De rugzak is te vol, te
zwaar, er moet iets uit. Een trui,
notitieboekjes, een knie- en elleboogband, zelfs een zonnebril moet er
aan geloven, maar het is niet genoeg. Dat boek dan, de
Bradt-gids van Albanië, mijn reisbijbel tot hier? Best een
zwaar ding. Byebye Gilian, zeg ik uiteindelijk, met lichte huiver,
ik scheid me af, bedankt. Voor de mensen die Gilian Gloyer niet
kennen:
zij schreef voor zover ik weet hét boek over reizen in
Albanië. De man naast mij in het
vliegtuig haalt het halverwege uit zijn tas. Had nou toch even gewacht!
Ondertussen probeer ik er
nog wat werkwoorden in te stampen.
Anderhalf uur geconcentreerd herhalen, en het enige dat ik me nu
herinner is gllabëroj: verslinden. Superhandig!
Als ik aankom bij het
Star Hotel ben ik teleurgesteld. Witte tegels op de vloer, ik had het
kunnen weten. Bij de badkamer, nou ja badkamer, staan drie
paar
blauwe
badslippers in het gelid. Het is negen uur ’s avonds en ik ga
meteen naar buiten. Het
is nog zwoel, op de trappen van het theater aan het Skanderbegplein
zitten groepjes jongeren te praten, een paar uitslovertjes op een
fiets. Ik ken de stad al een beetje van vorig jaar, maar nu is het
anders omdat ik alleen ben. Groter op een of andere manier. Aan de
zuidkant van het plein zie ik kleine plantjes staan, klaar om te worden
geplant, heel schattig, en een idioot contrast met
de marmeren grandeur van het andere stuk. Langs de piramide naar
Bllogu, dat tijdens het communisme gereserveerd was voor de
gezagsdragers en nu de hipste wijk van Tirana is. In een van de straten
staat een dj op een balkon, daaronder een menigte jongeren in neonlicht
met pullen bier en cocktails.
Renovatie
en dansen in Bllogu
Verderop bij een boom op een donker
stukje een man met een weegschaal. Hij nodigt me met verwoede gebaren
uit mijn gewicht te controleren. Nee nee, roep ik angstig. Het beeld
blijft me wel bij. Die smekende blik, die wanhoop. En de woede dat hij
moet smeken. Ik wil hem wel geld geven maar ben bang hem te
beledigen.
Donderdag
17/5/18 Regenboogvlag
speciaal voor mij
Mijn eerste hele dag, met een enorme to-do lijst. Als eerste wil ik
naar boven in het Tirana International Hotel, om te kijken of het
uitzicht echt zo mooi is als ik heb opgeschreven. Het lukt, een
schoonmaakster laat me door op de veertiende verdieping. En
het
is mooi, je ziet de heuvels aan de oostkant, Dajt, de mensen als mieren
op het plein. Liqeni, zegt de vrouw trots, wijzend naar het zuiden. Het
meer. De kamer is prachtig, stralend witte lakens en een houten vloer.
Ik volg mijn eigen beschrijving, van de noordkant van het plein naar de
oostkant. Het operagebouw ziet er verlaten uit. Gesloten voor
renovatie, hoor ik. Net als de Et'hem Bey Moskee, die ik heel graag had
willen bezoeken. Je hebt wel het idee dat Tirana
één grote bouwput is. Al dwalend kom ik bij de
gloednieuwe kathedraal van de wederopstandig, waar net een
ceremonie aan de gang is. Voor wat, probeer ik uit te vinden. Voor 40
dagen na Pasen, zegt iemand me. Pinksteren? Maar in Nederland moet dat
nog komen. Een orthodoxe priester deelt vriendelijk lachend grote
stukken brood uit, er komen vrijwel alleen oude vrouwtjes op af.
In
de kathedraal
De
Et'hem Bey moskee, in restauratie
Bij de Lana kom ik per toeval bij Albania Tours terecht, het
verkeersbureau. Binnen zie ik in het duister een paar vrouwen vermoeid
in oude stoelen zitten, een beeld dat ik ken uit andere
(oud-)communistische landen. Er
wordt een Engels-sprekende collega van straat gehaald die me meeneemt
naar zijn kantoortje. Sopot heet hij, hij werkt al meer dan twintig
jaar in dit sterfhuis. Heel veel aanvragen uit het buitenland, zegt hij
zuchtend, maar geen geld. Als ik hem vraag hoe ik een van die
huurfietsen van Ecovolis kan gebruiken die je bij honderden in rekken
ziet staan, schrijft hij met een ernstig gezicht de naam van de
directeur op een briefje. He's a very good man, voegt hij nog toe.
