliko, traditionele ingemaakte vruchten. Ze belden hun zoon Elvis, die in Tirana werkte, zodat hij ons het programma kon vertellen. Of we klaar waren om te gaan? Het was nog ongeveer twintig minuten rijden. Ik dacht dat die man mee zou gaan om het huis te wijzen. Hoe komt hij dan terug, vroeg ik me nog af. Moet ik hem zeker brengen. Toen zag ik tot mijn grote ontsteltenis dat ze allebei een grote tas pakten en met ons meegingen naar de auto. Dat dacht ik al, zei Jet, half geamuseerd. Nee hè, zei ik, nee hè, het is toch niet waar zeker. Maar het was wel waar.

De man, Kristaq, zat naast me, en schreeuwde af en toe een Albanees woord in mijn oor, en daarna nog een keer. De weg was een lange tijd alleen maar vol kuilen en plassen, want het had behoorlijk geregend. Toen begonnen we te klimmen, en werd het hobbelen steeds erger. Is het nog ver, vroeg ik steeds. Yo, afër, afër, schreeuwde Kristaq dan. Dichtbij. Bochtjes om, bosjes door, hobbel hobbel. We hoorden stenen tegen de onderkant van de auto slaan, Jet en de vrouw achter mij waren doodstil. Ik begon boos te worden. Dit had Elvis toch moeten zeggen, en booking had het moeten weten.
Mooi was het wel, en ergens om een bocht tussen de bomen stopten we nog voor een kerkje, waar we normaal van genoten zouden hebben, met een ruimte aan de noordkant voor vrouwen en een aantal ikonen waarvan sommige opmerkelijk intact, maar dit keer waren we te bezorgd voor wat er nog zou komen. Door dus, in die arme gemaltraiteerde auto, en ik bleef maar vragen, waar is het huis? Daar, daar, wezen ze, afër, afër. En toen zag ik het weggetje met een steilte van voor mijn gevoel 15% in een volstrekt niet op een weg lijkend reliëf naar boven gaan. Ik keek om naar Jet. Dit kan niet, besloten we, we stoppen ermee. Nee, riep Kristaq, nuk problem, nuk problem. Maar we vertikten het. Die mensen hadden totaal geen verstand van wat een gewoon autootje wel of niet kon.
Met enige moeite parkeerde ik in een hobbelig stukje land naast de weg, tussen lage struikjes in het zand. Dan maar lopen. Ik was eigenlijk woedend maar probeerde me te herstellen. Ik kon wel zien dat Florian en Kristaq een beetje bang van onze reactie waren en dat vond ik ook weer zielig. We haalden onze spullen uit de auto en begonnen te lopen, langs een huis en nog een huis, waar inderdaad twee auto's stonden, maar Landrovers (die vinden dat leuk), een paadje langs paardendrollen, door een riviertje, langs een mesthoop, door het bos, en toen kwamen we bij een poort, waar Kristaq over een muurtje klom. Daarachter lag hun heiligdom, een mooi huis inderdaad, traditioneel (gebouwd in 1906, in de nadagen van het Ottomaanse rijk) met grote ruimtes, houten vloeren, overal lage bankjes langs de muren, en dan ook nog eens vol met oude meubels, foto's en gebruiksvoorwerpen. Er lag een tuin voor, in een stuk of drie smalle terrasjes, goed onderhouden, met alle soorten groenten en kruiden en een enorme moerbeiboom. Het was duidelijk dat ze alles voor dit huis hadden gedaan en het voor hen iets heiligs was, zoals voor ons het huis in Janum. En wat moet gezegd: ik heb nog nooit een huis met een zo grandioos uitzicht gezien.


