Yvonne van Osch
Albanië

literatuur


Drink Van Houten's cacao! Hoe een Nederlandse reclameslogan belandde in het werk van Ornela Vorpsi

Yvonne van Osch, april 2025



Een antieke reclameslogan van de beroemde Weesper chocoladefabrikant op een boek van een Albanese schrijfster? Daar moet wat achter zitten, denk je dan. En inderdaad... de zoektocht voert langs een onverwacht divers cultuurhistorisch landschap.

Beschutte wereld

beveteIn het titelverhaal uit de oorspronkelijk in het Italiaans geschreven bundel Bevete cacao Van Houten! (2010) kijkt de vertelster decennia in haar verleden terug naar het huis van haar overgrootmoeder Ija, waar ze avond aan avond te vinden was. Ook neefjes en nichtjes treft ze daar, en soms hun vermoeide en gemaltraiteerde moeders, in het purper van de schemering. De beschutte kleine wereld van de oude dame is een van de weinige plekken waar ze veilig hun hart kunnen luchten, zelfs al gaat het over iets banaals als jonge charmeurs met kastanjebruin haar.
In de oermoeder zelf zijn de kinderen niet bijster geïnteresseerd. Respect voor haar hoge leeftijd is eerder een smoes dan een reden om naar haar toe te gaan. Ze willen er gewoon graag zijn.

Ija ligt na een dag vol huishoudelijke taken uitgerangeerd op bed, haar ogen verstopt in een nest van rimpels. Als ze iets zegt, is het een waarschuwing: niet mijn leeftijd noemen als ik dood ga! Haal het niet in je hoofd! Ija wacht op de dood, op verlossing van herinneringen uit een duistere tijd. Haal me op, bidt ze elke nacht. Maar de dood doet of hij gek is. Ija mag de dood willen, de dood wil Ija niet. Haar hart stopt niet met kloppen.

Het oude lichaam

Hoe absurd en nutteloos die kracht van het oude lichaam! Ook de 13-jarige vertelster kan er niet over uit. Is het soms zo, dat wie dood wil, blijft leven en wie wil leven juist sterft? Ze ziet een bitter contrast met buurjongen Artak, die dood neerviel drie dagen voor zijn huwelijk. Door een elektrische schok van de boormachine bij het inrichten van zijn huis!
De schok. Het meisje vergezelt de zus van Artak, Blerinda, op een wandeling. Woedend is deze Blerinda op een oude vrouw die toevallig voorbijkomt, gebukt onder een bochel. Moet je zien, sist ze, zij leeft gewoon! Dat oude mens leeft terwijl mijn Artak aarde eet.

Aarde eten

Overgrootmoeder Ija is niet minder geraakt door de ongerijmdheid van Artaks overlijden. Ze krimpt in elkaar als ze ervan hoort, schuifelt naar de wasbak en begint haar kleren te soppen, urenlang. Uit schaamte, denkt het meisje, over het levend zijn. Wat een groffe schande gewoon te blijven leven als je tijd er al zolang op zit!
In haar eigen hoofd klinken de woorden van Blerinda opnieuw en opnieuw, terwijl zich dat ene beeld steeds dieper in haar ziel etst. Het beeld van Artak die - gezeten in zijn kist, in trouwkostuum, met gepoetste schoenen – kluiten aarde naar zijn mond blijft brengen.

De Albanees

het landMet dit sinistere beeld eindigt het verhaal. Van een kinderlijk opgaan in de intimiteit van een familiehuis zijn we via de taaiheid van het lichaam bij de sardonische willekeur van het lot gekomen.
Het voelt als een val die de schrijfster onbewust voor zichzelf opzet. Zelfs als ze luchtig begint, wordt ze vroeg of laat een pijnlijk verleden in gezogen. De beladen geest die telkens naar narigheid trekt, terwijl het lichaam doorgaat met wat het deed. De daden. Het ploeteren. Het soppen en schrobben. Leven...
De discrepantie tussen lichaam en geest lijkt een terugkerend thema. Wij Albanezen sterven niet, schrijft Vorpsi in Het land waar je nooit sterft (El paese dove non si muore mai, 2003). ‘Hij buigt, de Albanees, maar hij breekt niet.’ We staan altijd op en leven door. 