Kijk, daar heb je wat aan!
's Middags heb ik een ontmoeting met de Nederlandse ambassadeur om over
LGBT-rechten te spreken, zoals ik vanuit Nederland geregeld heb. Dewi
van de Weerd heet ze, ik heb haar al op een filmpje gezien en ze lijkt
me erg aardig en toegankelijk. Op een
stenen randje in de schaduw schrijf ik
mijn vragen op. Voor het gebouw wappert een EU-vlag en.. een
regenboogvlag. Nou ja zeg, denk ik, ze maken er werk van. Speciaal voor
mij! Maar het blijkt te zijn omdat het de internatioale dag tegen homo-
en transgenderfobie is. Het gesprek
duurt ongeveer veertig minuten, we praten ook over de regering Rama en
het proces van 'vetting', waarbij rechters, officieren van justitie en
politiemensen die rijk geworden zijn hun eigen welstand moeten
verantwoorden, wat ze een enorme stap in het bestrijden van
corruptie noemt. Het is een heel vriendelijk en geanimeerd gesprek,
maar ik heb wel het gevoel dat de ambassadrice een nogal opgepoetste
versie van Albanië presenteert, wat ze natuurlijk ook moet.
De
regenboogvlag bij de Nederlandse ambassade
Daarna
is er nog het archeologisch museum, meer geslenter en kleine
gesprekjes met local guides, bedelaars en gekkies, gegluur door
afzettingen heen bijvoorbeeld richting Namazgah moskee, de grootste
moskee van de Balkan, in aanbouw (gefinancierd met Turks geld). In een
kerk met een beeld van Moeder
Theresa ervoor zie ik een heel maf glas-in-loodraam: mannen in mantels
met knallende kleuren, en daarop twee grijze gezichtjes, die van de
paus Fransiscus en zijn
vooranger, de Poolse paus.
Gegrilde
lam in Taverna Dajkua
Nieuw
groen bij het
Skanderbegplein
Moeder
Theresa en de grijze pausen
Vrijdag
18/5/18 Koning Zog
komt
tot leven
Vandaag heb ik ondanks de twee dubbele espresso's van de overkant
moeite om op gang te komen. Ik ga naar de toeristeninfo, loop te dralen
voor de deur van het Nationaal Historisch Museum waar een dikke stroom
mensen naar binnen gaat. Geen zin... Ik kijk naar de mannen die
op groene
ijzeren bankjes stuk voor stuk in hun neus zitten te
graven en ga dan maar weer terug naar het
hotel om alles op te schrijven, wat meestal voor alles het beste helpt.
Thuis, achter mijn bureau, was alles
nog
redelijk overzichtelijk, ik zag Albanië voor me zonder al die
duizenden mensen met hun eigenschappen, behoeften en eigenaardigheden.
De werkelijkheid is natuurlijk zoveel complexer. En die dan vangen in
de ragfijne nuances van de taal, zoals mijn motto is... ik vind het
best een opgave en een verantwoordelijkheid.
Het
Nationaal Historisch Museum
's Middags ga ik naar House of Leaves, een grote villa die in de jaren
1930 dienst deed als medische kliniek maar in de communistische tijd
gebruikt werd door de Sigurimi, de staatszekerheidsdienst, die net als
de Stasi alles van iedereen wilde weten. De tentoonstelling begint met
een filmpje over het Albanië van koning Zog, in 1925 nog
rechtop en triomfaal, in 1938 oud en gebroken. In dat jaar trouwde hij,
met een grafgezicht, een Hongaarse om een boodschap van vreedzame
co-existentie af te geven. Twee dagen na de geboorte van hun zoon
vielen de Italianen binnen. Het filmpje is maar een introductie, maar
ik ben blij dat ik dit heb gezien. Die wallen, dat menselijke, koning
Zog is ineens tot leven gekomen. De rest, waarover ik in het boek ga
schrijven... het is huiveringwekkend, en het meest ongelooflijke van
al: het is tot 1991 doorgegaan!
