Yvonne
van Osch
Literaire punch #9: het
onnadrukkelijke
Leven als een rat
Een mensenleven lijkt weinig meer waard dan dat van een rat,
in Razernij,
het
meesterwerk van Sergio Bizzio. Het enige eeuwige... is de
liefde.
Gepost
door Yvonne van Osch op 17 okotber 2015
De rat
als symbool kan haast niet duidelijker aanwezig
zijn dan in
Razernij,
de
beklemmende, rauwe roman van Sergio
Bizzio. Het is het mooie slimme dier dat we liever niet zien, of het
moet in
een tekenfilm zijn. Zinnebeeld van ziekte, armoe en verderf, dat je
zonder nadenken bestrijdt. Dood
moet De Rat! Weg!
Ik kan erover meepraten. Regelmatig sta ik 'Ik wil het niet weten!' te
schreeuwen
tegen een gat vol verse hagelslagstront in ons
schuurtje. Tegelijkertijd beseffend dat een rat net zo veel zeggenschap
heeft over zijn rattigheid als ik over mijn mens-zijn.
Het verhaal van
Razernij
begint met een idylle. De zwijgzame bouwvakker
José María en het zorgzame dienstmeisje Rosa, dat
werkt voor de familie Blinder in een
groot herenhuis in Buenos Aires, worden verliefd op elkaar.
Hoe toegewijd en vol liefde José María in de
armen van Rosa ook is, daarbuiten wapent hij zich fel tegen
het
harde
leven van de straat. Niet voor niets, zo blijkt al snel, als we op de
stoep van
het herenhuis een conversatie horen tussen de portier en de
rijkeluisjongen Israel.
'Wat een vuile laffe
klotejood. Die Bolivianen zijn allemaal hetzelfde...'
'Volgens mij is het geen
Boliviaan. Hij is lang.'
'Chileen dan.'
'Hij kan ook best Peruaan
zijn...'
'Peruanen
zijn ook vuile joodse klotedwergen. Maar deze is Chileen. Als hij geen
Boliviaan is, is hij Chileen. Des te beter. Ik krijg hem wel. Ik zal
die vuile Chileense klotejood de Falklandeilanden door zijn strot
duwen!' zei hij, en hij sloeg een kruis, waarna hij luidruchtig zijn
duim kuste.
We herkennen de stijl van groepjes boze mensen met een spierwit
vlaggenschip in eigen land. Dit is Argentinië, maar het had
ook
Holland, Duitsland of Polen kunnen zijn. Israel en klotejood. Humor om
te janken. Vloeken en een kruis slaan. Chili
en de Falklands... duidelijk zat, veel dommer kan het niet
worden, en als dit
het klimaat
is, waarin je als buiten- of plattelandse bouwvakker in de grote stad
je werk moet doen, lijken de gewelddadige woedeuitbarstingen
waaraan José María van tijd tot tijd ten prooi
valt nog
heel begrijpelijk ook.
Buiten het filmdoek
Het noodlot krijgt vroeg in het boek zijn loop al. De
opzichter van de bouwplaats die meende José
María te kleineren,
overleeft het niet.
Bij één moord zal het niet blijven. Toch worden
aan
moord en
doodslag nauwelijks woorden vuil gemaakt. Zulke dingen
gebeuren,
lijkt
ermee gezegd. Die mensen waren er, en nu zijn ze weg. Desaparecidos.
Het einde van de opzichter betekent wel het einde van
María's bouwcarrière. María
ziet
geen andere weg dan onder
te
duiken op de
bovenste
verdieping van het herenhuis waar Rosa werkt en woont. Als een
schim leeft hij
daar, op
nachtelijke strooptochten in
het donker geluidloos springend van kamer naar
kamer, sluipend.
Een spookhuis zonder uitgang, dat María op de
botten komt.
... eigenlijk leek hij niet
zozeer op een geestverschijning als wel op een buiten het filmdoek
geprojecteerd beeld uit de stomme film, een beeld dat vertrouwd was met
de afstanden, voorzien van een extra radar die hem op de momenten van
onoplettendheid, als hij op het punt stond een bloemenvaas om te gooien
of over de rand van een tapijt te struikelen, waarschuwde en hem zelfs
leek te dematerialiseren of op te lossen.
