Verslag Conferentie
Suïcide voorkom je samen, op 31 mei 2013
Hulpverleners worstelen met hun rol in zelfmoordpreventie
Is zelfmoord altijd te
voorkomen? Hoe herkennen we risico’s,
waar vinden we elkaar, wie grijpt er in? Hulpverleners uit de eerste-
en tweedelijn troffen elkaar in Amsterdam voor een uitwisseling over
suïcidepreventie. Die was duidelijk welkom.
Le
suicidé, schilderij van Edouard Manet uit 1877
Vellah Colcher verloor dertig jaar geleden haar dochter aan zelfmoord.
‘In vier maanden tijd was ze veranderd van een stralende,
creatieve meid in een wrak,’ vertelt de dame op leeftijd in
de pauze van de conferentie Suïcide voorkom je samen op 31 mei
in het Regardz Planetarium. ‘Verkeerd vriendje, experimenten
met drugs? De vraag
Hoe
het kon gebeuren houdt ons nog altijd
bezig.’ Vellah Colcher schreef twee boeken over het onderwerp
en richtte samen met lotgenoot Jannie Schuit in 1993 de praatgroep
Ypsilon op, die 17 jaar lang zorgde voor opvang van en begeleiding aan
achterblijvers na zelfmoord. Nog steeds kijkt ze uit naar alles dat
beter kan in de zorg rond suïcide. Een conferentie als deze,
vindt ze, is ongelooflijk hard nodig.
Gatekeeperstraining
Deze middag ligt het accent op preventie: het vinden en aanreiken van
een uitweg uit de wanhoop die voor de betrokkene maar
één kant op lijkt te leiden. De GGZ heeft daar
een belangrijke taak in, vindt wethouder Andrée van Es, maar
ook partijen als politie, de Dienst Werk & Inkomen,
schuldsanering en verslavingszorg. In haar openingstoespraak spreekt
wethouder Van Es de hoop uit dat de conferentie het startpunt zal
vormen voor een stedelijk convenant over het onderwerp.
Om de samenwerking aan te jagen startte de GGD Amsterdam in 2010,
geholpen door vele partners, het project Suïcidepreventie. Een
van de vier pijlers van dit project is de gatekeeperstraining: een
training in het vroeg signaleren en bespreekbaar maken van
suïcidaliteit. De training, zo licht projectleider Lyna
Polikar toe, is bedoeld voor sleutelfiguren die in hun werk met
doodswensen en zelfmoord te maken krijgen. Dit kunnen zijn huisartsen
en geestelijk hulpverleners, maar ook DWI-medewerkes,
vrijwilligersorganisaties, medewerkers van meldpunten zorg en overlast
of schoolartsen en -verpleegkundigen. Vaardigheden worden geoefend in
rollenspelen. ‘Het is soms heftig en eng,’ zegt
Polikar, ‘maar het helpt. Je krijgt inzicht in de gedachten
van iemand die dood wil. En zicht op mogelijkheden om een andere
perspectief aan te bieden.’ Inmiddels zijn al zo’n
530 gatekeepers getraind. De reacties zijn vrijwel zonder uitzondering
positief.
Richtlijn suïcidaal gedrag
Concreet vragen naar een doodswens helpt om inzicht te krijgen, merkt
VUmc-hoogleraar Suïcidepreventie Ad Kerkhof. ‘Het is
een misverstand dat dit mensen op ideeën zou brengen. Je moet
niet bang zijn om over zelfmoord te praten. Vaak is het juist een
opluchting voor degene die tegenover je zit.’
Kerkhof heeft zich gedurende drie jaar intensief ingezet voor het tot
stand brengen van een nieuwe, multidisciplinaire richtlijn voor
diagnostiek en behandeling van suïcidaal gedrag. Makkelijk was
dit niet, door het uiteenlopen van meningen en perspectieven, maar
nodig des te meer.
In 1984 hebben we een opvallende piek gezien in het aantal zelfmoorden,
vertelt Kerkhof. In 2007 was er een daling en vanaf daar zien we een
toenemende lijn, ook in 2012, met de ernstigste cijfers in
Italië, Portugal, Ierland en Letland, wat een relatie met de
economische malheur duidelijk aangeeft. Het zwaartepunt ligt bij mannen
tussen 40 en 60 jaar, maar opvallend genoeg zijn het de mannen van
boven de 80 die zich relatief het vaakst het leven benemen: 23 op elke
100.000. In 2011 waren er 1647 zelfmoorden in Nederland; 44% van de
plegers was onder behandeling bij de GGZ, 33% was in het voorafgaande
kwartaal ontslagen uit een kliniek; 69% had een eerdere poging gedaan,
bij 11% was suïcide eerder in de familie voorgekomen; 45% was
langer dan vijf jaar onder behandeling. Vaak gaat het om langdurige,
ernstige psychische problemen.