Afluisterapparaat
van de
Sigurimi
Na deze ervaring neem ik de zijstraatjes, de kleine straatjes waar
alles anders is. Allemaal kraampjes met
bezems, kleren, rotzooi. Tien winkeltjes naast elkaar die allemaal
dezelfde telefoonhoesjes verkopen (je vraagt je toch af...), mannen die
rond een omgekeerde kartonnen doos zitten met glaasjes raki en stukjes
worst erop.
Gëzuar!
In de Rruga e Kavajës zoek ik de moskee
waar de man
van het verkeersbureau me op gewezen had. Naast de moskee is een klein
zaaltje voor vrouwen. Met een vrouwelijke
imam? vraag ik een paar meisjes die net naar buiten komen. Nee, zeggen
ze, dat gaat niet. Maar het is oké hoor (maak je geen
zorgen),
verzekert een van
hen me, er zijn heel veel goedopgeleide moslima's (we worden niet klein
gehouden). Het enige is, dat
mannen en vrouwen in de moskee niet met elkaar in contact
mogen komen. Oké oké, zeg ik. In het armoedige
zaaltje hoor ik de stem van de imam door een luidspreker. Een paar
vrouwen zitten op hun knieën met de Koran op schoot te
prevelen. Tegenover mij zit een meisje gewoon met haar benen voor zich
uit. Ze lacht en even later gaat ze tot mijn stomme verbazing op haar
zij liggen en valt in slaap. Naast mij zit een gehoofddoekte vrouw op
haar telefoontje te kijken. Misschien heeft ze daar de Koran op, denk
ik. Ik hoef niet eens zo heel erg te gluren om te zien dat ze naar een
filmpje zit te kijken van westerse vrouwen die iets doen in de keuken.
Ik loop maar wat, en als ik weer op mijn kaart kijk, zie ik dat ik
vlakbij
het mozaïek ben, wat ik sowieso wilde checken, maar waarvan ik
dacht dat het erg ver weg was. Er is niets aan, moet ik bekennen,
gewoon een vloer met een paar oude steentjes. Maar het is wel grappig
om te zien dat de stad er als het ware omheen gevouwen is. Ik heb toch
het idee dat het wat onevenwichtig verdeeld is met de monumenten in
Albanië. Sommige grote ruïnes en sites zijn totaal
vergeten en verlaten (zoals Amantia volgens mij), over andere wordt een
compleet museum heen gebouwd.
In
het casino
Ik neem de bus terug, voor 40 lek, dertig cent, en meteen daarna de
volgende, richting Porcelan, maar omdat het me te druk wordt, stap ik
halverwege uit en besluit een casino binnen te gaan om te zien of daar
inderdaad oude mensen hun laatste geld zitten te vergokken zoals ik in
mijn fantastie had opgeschreven toen me opviel hoeveel casino's er
waren
net buiten het centrum. Ik zit ernaast, er is geen oudje te bekennen,
alleen een stuk of tien jonge mannen, zwijgend achter hun machines. Ik
word goed in de gaten gehouden door de medewerkers, dus voor de vorm
schuif ik 200 lek in een apparaat en druk wat op de knopjes. Iemand
vraagt wat ik wil drinken en ik zeg bier. Ik druk maar wat maar mijn
tegoed wordt niet minder omdat ik elke keer wat win. Omdat ik graag
weer weg wil daar, laat ik 600 lek uitbetalen. En het
biertje, vraag ik. Onmiddellijk daarna trekt iemand nog een biertje
open, en ik mag het niet betalen, geen idee waarom. Dus ik schuif nog
een keer 200 lek in een machine en win weer. Dat is een goeie zeg!
Misschien drukken ze wel op een knop zodat ik win, om me verslaafd te
maken, alles gaat hier in het duister, bliepbliep. Dan kijk ik naast
mij en zie dat er iemand zit te spelen niet met 200 lek maar met 8000.
Het meest verbazende vind ik nog de vreugdeloosheid ervan. Alsof hij
een heel naar klusje doet. Blijft de vraag waarom al die casino's? Ik
heb weleens gelezen dat casino's in Nederland soms witwasmachines zijn.