Sigurimi

Zonder dat ze er al te expliciet over is, voel je in haar werk de hysterische beklemming van de Albanese jaren ’70 en ‘80. Mensen zagen, eerst met ongeloof, toen met afgrijzen, hoe de realiteit hun droom langzaam had verdrongen had. De communistische heilstaat die hen door Hoxha was beloofd, bleek een utopie die met keiharde leugens in stand gehouden werd. En hoe bitter ook, je kon het spel maar beter meespelen, want op iedere straathoek loerde het onzichtbare oog van de Sigurimi om zelfs de lichtste zwemen van verzet vast te leggen. In lantaarns, deurposten, zelfs in hakken van schoenen waren hun piepkleine camera’s verstopt. Vorpsi 's vader was een van de velen die zonder reden als politiek gevangene in een cel werden gezet. 

Limbo

Probeer dan maar eens vrij van geest bij te blijven. Een gevangenis, noemt de schrijfster het Albanië van toen. Zelf hield ze het als 22-jarige direct na de val van het regime in 1991 voor gezien en vertrok naar buurland Italië, waar ze studeerde aan de Academy of Fine Arts in Milaan. Sinds 1997 woont en werkt ze in Parijs als kunstenaar en schrijver. In 2001 verscheen haar eerste van inmiddels zeven boeken. In vrijwel al haar autobiografische fictie brengt ze het onvolmaakte heden in verband met de dwaaltocht tussen herinnering en toekomst.
‘Dankzij een tijd die eeuwig lijkt,’ schrijft ze, ‘is Albanië geen gevangenis meer maar is het veranderd in een limbo, een tijdelijke staat, waarin men overleeft door het koesteren van 'beloftes van elders', tot de dag dat men echt vertrekt.
Ondanks haar succes als kunstenaar is die belofte ook in Milaan en Parijs niet vervuld geraakt, zo mag je concluderen uit de teleurgestelde, soms cynische toon in veel van haar verhalen. Is dit het nou, die westerse wereld? Zoveel etalage voor zo weinig inhoud? De ruimte tussen het tekort van toen en het teveel van nu kan nooit meer worden opgevuld. Het drama van de Albanese diaspora?

Majakovski

Maar wat is de nou de relatie met de reclameslogan van Van Houten? Deze duikt op in het motto bij het verhaal van Ija, waar Vorpsi enkele regels citeert uit het gedicht A Cloud in Trousers (1915) van de Russische dichter Vladimir Majakovski.

How good it is to have the soul wrapped in a yellow blouse to protect it from prying eyes!
How good it is when one is thrown to the jaws of the scaffold,
To shout:
“Drink Van Houten’s cocoa!”

De banaliteit van het leven en de dood, daar gaat dit over. Priemende, onderzoekende, nieuwsgierige ogen. De verkoopbaarheid van je ziel. 

Hoe goed het is de ziel in een gele blouse gewikkeld tegen priemende ogen te beschermen!
Hoe goed het is, wanneer je in de tanden van het schavot geworpen,
Kunt roepen:
“Drink van Houten’s cacao!”

Het is de tijd van de Grote Russische Terugtrekking van het oostelijke front in WO I. Majakovski uit in het gedicht in vlammende taal zijn liefdesverdriet en gaat tekeer tegen de bourgeoisie, die zich terwijl de wereld in brand staat vooral om het eigen gerief bekommert. De wereld mag instorten, schreef Dostojevski een halve eeuw eerder al, als ik om vier uur mijn kopje thee maar krijg. Slogans als die van Van Houten doen het prima voor meer geld dan principes heeft.

Van Houten

reclameWaar Majakovski op zijn beurt de slogan vandaan had? Van Houten stond bekend om zijn uitstekend gevoel voor marketing in vernieuwende campagnes. De in 1815 in Amsterdam opgerichte en later naar Weesp verhuisde chocolademaker (tegenwoordig deel van Callebaut), werkte als een van de eerste met reclame op trams in Europa en de Verenigde Staten en produceerde zo vroeg als in 1899 een reclamefilm, waarin een slaperige kantoorklerk tot leven komt na het eten van chocolade, een later vaak beproefd idee.

In de tijd waarin Majakovski zijn gedicht A cloud in trousers schreef, had de slogan kennelijk zelfs in het verre Rusland vleugels gekregen. Mogelijk had het succes van de Hollandse fabrikant tot gevoelens van afgunst geleid, of op een andere manier de fantasie van scriptschrijvers aangeraakt. Een verhaal deed namelijk de ronde. Het verhaal dat Van Houten de familie van een ter dood veroordeelde man een enorm bedrag zou betalen als hij de slogan met zijn laatste adem uit zou schreeuwen. Zoals geschiedde, volgens het verhaal.