uitzicht
Het uitzicht vanaf het balkon

inrichting
Traditionele inrichting


Vanaf een kleine stenen veranda waar een tafeltje met twee bankjes stond en bloemen in een vaas uit Holland, zag je een paar oude daken van het kleine dorpje, vervolgens de lange helling naar beneden hen en dan in de verte het dal met daarachter de in coulissen oprijzende bergen in het avondlicht, het was magisch.
En waar slapen wij, dachten we steeds, hoe gaan we de avond doorkomen, en kom ik straks weer uit die berm? Ik voelde me toch een soort van belazerd door die Elvis. Een hele tijd stond ik in mijn eentje achter het huis om van mijn woede los te komen en maakte foto's van het vieze landje daar van een volgend huis, met kippen die van muurtjes sprongen, en dat hielp. Florian had ons het sanitair laten zien, een flinke ruimte achter het huis, met een vloer van stukken steen en specie, een hurkplee met een opstaand randje en daarboven de douche. Waar het water moest blijven? Dat zakte gewoon door de vloer weer weg, begreep ik later van Kristaq. We dronken wat op het terrasje en trokken ons terug in onze kamer, de hele tijd pratend over wat er anders had gemoeten en hoe het verder moest, ik bedoel het was zes uur ofzo en we zaten daar in een huis in de bergen met twee complete vreemden zonder wifi en zonder zelfs een telefoonsignaal. Morgen lachen we erom, wist ik zeker, maar nu was het nog vandaag.
Terwijl we daar lagen te praten, ieder in een eigen bed, dat eerlijk is eerlijk heerlijk lag, onder een ouderwetse deken die eerlijk is eerlijk heerlijk rook, hoorden we geluiden uit de tuin en de keuken, een hond, gerommel van borden en bestek, gepraat, heel gezellig eigenlijk. Ik had tegen Elvis gezegd dat we afzagen van het eten - omdat we hahahaha vrij wilden zijn - maar had een vermoeden dat er straks toch vier borden op tafel zouden staan. Om de tijd te doden hadden we over de ergste hotelkamer waar we ooit hadden geslapen. Die van Jet was in Parijs, met een bed dat niet eens als bed te herkennen was, die van mij ergens in India, waar Maud en ik in een soort dodencel met opgetrokken benen naar een rat zaten te kijken die op zijn gemak langs de muren trok, of toch die andere in China met poep op de muren... Toen kwam Florian binnen, zonder kloppen of zoiets, en maakte duidelijk dat we mochten kiezen: binnen of buiten eten.We lagen op ons zij ieder in ons eigen bed (gelukkig) en waren te verbouwereerd om te bewegen. De tafel was al helemaal gedekt, het tafelkleedje waaide in de wind, die plotseling opgestoken was. Maar Florian, zei ik heel nadrukkelijk, I told Elvis no eat. No Eat. Florian keek me aan en zei iets in het Albanees dat we heel goed begrepen. Als het om het geld gaat, maakte ze duidelijk, joh laat lekker zitten, voor mij is het normaal dat je je gasten goed te eten geeft, dat is mijn eer en mijn plezier.
Ik schaamde me kapot, moet ik eerlijk zeggen. Daar kom je aan met je Hollandse waarden en regelzucht en je krampachtige afgemetenheid ook wat het gewone menselijke delen betreft en krijg je van iemand die je in je hart verwijt geen Engels te kunnen spreken zo'n spiegel voorgehouden. We gingen zitten, de maaltijd zag eruit als de beste die we tot nu toe hadden gehad, Kristaq schonk zelfgemaakte wijn in, we proostten, en proostten nog een keer en... het was geweldig.


samen eten
Florian en Kristaq

slaapkamer
Onze kamer

chris


We sliepen als roosjes en het ontbijt was het allerlekkerste dat we tot nu toe hadden gehad, met het meest schitterende uitzicht denkbaar. Kristaq had een grote wijngaardslak gevonden en die speciaal voor ons op de rand van het balkon gezet, je zult hem zo wel zien, en echt het was perfect, ik schaamde me nog meer dat ik zo kwaad op die mensen was geweest. Jet had wat moeite met de grote kop melk die Florian voor ons had ingeschonken, vers van de koe van de buurvrouw waarschijnlijk, een beetje gelig en met een dik vel erop, dus toen Kristaq even weg ging om weer iets te halen of te doen (wat brood voor de zwerfhond die achter de poort verscheen, een kruid of een tomaat of wat ook) verruilde ze snel het kopje. Florias was al bezig het wasgoed te verzamelen en de dekens uit te kloppen. De sanitaire afdeling zag ik een beetje tegenop, en het werd ook best penibel omdat het water op was, na een laatste cruciale keer doortrekken, maar Kristaq vulde meteen de ton op het dak bij waar het uit kwam en Florian goot water uit een plastic fles over mijn handen, het was net of we een gezin waren.
De terugreis was natuurlijk nog wel wat avontuurlijk, en de auto leek even op het droogzwemmende schildpadje in Orikos, iets van rubber was los en ik denk dat een paar dingen straks moeten worden vervangen, opgepompt en uitgedeukt, maar hé, het was het toch waard, achteraf gezien.



gliko

slakontbijt

paard
Humeurig?