Mensen kopen dan heel veel fiches van hun
zwarte geld, gaan een beetje gokken en laten wat ze aan het einde nog
hebben op hun rekening zetten als gokwinst. Het zou wel de
ongeïnteresseerdheid van de man naast mij kunnen verklaren...
Ik ben nu helemaal in het oosten van de stad. In een klein straatje zie
ik een oudere man achter een vooroorlogje naaimachine zitten in een
piepklein winkeltje vol met oude schoenen en een krant vol tabak. Ik
wil een foto van hem maken maar vind het onbeleefd, dus vraag of hij
mijn tas wil maken, waar een klein stukje los van is. Hij gaat
toegewijd aan de slag, met zijn trappedaal, heel lang heen en weer, het
ziet er niet uit eerlijk gezegd maar het kan me niet schelen. Ik ben op
zijn vieze bankje gaan zitten en het lijkt alsof we een praatje maken.
Casino, slecht, horloge, hart, koffie, vriend, schoenen, tabak. Oude
machine. Duits. O Duits, nou... dan (gebaren). Als ik geld uit mijn zak
haal, kijkt hij me eerst ongelovig en dan bijna beledigd aan. Ja stel
je voor zeg, dat je als rijke stinkert een arme sloeber zou betalen.
Straatbeeld
in de wijk Xhamlliku
De
schoenmaker die geen geld van me wil
Zondag,
20/5/18 Koude rug
Een druk gebeier buiten, pratende mensen, de korte venijnige claxons
van de bussen, verkeer- en werkgeluiden, geklop, getik, getrommel. Op
de gang een stofzuiger, dat gaat hier allemaal door elkaar. Vanmorgen
droomde ik dat ik belaagd werd in een donker park. O nee, dacht ik
vastbesloten, dit gaat me niet gebeuren, maar een seconde later wist ik
dat ik kansloos was, en in plaats van bang wat ik boos. Wat dom wat dom
wat dom, dacht ik, zo vraag je er toch om. O, mijn telefoon, alle
informatie, mijn rijbewijs en mijn geld! Maar ik had ook begrip voor
die man. Jet had me een artikeltje gestuurd over jonge mannen die het
land ontvluchten (er wonen inmiddels meer Albanezen buiten dan binnen
Albanië) om te ontkomen aan een leven van twaalf uur per dag
kopjes koffie heen en weer brengen voor 180 euro per maand. Als je bent
zoals ik, had die jongen gezegd, dan kun je dat niet. Moet je je
voorstellen. Ik werd wakker met een koude rug, was ontzettend blij om
hier te
zijn maar nog blijer om hier niet te hoeven wonen.
Graffiti
in Blokku
De
piramide van
binnen
De piramide.. ik heb gezocht en gezocht wat ermee gebeuren zou en nu ik
uiteindelijk een mooi verhaaltje bij elkaar heb over verleden en heden
van het ding, lees is in exit.al de kritische Engelstalige krant van
Albanië dat notabene het Hollandse ontwerpbureau met al die
letters (MRVDV?) de opdracht heeft gekregen het aan te pakken en dat
het heel mooi wordt. Zo gaat dat wel, werkelijk alles is in transitie,
niets staat stil. Interessant, maar ook complicerend voor
de reisgids, want je moet ook nog eens een half jaar vooruit proberen
te denken.
Zaterdag. Ik haalde mijn twee dubbele espresso aan de overkant bij een
van die jongeren die zeven keer twaalf uur per week werken voor 180
euro (Kërkojme
kamariere stond er op het
raam, wij zoeken
obers) en ging zitten schrijven. Het was denk ik zeven uur. Om een uur
of tien liep ik naar buiten. Tot mijn verrassing zag ik op het plein
bij de stand van Ecovolis een meisje de stangen tussen de fietsen
vandaan halen. Ik wilde heel graag fietsen. Ze vroeg mijn id en ik gaf
mijn rijbewijs. Maar in plaats van me dit na de registratie terug te
geven wilde ze het in het mobiele kastje leggen. Nou wil ik niet te
angstig of wantrouwig zijn, maar dat ging me echt te ver. Zouden
anderen dit doen? Je kunt er toch een foto van maken, zei ik, dan heb
je ook alle gegevens, maar ze was niet te vermurwen. Dus begon ik maar
weer te lopen.