Verkokering
Het begrijpen van de doodswens is een belangrijk thema in de nieuwe
richtlijn. Ga iemand die zelfmoord wil plegen niet vertellen hoe mooi
het leven toch is, zegt Kerkhof, maar probeer zijn beleving te volgen.
Maak daarna de suïcidaliteit tot focus van de behandeling. Een
doodswens is altijd resultaat van kwetsbaarheid- en stressfactoren, je
moet proberen dááraan iets te doen. Daarbij
zouden partners en familieleden meer dan nu betrokken moeten worden.
Samen heb je een zó veel completer beeld. Andere
aanbevelingen voor de hulpverlener: creëer een veilige
situatie voor jezelf en de ander, verwijder potentieel dodelijke
middelen, zorg indien nodig voor sedatie en anti-psychotica, leg alles
vast in een dossier, houd contact met de huisarts en andere betrokkenen
en zorg voor overdracht en continuïteit zodat de
patiënt niet in een gat tussen zorgverleners valt, zoals toch
nog veel te vaak gebeurt.
Ketenzorg vraagt inspanning van iedereen maar niet iedereen is even
happig, heeft Kerkhof ervaren. ‘U zult het niet geloven, maar
ik word soms door huisartsen in wanhoop gebeld, omdat psychiaters de
samenwerking tegenhouden. “Bemoei je nou maar niet met die
psychische klachten,” zeggen ze, “dat is
ónze taak.”’
Precies, zó gaat dat, illustreren even later
Arkin-psychiater Jan Neeleman en emeritus hoogleraar
Huisartsengeneeskunde aan het UMCG Klaas van der Meer. Hun rollenspel
toont een koppigheid in de verkokering tussen eerste en tweede lijn die
lachwekkend zou zijn, als hij niet zo treurig was. Neeleman noemt het
voorbeeld van de dokter die tevreden constateert het been van zijn
patiënt weer te hebben opgelapt. Als hij een week later hoort,
dat de eigenaar van het been van de flat gesprongen is, haalt hij nog
net niet zijn schouders op. Niet zijn probleem. We have done our job.
Gekleurde zebra’s
Jan Mokkenstorm is behoorlijk fel over dit al dan niet bewuste
afschuiven. ‘Een patiënt,’ drukt hij de
aanwezige hulpverleners op het hart, ‘is altijd
jóuw patiënt, tot je weet dat hij in andere goede
handen is.’ Mokkenstorm is psychiater, directeur
behandelzaken van GGZ InGeest en schrijver van het boek
Suïcide Survival Guide (verwachte publicatie 9/9/13)
‘Een les die ik vooral geleerd heb,’ zegt hij,
‘is dat je je ook zorgen moet maken om mensen met een op het
oog klein risico. Er zijn maar weinig gekleurde zebra’s,
eenderde van de mensen die suïcide plegen zijn rustige
draaideurpatiënten. Standaard uitvragen en haalbare
crisisplannen zijn wat hem betreft goede maatregelen. ‘Denk
erom: de patiënt is lang niet zo gek op ons (hulpverleners)
als wij wel willen geloven. Veel mensen zoeken geen hulp omdat ze bang
zijn voor aansteller te worden aangezien, schuld en schaamte spelen een
enorme rol.’
Huisartsen, vandaag opvallend afwezig, zitten volgens Mokkenstorm vaak
letterlijk met de handen in het haar ten overstaan van
suïcidale patiënten. ‘Wat kunt u doen?
Rustig blijven, erkenning geven ook al zie je geen belang
(‘Dus je vindt het heel erg dat Rick je niet heeft
gebeld?’), niet oordelen maar luisteren, aansluiten en
onderzoeken. En dán pas proberen te beïnvloeden.
Dit geldt ook voor de politie: begin met jezelf voor te stellen en
beleefd te zijn, ga niet te snel. Door haast verlies je altijd
tijd.’