María is
er wel, maar eigenlijk bestaat hij niet... want niemand ziet
hem. Niet
verwonderlijk dat hij bij het aantreffen van een doodsbange rat onder
de
kast in
zijn schuilplaats niet eens de moeite neemt zich van het beest te
ontdoen. Ze zijn in feite elkaars gelijke, het dier en hij - opgejaagd
uitschot. Als enigen bevestigen zij elkaars bestaan.
Die nacht realiseert de opvliegende plattelandsjongen zich dat hij
eindelijk tijd heeft
om na te denken. En het eerste wat hij denkt is dat hij nog nooit heeft
nagedacht.
Hij valt in een diepe slaap.
Een leider
Intrigerend! Dat onnadrukkelijke, het
gedoseerde. Je voelt dat er diepte in María is,
maar je snapt
niet
waarom je dat voelt, als bijna alle zinnen feitelijk en beschrijvend
zijn. Bijna. Want bij passages als die waarin
María midden in de nacht wakker wordt en pas weer
inslaapt als hij 'begrijpt' dat hij slaapt, moet je haast wel wakker
blijven.
Niet eerder dan ongeveer
halverwege het boek kom je iets te weten over de achtergrond
van
de man met wie je al
een uur hongerig door een duister huis geslopen hebt.
Iets, niet veel.
Hij
herinnerde
zich dat hij als kind een leider was. En hij realiseerde zich dat hij
tot nu toe nog nooit had begrepen waarom. Hij was een zwijgzame en
mysterieuze jongen. Meer niet. Hij had geen enkele andere positieve
eigenschap. In die tijd was hij niet eens half zo lenig als nu. Maar
zijn vrienden en bekenden hadden respect voor hem en waren bang voor
hem.
Praten is een probleem als je iets te zeggen hebt. Maar alles hebben
zonder ooit iets gezegd te hebben is magie, en je moet een
magiër
zijn om van die rol te genieten. María daarentegen voelde
zich
verward en opgelaten. Hij wist dat hij bij de minste twijfel
ontmaskerd, uitgestoten en als een stuk vuil behandeld zou worden. Hij
was een valse leider. Zoals hij ook een valse verslaafde was geweest.
Zou hij ook een... Opgepast: er was net iemand binnengekomen.
María bespioneert Rosa, voor wie zijn liefde
allerminst
bekoeld is geraakt. Rosa, die eerst hevig om haar verdwenen
minnaar heeft getreurd, lijkt de situatie langzaam te
aanvaarden.
Als María besluit haar te bellen met de tweede telefoonlijn
in
het huis, ontstaat een nieuw soort relatie, en bij momenten,
hoe
vreemd ook,
lijken
de twee zelfs bijna gelukkig. Hun
tederheid en
trouw
vormen
een schitterend contrast met de kilte van het huis waar het
leven
en de liefde van de ooit welvarende familie Blinder elke glans verloren
heeft.
Langer dan een jaar duurt het schimmenspel. De ooit zo stoere,
lenige bouwvakker is dan graatmager, bijna onherkenbaar, maar
helderder dan ooit. Zijn einde is van een briljante schoonheid in
inktzwart
cynisme verpakt.
María
bezwijkt aan een beet van de door gealarmeerde
huisgenoten tot het uiterste opgejaagde rat.
'Mij?!' zei hij tegen de rat.
'Jij bijt míj?!'
MarÍa pakt het
rattengif dat Rosa heeft neergelegd, gooit het in de wc en wast zijn
wond uit met alcohol. Klaar, denk je, opgelost? Er wordt niet meer over
gesproken. Tot María sterft.
María sterft. Maar er is iets
moois gebeurd. De jongen uit het achterland, wiens leven al met al maar
weinig
momenten van oprechte vreugde heeft gekend, sterft vol liefde. En niet
alleen. Hij sterft met de
zoon van Rosa in zijn armen.
De positie van migranten
Met deze roman heeft Sergio Bizzio mede aandacht willen vragen voor de
positie van migranten. 'Met wie wij ons land delen,' staat er op de
achterflap, 'zonder hen werkelijk toe te laten.'