Binnen
in een Hoxha-bunker
De bunkers staan overal. Hoxha, niet de meest relaxte dictator aller
tijden, heeft er tijdens zijn regime 175.000 laten bouwen door het hele
land. Ik hoorde op een Nederlands filmpje van 3 Op reis het
verhaal dat hij de stevigheid ervan heeft laten testen door er een
granaat op te gooien, terwijl de ontwerper en zijn gezin in de bunker
zaten.
Verlegen
meisjes in het park
Ik liep helemaal tot het grote park aan de zuidkant van de stad, en
ging het kerkje Kisha
e shën Prokopit binnen, een mooi oud gebouwtje met wanden vol
ikonen en een mooie ikonostase, maar een foeilelijke pui (uit de jaren
80 schat ik).
Er waren nog twee vrouwen, ze gingen voor elke heilige staan en sloegen
kruizen. Niet zoals onze katholieken met van die afgemeten en hoekige
gebaren, maar zwaaiend van boven naar beneden en dan van rechts naar
links. Soms werd er zelfs geknield en gekust, hun ogen smeekten.
Terug in het centrum nam ik een bus, stapte uit voorbij het plein van
Zog en liep in de richting van wat ik dacht dat het Bektashi
World Center wat, maar wat de oude stalinistische textielfabriek
Kombinat bleek te zijn. Die cijfertjes op die kaart! Ik moest nog een
bus nemen om er dan toch maar heen te gaan, stapte uit bij Kombinat,
keek rond, pakte de bus terug, tot Kinostudio helemaal in het
noordoosten van de stad, stapte uit, keek rond, dronk nog een flesje
water, vroeg in een café om iets met kaas, dacht ik
(qumësht) kreeg iets met chocolade, at het toch op, dronk nog
meer water, ging weer naar buiten, maakte foto's, stapte weer in de bus
terug naar de stad en dat was het dan, ik was moe en niet zo tevreden,
had het gevoel dat ik het niet bij kon benen. Letterlijk ook, met die
knieën.
Veel beelden van de stad die bleven hangen: jongens
met trommels, vrouwen met boodschappen, rondhangende mannen,
cafés met kanariepietjes fluitend als gekken, wasgoed,
dieseldampen, trossen draden langs de muren,
afbladderend pleisterwerk, ontbrekend pleisterwerk... ja dat, hoe is
dat mogelijk vraag je je altijd af, iemand gaat een huis bouwen en
denkt halverwege ach laat verder ook maar, zo kan het ook wel? Gewoon
blokken baksteen of gasbeton waar de specie uitdruipt.
De
vroegere textielfabriek Kombinat
Terug in het hotel ging ik weer zitten schrijven. Ik merk dat behalve
het voorbereiden van deze reis ook het verwerken van informatie veel
meer tijd kost dan ik had gedacht. Al die dingen die je niet zeker
weet. Openingstijden van musea bijvoorbeeld, het lijkt zoiets simpels
maar je ziet rustig drie varianten in drie verschillende bronnen en het
is
niet gezegd dat je op de plek zelf de meest betrouwbare informatie
krijgt. Ik was trouwens constant nerveus of ik geen informatie kwijt
zou raken in mijn pogingen alles zowel op de c-schijf als op een
stickje op te slaan, dus heb uiteindelijk toch maar Dropbox
geïnstalleerd, waar ik nu op werk. Veel makkelijker dan ik
dacht, en het geeft ontzettend veel lucht!
's Avonds kwam ik Aposso tegen, een man met wie ik hier eergisteren
voor het hotel een hele tijd heb zitten praten. Hé riep hij.
Hij gaf me een hand. Hé riep ik, wat heb je gedaan vandaag?
