Yvonne
van Osch
Literaire punch #10: desillusie
's Nachts met de trein
Het zijn heel gewone dingen die mensen willen in de verhalen
van Raymond Carver. Lekker eten, rood vlees, 's nachts met de
trein. En toch lukt
zelfs dat vaak niet. Over desillusie en dapper vechten.
Gepost
door Yvonne van Osch op 12 mei 2016
De vrouw van de
student van Raymond Carver kent weinig actie. Nan, de
hoofdpersoon, wordt in
bed
voorgelezen door haar man Mike, die kennelijk student is. Ze
valt in slaap bij zijn zware, sonore stem, wordt na korte tijd weer
wakker en vraagt hem een 'boterhammetje' te smeren. 'Met boter en sla
en zout erop.' Met tegenzin voldoet Mike aan haar verzoek. Terwijl Nan
daarna langzaam haar boterham eet, mijmert ze over vroeger. Ze
herinnert zich een overnachting aan de oever van de Tilton...
... en dat hij haar die avond
ook had voorgelezen: Elizabeth Browning en een paar gedichten uit de
Roebáiyát. Ze lagen onder zoveel dekens dat ze
door al het gewicht amper haar voeten kon draaien. De volgende ochtend
had hij een grote forel aan de haak geslagen, en op de weg aan de
overkant van de rivier waren automobilisten gestopt om te kijken hoe
hij die drilde en binnenhaalde.
'
Nou, weet je het nog?' zei ze, met een paar klopjes op zijn schouder.
'Mike?'
'Ik
weet het nog,' zei hij. Hij ging verliggen op zijn zij, deed zijn ogen
open. Hij herinnerde het zich niet zo goed meer, dacht hij bij
zichzelf. Wat hij zich wel herinnerde, was keurig net gekamd haar en
luide halfbakken wijsheden over het leven en de kunst, en daar dacht
hij liever niet aan terug.
'Dat is een tijd geleden, Nan,' zei hij.
'We
waren net van school. Jij studeerde nog niet,' zei ze. Hij wachtte en
richtte zich toen op, steunend op zijn arm, draaide zijn hoofd om en
keek over zijn schouder naar haar. 'Is die boterham nou al eens op,
Nan?'
Heel gewone dingen
Nan kan niet slapen, ze zit rechtop in bed. Of
Mike haar benen niet wil masseren, ze heeft overal pijn. Of hij niet
een beetje met haar wil praten. Als je me nou eens alles vertelt waar
je van houdt, zegt ze, en alles waar je niet van houdt. Mike vecht
dapper tegen de slaap, om zijn vrouw maar niet alleen te laten. Ik
zou het zo gauw niet weten, zegt hij, vertel jij maar. Nan installeert
zich en start haar opsomming. Heel gewone dingen zijn het waar ze van
houdt. Lekker eten, rood vlees, 's nachts met de trein, vliegen, seks
en aanrakingen die je niet verwacht, de bioscoop, een pilsje met
vrienden. En ook:
'Ik zou graag altijd leuke
kleren dragen. Ik zou graag leuke kleren
voor de kinderen kunnen kopen wanneer ze eraan toe zijn, zonder te
hoeven wachten. Laurie heeft nu met Pasen iets nieuws nodig. En ik zou
graag voor Gary een pakje kopen of zo. Hij heeft er de leeftijd voor.
Ik zou voor jou ook graag een nieuw pak willen. Jij bent eigenlijk
harder aan een nieuw pak toe dan hij. Ik zou graag willen dat we een
eigen huis hadden. Ik zou graag niet meer elk jaar of om het jaar
verhuizen. Vooral,' zei ze, 'zou ik graag willen dat wij twee goed en
eerlijk konden leven zonder in te hoeven zitten over geld en rekening
en zo. Je slaapt,' zei ze.
Zonsopgang
De tragiek van dit huishouden geeft zich via Nan plots in volle
heftigheid
prijs. Vervlogen tijden. Dromen die maar geen werkelijkheid worden.