Uit Përmet, dat we verder helemaal vergaten te bekijken, gingen we langs de heetwaterbronnen bij een oude Ottomaanse brug, een klein bassin waar mensen in drijven, zie de foto.


de bron
De bron

de ottomaanse brug
De Ottomaanse brug


Naar Korcë

De weg van Përmet naar het zuiden moet wel een van de mooiste in Europa zijn, met een verrassing om bijna elke bocht. De diepte, het wilde water, scheuren in het land en Macedonische dennen die uit een laag dek van bomen steken als vlaggen van overwinning. Er is weinig markering en geen vangrail, het wegdek lijkt bijna in het landschap verzonken te zijn. Ik heb het over de SH75 tot Carshovë vlakbij Griekenland. Net voor Leskovik kwamen we twee mensen tegen die aan het liften waren, een man en een vrouw, landarbeiders, zo bleek. De man schreeuwde in een walm van raki op de achterbank ook steeds twee dezelfde woorden achter elkaar, de vrouw zei helemaal niets, ook toen we contact zochten en haar aan bleven kijken. Ze aaide wel mijn haren, op een gegeven moment, een heel overwacht en teder gebaar. Een moment later zag ik een roofvogel vliegen met een grote slang in zijn bek.
Over de SH75 gingen we slingerend naar het noordoosten. We bleven maar kijken en ons verbazen en foto's maken, het landschap bleef maar variëren, echt ongelooflijk, soms leek het wel een Zwitserse alpenweide, dan weer prairie en steppen, droge stukken witte rotsen uit de grond, haarspeldbochten uit het niets vandaan, kleine bronnetje, naaldbos, een weide met vijftien paarden ineens, kliffen. Je moet het zien jongens, echt. In het echt, want op de foto's zie je het niet.


onderweg

onderweg

bloemen

uitzicht
Onderweg

paarden


We reden de hele dag zo'n beetje en hadden geen puf voor extra kerkjes enzo, maar bij Rehovë wilde ik graag op zoek naar de tumulus, een grafheuvel waar geloof ik in de oudheid driehonderd mensen in een kring begraven waren maar die ik nog niet had kunnen lokaliseren. Het was een heel apart, primitief dorpje, met een mooie kerk die dicht was maar waar we wel even konden plassen. Toen we daar opgelucht achter vandaan kwamen, zagen we twee... wezens op de weg, een soort sprookjesfiguren, ieder met een vieze koe. We hielden het niet voor mogelijk dat zoiets bestond, ik kan niet eens beschrijven hoe die mensen eruit zagen. Het vrouwtje was piepklein, ze liep in grote gescheurde laarzen die eerder blokken aan haar benen leken, in gescheurde bruine kleren. Ze had een muts op, zegt Jet, was wat krom en had een beetje een meisjesachtig gezicht. Twee nagels, voor zover ik zag, waren een soort hoornachtige klompjes, die ze strak om een herdersstaf had. De man, haar zoon vermoedden wij, had een geheel bruin geworden regenjas aan die zeker zes maten te groot voor hem was, alles had één kleur aangenomen, het leek of ze van een andere planeet kwamen, of uit de Efteling en op het punt stonden te veranderen in een van die stronken die je in droge rivierbeddingen ziet.
Ik ging naar ze toe en maakte een praatje (eerlijk gezegd omdat ik ook graag een foto van hen wilde maken, wat ik toch niet heb gedaan) en ze waren verrukt. Het was net of het spraakvermogen eerst wat aangezwengeld moest worden. Misschien hadden ze al maanden niemand gesproken, dachten we achteraf, waren het mensen die door iedereen vergeten en genegeerd werden. Even verderop, nog steeds onder de indruk en met woorden als wreedheid en willekeur in ons hoofd, reden we Korcë in.


sprinkhaan
Nature en science. Deze foto heeft Jet in Carshovë gemaakt met mijn kleine Lumix. Het is een sprinkhaan (joh!) op een plastic fles. 

Naar de volgende aflevering
Terug naar het overzicht





Wil je meer weten over mijn andere werk? Ga naar de homepage van mijn site



Tekstbureau OpSchrift
Yvonne van Osch
Binnenkadijk 117, 1018 ZE Amsterdam
opschrift@tip.nl | 06-37313100