Niet veel, zei hij, gaf me weer een hand en liep verder. O, dacht ik,
meneer wil geen vragen. Hij kwam van een rijke familie, had Andi (mijn
vriend van het hotel) me
verteld, was de beste van de klas geweest, heel intelligent, had jaren
in Engeland gestudeerd, maar was gek geworden en loopt nu de hele dag
rond, slikt pillen en drugs en is overal bang voor, niet in de laatste
plaats voor de tandarts, wat ook goed is te zien. Zijn opa, had Aposso
zelf verteld, had een heleboel hotels in de stad, maar de communisten
hebben alles afgepakt. Zelf had hij een hotel van zijn moeder
geërfd, daar verdiende hij wat mee. Of ik dacht dat hij het in
Nederland goed zou hebben. Nee, blijf hier, zei ik, je zou heel
ongelukkig worden, niemand gaat je helpen. Zo kwam het me ook
voor, NL, als kil. Hier zijn de mensen toch meer met elkaar
geloof
ik.
Zo doe ik langzamerhand links en rechts wel wat contacten op. Gek
genoeg heb ik al een paar keer gedacht aan Calcutta, waar Maud (mijn
beste vriendin) en ik na vier dagen in hetzelfde hotel ook de hele
straat kenden en vv. Dit is ook zo'n straatje, een zijstraatje
eigenlijk, een beetje in de luwte van het allerdrukste. Na 100 meter
drie grote stukken rots, en dan begint het plein.
Diepzinnige
leuze vlakbij mijn hotel
Zondag,
20/5/18 Poelen van het
somberste zwart
Die
zondag ben ik eerst naar de Nationale Kunstgalerij gegaan, een lekker
koel en ruim gebouw met niet al te veel werken, van de vaste collectie
alle daterend uit de communistische tijd en voorbeelden van
socialistisch-realistische kunst: potige mannen en vrouwen op het land,
in de fabriek of op een constructiewerkplaats, vol ijver en
idealen
werkend aan een toekomst van.... van wat eigenlijk: nog meer
gelijkheid? De kunstenaars van die tijd leefden onder een streng
artistiek juk, maar toch, zo had ik al gelezen, bleven ze de randen
opzoeken van wat nog mogelijk was aan vrije expressie, en je hoeft
eigenlijk geen helderziende te zijn volgens mij om ook een kritische
boodschap te zien, zoals in het schilderij van de mijnwerker van Alush
Shima, een modelarbeider met zijn grote handen en strakke kaaklijn,
maar wiens ogen, zo schrijf ik ook in het boek, poelen waren van het
somberste zwart. Later lees ik dat de kunstenaar in 1973 honderdvijftig
van zijn stukken verbrandde die de communisten mogelijk als decadent
zouden kunnen beschouwen nadat een bevriende schilder is gearresteerd
vanwege het prijzen van Picasso (bourgeois), ik bedoel maar.
Een
grappig maar ook verwarrend schilderij vind ik dat van Spiro Kristo
(Fëmije
heet het geloof ik, Kinderen) uit 1966 waarop een groepje
kinderen aan het spelen is tegen een achtergrond van modern uitziende
portiekflats. Een meisje, gekleed in een balletjurkje, heeft een geweer
op haar rug, een padvinder tekent met krijt dat geweer op de stoep. Op
een van de flats staat PPSH, verwijzend naar de
arbeiderspartij van Hoxha maar naar ik later uitvind ook de
naam
van een automatisch geweer van Russische makelij. Is het mogelijk de
boodschap niet te voelen, als je ziet hoe ontsierend voor het hele
plaatje de naam PPSH op de keurige flat is, hoe idioot het contrast van
het jurkje met
het geweer? Wat betekent dat blaadje Factosi
in de handen
van het andere meisje? Het kan je toch heel moeilijk ontgaan dat er van
alles niet klopt? Maar eerlijk gezegd: verwarrend vind ik het ook omdat
het schilderij me doet denken aan mijn eigen kindertijd aan de rand van
Amsterdam waar je hartslag het ritme van de heimachine aannam, de
flats, de pastelachtige kleuren (technicolor?), nieuwe
straten en jonge boompjes, iets opgeruimds en het gevoel dat alles nog
gaat gebeuren, maar ook het jurkje dat niet echt paste en de notie,
ergens op de achtergrond, dat er
meer was dan pastel.
Hierna ben ik naar het Bektashi World Centrum gegaan, in het verre
oosten van de stad, gelegen op een heuvel en alleen te bereiken via een
wirwar van armoedige straatjes. In dit centrum zetelt het hoofd van de
orde, een
mystieke stroming van de islam, waar ik graag meer van
zou willen weten. De grote koepel van
het complex was dicht en in de kleinere tekkes zag ik alleen een man
die zich verschrikkelijk stond aan te stellen met het kussen van kisten
en foto's van baba's terwijl een andere man, duidelijk zijn hulpje,
foto's nam. Ze wisen niet hoe snel ze van de ene
plek naar
de
andere
moesten komen om al die toewijding vast te leggen.