Het vervloekte geld, de verstarring, het eeuwige
onbesliste.
Uit alle macht probeert Nan in slaap te komen, maar vergeefs.
Ze hoort
geluiden in Mike's neus,
een piepje in zijn borst, mensen op de trap, een stoel die schraapt bij
de buren, een van de kinderen die tegen de
muur aan stoot. Ze draait op haar buik en begint te huilen. Dan stapt
ze via het voeteneind uit bed, waarna de nachtelijke dwaaltocht zich
voortzet. In de badkamer, de keuken, de kamer, bij de kinderen. Het
duurt uren en uren, de hele stapel tijdschriften bladert ze
door, ze
blijft wakker. Tot slot ziet ze buiten de hemel witter worden, ziet de
vormen van het stadje.
Nieuwe kansen? Nee. De hopeloosheid is in haar botten gekropen.
Uit de films niet die ze gezien
had, uit geen enkel boek dat
ze had gelezen, was haar duidelijk geworden dat een zonsopgang zoiets
vreselijks was.
Ze wachtte, en toen liep ze naar de deur en deed hem van het slot en
ging op de veranda staan. Ze trok de ochtendjas dicht bij haar hals. De
lucht was nat en koud. Stap voor stap werd de omgeving heel zichtbaar.
Ze liet haar ogen rondgaan over alles, tot ze zich op het rode
knipperlicht vestigden boven op de zendmast op de tegenovergelegen
heuvel.
Door de schemerige
woning liep ze terug naar de slaapkamer. Hij lag
verstrikt midden in het bed, met de dekens bijeengepakt om zijn
schouders, zijn hoofd half onder het kussen. Zo met zijn arm over haar
kant van het bed geworpen, zijn kaken opeengeklemd, bood hij in zijn
zware slaap een aanblik van radeloosheid. Terwijl ze toekeek, werd het
heel licht in de kamer en kleurden de bleke lakens schromelijk wit voor
haar ogen.
Ze bevochtigde met een
kleverig geluid haar lippen en zakte op haar
knieën. Ze legde haar handen voor zich op het bed.
'God,' zei ze. 'God, helpt u ons, God?' zei ze.
Daarmee blijven we achter, als lezers. Het beeld van een wanhopige Nan
die bidt bij het bed waarop Mike zich aan de slaap heeft vastgeklampt.
Ze zijn
aan het einde van hun Latijn en het is alsof je erbij bent. Alsof het
witte licht op je achterhoofd drukt, je de kruimels in het
bed kunt pakken en de geur van
doorwoelde lakens en volle asbak langzaam je neus binnendringt. Elk
moment verwacht je een van de kinderen door het huis te horen
stommelen. Papa! Mama! Weer een appel op het ouderschap. Weer een dag
vol zorgen en de ondoenlijkheid der dingen. Nog steeds, en erger zelfs
dan de dag ervoor, de vermoeidheid die alles vies en voorlopig maakt.
Troosteloos.
Intens en vol van verlangen
Dit verhaal heeft mij zoals veel verhalen van
Carver bijna tot tranen geroerd, vanwege die splijtende kloof tussen
dromen en beperkingen. De banaliteit van de dagelijkse
werkelijkheid. Gewoon geen geld hebben! Dreams are what
you wake up from, schrijft Carver in een ander verhaal (Het hoofdstel).
Hoe houd je een studie vol, als je
je kinderen in afgedragen kleren ziet? Hoe hou je het vol jezelf en je
hogere aspiraties
serieus te nemen tegen de verdrukking in? Hoe lang durf je te teren op
de loyaliteit van je vrouw? Hoeveel heb je over voor een bepaalde
keuze?
Gelukkig voor Carver bleek de worsteling zelf zijn goudmijn te zijn.
Wie zijn
leven kent, weet dat ook het verhaal
van Nan en Mike dicht bij hemzelf staat. Carver schreef soms in zijn
auto. Hij moest over zijn leven schrijven. Hij schreef in de vroegte en
in de nacht, als hij tenminste niet
te dronken was. Hij sopte vloeren in ziekenhuizen. Hij schreef tegen de
klippen op.
