Yvonne
van Osch
Literaire punch #1: de kracht
van beelden
When I have fears ...
Hoe Paul in Travelling Sprinkler door Keats zijn tonijnsla
vergat en ik opsteeg van een
gescheurde kussensloop, oftewel ...... de kracht van beelden
Gepost
door Yvonne van Osch op 11 december 2014
Laat ik gewoon eens met
mezelf beginnen. Ik was vijftien of zestien, zat op
3 of 4 vwo in Amsterdam Noord en paste op twee kinderen van de buren in
een in 1975 opgeleverd nieuwbouwwijkje in Oostzaan, waar ik toen
woonde.
Bij uitzondering - ze gingen naar een gala of zoiets dus je wist nooit
-
bleef ik slapen.
Ik lag in een kamertje van niets, met heugategels, bleke
schilderijtjes
en een strijkplank tegen de kast. Er zat een scheur in de kussensloop
en uit de sloot achter het huis klonk incidenteel gesnater van
eenden. Prozaïscher kon het haast niet.
Daar lag ik dus, op mijn buik op een vreemd bed. En ik las
Shakespeare’s Macbeth, met de puberale tegenzin die naar mijn
idee voorgeschreven was en ook om geen andere reden dan dat het moest
voor mijn ‘lijst.’ Toen gebeurde het. Ik
knipperde met mijn ogen, richtte me op, had het gevoel dat ik een meter
van het bed omhoog kwam.
Aphrodite
Wat was dat? Aphrodite blies haar zoete adem recht in mijn gezicht.
Wat! Maar... dit was lekker. Gewoon ronduit aangenaam. Waar maakte je
dat nog mee? Woorden die opklonken als
muziek en
beelden die tot leven kwamen. Want... het ging over echte mensen. En
ik snapte het. Want ik was één van hen!
De literaire punch. Ik weet niet meer welke scène het was,
om heel eerlijk te zijn. Ik was al een hele tijd aan het lezen zoals je
soms
een krant leest - je neemt het voor kennisgeving aan – toen
er iets openging waar iets in stroomde. Genot? Bedwelming? Ineens zag
ik de verrukkelijke mogelijkheid van
een ontsnapping uit de eindeloze en met veel lelijkheid
opgetuigde
zoektocht die het dagelijks leven voor me was in die tijd. Het was
gebeurd. Ik was aangeraakt door de schoonheid van de taal.
Travelling sprinkler
Het is een vreemd sprong maar hier dacht ik aan toen ik vorige week
Travelling Sprinkler (2014) las
van
Nicholson Baker. Hoofdpersoon Paul, de 55-jarige dichter die hunkerend
naar zijn ex troost zoekt in muziek, herinnert zich zijn
eerste kennismaking met Keat’s sonnet
When I have fears.
I was eating a tuna sub. I was
an applied music major, with a
concentration in bassoon. I’d found the poem in The Norton
Anthology of Poetry- the shorter black edition with the Blake
watercolor of a griffin on the cover. I propped the Norton open (dit
vind ik een heel beeldend detail)
with my brown plastic food tray and I
started reading and eating the tuna sub and drinking V8 juice
occasionally from a little can.
Keats says:
“When I have fears that I may cease to
be.” He doesn’t say, “When I have fears
that I may,” you know, “drop dead,” or
“breathe my last”- no, it’s
“cease to be.” I stopped chewing. I was caught by
the emptiness and ungraspability in that phrase. And then came the next
line, and I made a little hum of amazement: “When I have
fears that I may cease to be,” Keats says, “Before
my pen has gleaned my teeming brain.”
Het cafeteria draaide niet rond, schrijft Baker, het stond stil. En in
het hoofd van Paul klonk het krassen van een pen waarmee hij als kind
de van dichtbij sterk stinkende ruggengraat uit het schild van
een schildpad probeerde te krabben. Hij vergeleek het schild met de
binnenkant van
Keat’s schedel, die als veertienjarige zijn moeder aan de
tering had zien sterven, overvol met het ongeschrevene…
Béng. Dat kwam aan. Prachtig.