Een politicus, dacht ik. Na tien
minuten waren ze weer weg en kon ik mijn eenzame dwaaltocht
voortzetten
op zoek naar monniken, de derwisjen, die er ook moesten wonen. Ik vond
er één, op een viezig plaatsje met opgestapelde
stoelen
achter de verblijfsgebouwen.
Het
Bektashi World Center
Vlakbij
het Bektashi World Center
Een
ijssalon
Net voor sluitingstijd ga ik nog naar het Nationaal Historisch
Museum, waar ik
behalve bij de maquette van holbewoners (met strakke thong)
vooral blijf staan in de sectie van communistische terreur bij het
bloesje van Sabina
Kasimati, een vroegere klasgenoot van Enver Hoxha, die vermoord is
zonder
proces vanwege vermeende anti-communistische activiteiten, maar in
werkelijkheid, zo hoor ik later, waarschijnlijk omdat zij Hoxha's
avances heeft afgewezen.
Maandag
21/5 For me as a Martin
Ik hoor dat van Martin, een locale gids, met wie ik maandagavond op
stap ben gegaan. Hij had me op mijn eerste dag al aangesproken maar ik
had al die tijd de boot afgehouden omdat ik hem niet helemaal
vertrouwde en omdat ik mijn vragen op wilde sparen. Ik vond hem nog
steeds raar - betweter, haantje, licht opdringerig - maar het was heel
interessant om met hem te praten want hij wist werkelijk alles en had
een hoop ideeën. Om die ideeën was hij zelfs door Edi
Rama (de premier) uitgenodigd in de politiek, maar hij vond zichzelf te
jong (31) en
wilde bovendien niet bij een club waarvan de meerderheid niet eens wist
wie Christine Lagarde was, om een voorbeeld te noemen. Hij was wel een
groot fan van Rama, én kritisch op Erdogan en ik sla mezelf
nu voor mijn kop dat ik niet heb gevraagd wat hij er dan van vond dat
de twee regelmatig arm in arm voor de camera's worden gespot. Hij had
er ongetwijfeld een gearticuleerd antwoord op gehad, net als toen ik
zei dat Rama het niet goed deed voor het milieu en de armsten. Aan het
einde van onze toer, langs Tymi, het
Backpackers Hostel, Bunker1944 en het streng bewaakte (!)
Center
for Openness and Dialogue
zaten we in Komyteti, een museumcafé vol artefacten uit de
communistische tijd, en merkte ik dat het hem menens werd, omdat nu
ondanks zijn uitstekende Engels toch Google Translate erbij werd
gehaald en hij nu bijna al zijn zinnen begon met de kreet For me as a
Mááártin.
Hij voelde veel
verantwoordelijkheid voor zijn land, vertelde hij, was om die reden
niet net als veel van zijn vrienden naar het buitenland gegaan, maar
gids geworden. In zijn hoofd, en thuis op papier (niet op pc), was hij
bezig met een boek over manieren om Albanië om, als ik het
goed begrepen heb, tegelijkertijd cultureel en economisch een grote
stap vooruit te helpen. Voor op de koffietafel? vroeg ik. Nee voor
iedereen zei hij, van ober en kamermeisje tot de PM en zijn MP's. Toen
we afscheid namen probeerde hij me te zoenen. Zeg doe even
normaal, zei ik.
Je gedraagt je als een kind. Hè, dacht ik even later, wacht
even. Ik had natuurlijk moeten zeggen: ik had je moeder kunnen
zijn.
Ilir
van de Backpackers
Fruitverkopers
Vier
broers van het Star Hotel
(twee ontbreken nog, Ardit
en Andi ook)
Misschien wat abrupt en in medias res, maar hier breek ik het eerste
deel van mijn blog af. Ik hoop dat het leuk was om te lezen. Laat
gerust weten wat je ervan
vindt, of als je vragen hebt, of tips. Stuur een mailtje,
appje of rooksignaal.