Er gebeurt niet veel in het verhaal, maar het is
allemaal intens
en vol van verlangen naar beter. Je voelt - ik voel - het tot
gelatenheid gestolde
ongeduld om te leven, die hopeloze zoektocht naar kansen er iets van te
maken. In een filmpje vertelt de schrijver op vlakke toon hoe
de vlag er aan het einde van zijn eerste huwelijk bij hing.
'We dachten altijd dat
als je hard werkte
en je best deed, alles goed zou komen,' vertelt hij. 'En als dat niet
lukte, dat het wel zou lukken wanneer je nog iets harder zou werken en
nog iets beter je best zou doen. Toen merkten we dat het ook dan soms
niet
lukt.'
Keerpunt
Het leven kan ongenadig zijn. Carver groeide op
in armoe en ontbering aan de westkust van de VS, trouwde toen hij
negentien was en had op
zijn twintigste al twee kinderen. Die kinderen
duiken op in veel van zijn
verhalen. Warme, originele wezens waar je van houdt, maar die zelfs
spelend of zwijgend zoveel aandacht vragen dat je er bijna gek van
wordt. Vissen komt vaak terug, een hartstochtelijke liefhebberij van
Carver. Vele glazen whisky. En de liefde van
een vrouw, die dapper is, het beste voor haar man wil,en lijdt omdat ze
hem soms
niet kan bereiken. Als ze al haar beklag doet, die vrouw, doet ze dit
in bedekte termen met voldoende interpretatieruimte. Ze
blijft loyaal.
Carvers eerste vrouw Maryann Burk heeft veel voor
hem en zijn schrijverschap over gehad. Een mix van dankbaarheid voor
haar offers en schuldgevoel omdat het desondanks op een
scheiding
is
uitgedraaid, zie je op een of andere manier in veel van zijn verhalen
terug. Ook, als ik me niet vergis, in De vrouw van de student, een
verhaal uit de bundel
Would
you please be quiet, please (Wees
alsjeblieft stil, alsjeblieft, in de messcherpe vertaling
van Sjaak Commandeur).
De bundel, opgedragen aan Maryann, verscheen in 1976, een jaar voor het
levensreddende keerpunt in het leven van Raymond Carver. Dat was in
juni 1977, toen hij na dagenlang slempen tot in ziekenhuizen en
rechtszalen toe de alcohol definitief liet staan. 'Every artist and
writer faces the challenge of how to honor his or her intensity while
not being consumed by it,' schreef Tess Gallagher, Carvers tweede vrouw
en grote liefde, na zijn dood op vijftigjarige leeftijd aan longkanker,
in haar essay
Instead
of dying. Afgaande op de verhalen in Carcers
Kathedraal, de
bundel die in 1983 verscheen, is dit helemaal gelukt.
Weemoed
Naar Carver wordt wel verwezen als naar de koning van de uigebeende
taal
, met
dank aan redacteur Lish, die elk woord schrapte dat hij niet strikt
noodzakelijk vond. Noodzakelijk waarvoor? Een gevallen taart
bij de voordeur zegt
al zoveel, de dronken paardenkenner die
van een tafel plat op zijn gezicht duikt, de vrouw die kamers beheert
en ook 'haar en nagels
doet' en van haar man zegt dat hij wel de hele dag zou kunnen
grasmaaien. Inderdaad. Juist uit de weggelaten woorden, het
niet-uitgesprokene, spreekt de tragiek. Sommige vijftigers, zoals ik,
zullen veel situaties en vooral
stemmingen herkennen uit de jaren van wazig in de tijd
verdwalen achter volle asbakken en lege flessen goedkope wijn. Weemoed?
Je
bent blij dat je het niet meer mee hoeft te maken, maar had het ook
niet willen missen. Had je anders ooit die waardering voor de
luxe van het leven nu ervaren?