'Op weg naar de ranch van Annie Proulx in het zuiden van Wyoming zien we een vos, een steenarend en een prairiewolf die onstuimig door de alsem wroet.' Zo schrijft Christopher Cox in The Paris Review, ik denk rond 2008. Het tekent de wereld van Annie Proulx in die tijd waarin een van de hoogst zeldzame interviews met haar verschijnt. Een wereld waarin het ruige landschap decor is voor een hard en niet zelden lelijk bestaan, en waarin je lang over onverharde wegen moet rijden om je buren op te zoeken, die je waarschijnlijk dronken en met een geladen geweer ontvangen. De bundel waarmee de toen 62- jarige Annie Proulx in 1997 debuteerde, Heart Songs, staat vol met beelden uit deze wereld.
In
het
titelverhaal, vertaald als Klaaglied, rijdt Snipe door een kloof vol
treurige
dennen ‘langs trailers en afgelegen hutjes met tuinen vol
oude rotzooi,
roestige olievaten, omgevallen stapels, doorgerotte planken, met modder
besmeurd plastic speelgoed, als bloembladen uitgesneden oude banden vol
onkruid.’
De toon is
gezet, we betreden het landschap van armoe, verlatenheid en de diep in
de stank van
verwaarloosde onderkomens opgesloten
hopeloosheid van groepen uit de bevolking van New England, het uiterste
noordoosten van de VS, dat bekend staat om zijn natuurlijke ruigheid en
diversiteit. Snipe
heeft het plan opgevat gitaar te gaan spelen in uitgaansgelegenheden op
het
platteland. Hij heeft een advertentie gezet, waarop ene Eno Twilight
heeft
gereageerd, met de uitnodiging ‘.. We spelen elke woe.avond
om zeven uur, als u
langs wilt komen.’
Terwijl
Snipe in de auto van zijn vriendin tegen de helling opploetert, ziet
hij een
oude pick-up met een voorruit vol stervormige kogelgaten en dikke
klisstengels
die dwars door de bodemplaat steken. Hij voelt hoe een
‘ranzige opwinding’ zich
van hem meester maakt.
De
verlatenheid, een niet geheel gezonde fascinatie voor de zelfkant van
het leven
en - ondanks dat - de hoop op inspiratie door fragmenten van kwetsbare
schoonheid die oplichten
uit de barsten van het alledaagse.. dat zijn de vaste bestanddelen van
de
verhalen in deze bundel, naast de strijd met de natuur en
persoonlijke wraakgevoelens opgeroepen door het kwade geheugen van de
jeugd.
Snipe is al rijdend nog in het stadium van de dagdroom. Hij ziet voor zich hoe hij zijn hak om de chromen voetsteun van een barkruk haakt, ruige praat hoort en in de vroege uurtjes met de laatste dronken gasten vertrekt. Muzikaal wordt hij niet teleurgesteld in huize Twilight. De groep speelt fantastisch een opzwepend soort country. Maar op het sociale aspect van de bijeenkomst heeft hij zich duidelijk verkeken: er wordt geen woord gesproken, een borrel zit er echt niet in, en optreden – dat waar het om begonnen was, lijkt uit den boze. Men zit in een kring en speelt, het ene nummer na het andere. Als de verwarde Snipe in de korte pauzes vraagt naar de naam en herkomst van het juist gespeelde lied, kijken de Twilights hem enkel maar aan tot een van hen mompelt ‘Afscheid van de forel’, ‘Nat hooi’, of ‘Er staat een kleine grafsteen in de boomgaard’.
Ondanks
zijn
nijd en verbazing over het armoedig onthaal van de
‘achterlijke hillbilly’s’
ziet de gitarist toekomst voor zichzelf als muzikant. Ze zijn toch goed
genoeg
om op zijn minst een plaat te kunnen maken!
Maar waar komen die liedjes
vandaan? Wie schrijft de teksten? Langzamerhand
beseft Snipe dat zangeres Nell de bron moet zijn, naar zijn weten de
dochter
van Eno, een dikke jonge vrouw met glanzend zwarte ogen. Met haar
donkere, droevige stem lijkt zij de maat aan te geven op meer dan
één manier. Snipe’s
fascinatie bereikt een hoogtepunt, als hij bedenkt dat de teksten niet
alleen
door haar geschreven maar ook uit haar leven gegrepen zijn. Nu siert
alleen nog
Nell de sepiakleurige platenhoes in zijn hoofd.
De
relatie
met zijn vriendin Catherine is ondertussen zwaar bekoeld geraakt nu
haar
duidelijk geworden is dat ook dit initiatief van Snipe weer geen geld
opleveren zal en zij voor de zoveelste keer bij haar ouders aan moet
kloppen
voor wat extra. Het kan Snipe niet schelen, hij is verblind. En na de
avond
waarop hij meent in een blik van verstandhouding met Nell een welkome
spot over
de
oude Eno te delen, moet het gebeuren. Hij wacht tot Catherine het
huis uit
is, neemt een bad, trekt een schoon overhemd aan en reist af langs het
onverharde pad van zijn ranzige opwinding.
Nell ruikt
naar stoffige wegen, naar guldenroede en naar zoete geplette bramen,
als hij zijn
grauwe gezicht tegen haar rug drukt en voorzichtig de gebloemde zoom
van haar
jurk optilt.
De punch, wat mij betreft, zit in de afloop, al moet ik zeggen dat ik die bij Proulx over het algemeen niet het sterkst vind. Dat is in dit geval de notie van het onveranderlijke. De gitarist wordt na het erotisch treffen onder de jurk van de mysterieuze, dikke Nell van het erf gesmeten door de oude Eno, die niet zoals gedacht de vader van Nell is, maar haar man. Snipe rijdt 75 kilometer, scheldend op ‘de achterlijke Hillbilly’s'. Dan koopt hij, met een ongedekte check, een symfonie van Haydn en alles waarvan hij weet dat Catherine het zal waarderen. Is hij ontgoocheld? Of eerder blij dat hij zijn avontuurtje heeft gehad en verder kan. Want terwijl hij zich min of meer routineus vleit in de vergevende armen van Catherine, die ook niet beter schijnt te weten, droomt hij alweer weg naar een nieuw decor van een wereld waarnaar hij verlangt, die waarin hij in zijn eentje in een aftandse oude vrachtwagen dwars door de zinderende hitte rijdt, terwijl de wind door de ramen giert en een stervormig gat de voorruit siert.