Verantwoordelijkheid
In de discussie die volgt blijkt de worsteling van het publiek
– veel hulpverleners van Arkin en GGZ InGeest. Onder hen
leeft de vraag: waar begint en eindigt je verantwoordelijkheid, aan wie
de taak om in te grijpen? ‘Zijn hulpverleners niet gewoon
bang om verantwoordelijk te worden gehouden voor de dood van iemand
anders?’ wordt er geopperd. Een ander vindt dat het
doorschuiven van patiënten juist kan duiden op goede
samenwerking. Mokkenstorm: ‘Gisteren heb ik meegemaakt dat
vijf mensen discussieerden over de vraag wie de patiënt het
best zou kunnen helpen. Dan denk ik: vandaag luisteren is beter. Wij
zijn er onvoldoende van overtuigd,’ vindt hij, ‘dat
suïcide te voorkomen is. GGZ Nederland wil zelfs geen
streefcijfer noemen. Ik zeg dat we moeten streven naar een
zelfmoordcijfer van 0. En als we dat cijfer niet halen, moeten we niet
het gevoel hebben dat we falen.’ De opmerking van Neeleman
dat veel suïcides voortkomen uit factoren die we niet kunnen
beïnvloeden, oogst applaus uit de zaal. Wat te denken van de
maatschappelijke ondersteuning die bij de poli van Arkin is weggehaald?
‘Moet je het eigenlijk altijd willen voorkomen?’
werpt iemand op. ‘Ik zie veel mensen die al jaren lijden en
gewoon niet meer willen. Moet je niet gewoon
náást zo’n patiënt gaan staan
en de mogelijkheid toelaten dat je het misschien niet op
kúnt lossen?’ Mokkenberg: ‘Je moet
altijd naast je patiënt gaan staan. En een correct menswaardig
euthanasiebeleid is een manier om suïcide terug te
dringen.’
Spoorwegovergang
Hoe benader je iemand die dood wil? Ton de Vries van het
informatiesteunpunt GGZ Noord-Holland: ‘Wij zeggen altijd: we
assisteren. Als iemand een einde aan zijn leven wil maken, erkennen we
dat. En alleen dat blijkt vaak al te helpen om van het probleem af te
komen.’ Hetzelfde zien we bij de bordjes die bij sommige
spoorwegovergangen zijn geplaatst met een tekst van 113online.
‘Ik luister…’ De simpele uitnodiging
heeft inmiddels een flinke groep mensen ervan weerhouden voor de trein
te springen, zegt Mokkenstorm. ‘Nee,’ verzekert
hij, ‘de meeste mensen springen dan niet alsnog van een flat,
die hebben die ene specifieke manier in hun hoofd gehad om zich van het
leven te beroven.’
Fysieke maatregelen helpen, weet ook Lyna Polikar. Denk aan het
beperken van toegang tot dodelijke middelen, beschermen van gevoelige
locaties zoals hoge gebouwen en gelijkvloerse overgangen, vervanging
van metalen bestek in GGZ-instellingen. Dergelijke maatregelen en
informatie erover vormen een van de vier pijlers van het project
Suïcidepreventie van de GGD Amsterdam.
Een andere pijler is nog nazorg aan nabestaanden, opgezet in
samenwerking met Arkin, InGeest en lotgenotenorganisaties, nu geboden
door Prezens en PuntP. Hoe belangrijk nazorg is? ‘Allemaal
hebben we die vragen,’ zegt Vellah Colcher, grondlegger van
het lotgenotencontact in Ypsilon. ‘Waren we te streng, als
ouders, waren we te vrij, wat hebben we verkeerd gedaan? Daar kun je
helemaal in vastlopen. Ik heb mezelf op een dag de vraag gesteld: stel
nou dat mijn dochter op mij neer zou kunnen kijken… wil ze
dan een droevige moeder zien? Toen heb ik die vragen van me af gezet.
Ik voel me nergens schuldig aan. Maar de zorg blijft.’
Veerkracht
Er is nog heel wat te winnen, benadrukt Lyna Polikar in haar terugblik.
‘Ik denk dat we nog veel meer met elkaar moeten praten over
taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden. Veel is nog niet bij
iedereen bekend. Zo hoorde ik tijdens de workshop van politie en GGZ
dat hulpverleners die arriveren na een zelfmoordpoging, niet hoeven te
wachten op de politie. Als ze de situatie veilig genoeg inschatten,
mogen ze zélf de deur intrappen. Dat wist ík niet
eens.’
Polikar kijkt terug op een geslaagde middag. ‘Wat me opviel,
was de enorme betrokkenheid van iedereen, ook van de politie. Iedereen
wil eraan werken. Ik denk dat de conferentie geholpen heeft mensen bij
elkaar te brengen. Zonder dat duwtje blijft de afstand te
groot.’ ‘De basis van preventie is
veerkracht,’ had Jan Mokkenstorm zijn voordracht afgesloten.
‘Preventie betekent begrijpen en begrijpen betekent ook
vasthouden, naar de ander toe gaan, vragen: hoe kan ik je steunen, hoe
gaan we het doen? Het is aan ons. We moeten het willen!’