Broodje aap

Kon dit waar zijn? Dat was het in ieder geval niet. De geschiedenis van de veroordeelde wiens ziel zelfs op de rand van het graf nog gecorrumpeerd kan raken, is een broodje aapverhaal dat over een periode van enkele decennia in diverse gedaantes opduikt, zo blijkt uit imposant graafwerk van Neerlandicus en volksverhaalvorser Peter Burger in zijn boek Gestolen grootmoeder.

De oudste versie die Burger ervan vond was een bericht uit 1881 in het Rotterdamsch Nieuwsblad, waarin een gevaarlijke misdadiger in Calcutta voor hij zijn hoofd in de strop stak zou hebben uitgegalmd: “Hoort omstanders! Voor het laatst wil ik nog eens zeggen, dat men de beste chocolade verkrijgt bij Williamson Kennedy & Co. in Londen!”
Enkele jaren later was het in het Indonesische advertentieblad De Locomotief een Britse officier, veroordeeld voor landverraad ten tijde van de Sepoy-muiterij in India, die zijn laatste aardse seconden aan reclame wijdt. Voor Perkins chocolade dit keer, van wie de producent zich naar verluid niet veel later mocht verheugen in een 'reusachtig debiet', oftewel opschaling.

Ook een rijwielfirma zou met de vondst op de proppen zijn gekomen. En vervolgens moet het verhaal dus ergens in Rusland zijn opgedoken met Van Houten in de rol van fabrikant die over lijken gaat om zijn product aan de man te brengen.

De onmetelijke ruimte van de verbeelding

Vorpsi maakt zich er wat makkelijk van af, door het verhaal aan Majakovski zelf toe te schrijven en het niet als sage te relativeren. Maar misschien mag dat als het gaat om de verzinsels uit een met ontgoocheling verlaten kindertijd waar fantasie je grootste rijkdom was. Van Houten was buitenland, was luxe, was onbereikbaar. Een belofte. Het symbool van de westerse wereld. Die uiteindelijk zelf ook zo leugenachtig bleek.

De literatuur is gul, vergevensgezind: tussen de woorden is de onmetelijke ruimte van de verbeelding. Wat heeft Majakovski willen zeggen met die kreet op het schavot? Kon de knieval aan de commercie van deze veroordeelde in plaats van grotesk niet net zo goed iets groots' zijn, een magistrale opoffering aan het geluk van de familie? Op zijn minst moet het toch van enige moed getuigen om in het aangezicht van de dood de goede smaak te tarten, om van de eeuwige hel nog maar te zwijgen.

Het grote en verschrikkelijke kan makkelijk naast het kleine en aandoenlijke bestaan, laat Majakovski zien. In de voorafgaande strofe roept hij David Burlyuk in herinnering, de futuristische Oekraïense kunstenaar die zijn voorbeeld was. Burlyuk schilderde een gezonken slagschip waar alleen het Sail of Conviction aan een geknakte mast nog uit de drijvende puinhoop steekt, naast twee geketende handen.
Verwilderd en aangedaan was hij zelf, Burlyuk, door het oog van zijn geest gekropen om tussen de drenkelingen op te duiken. Daar keek hij rond, liep heen en weer, en zei toen ongebruikelijk teder voor zijn doen: 'mooi'.

Mooi? Mooi, dan hadden we dit ook weer gehad, nu op naar de volgende verschrikking? Je weet het niet precies. Net zoals je alleen maar kunt vermoeden dat het slagschip de Dreadnought was, het paradepaardje van de Britse oorlogsvloot, dat als vernieuwend werd gebouwd maar al gedateerd was voor het van stapel liep en waarop Duitse spionnen vermomd als een delegatie uit Zanzibar de Britse marine onsterfelijk belachelijk maakten.
Het gele shirt? Mogelijk iets waar Burlyuk in rondliep, een stijlbeeld zoals de gele laarsjes van de Goethes jonge Werther? Je weet het niet, alles kan.

Vorpsi's 16-jarige ziel

Terwijl aan ons als mensheid weinig verandert - nog steeds honger, pijn en oorlog alleen om kinderachtige trots en angst - blijft elke tijd zijn eigen beeldtaal en symbolen baren.
De schrijfster las het verhaal van Majakovski toen ze 16 was, schrijft ze op de flap van haar bundel. En toen de ter dood veroordeelde net voor hij hing de leuze van Van Houten schreeuwde om zijn familie aan een fortuin te helpen, schrijft ze, toen schreeuwde ook haar ziel. Wij mogen allemaal zelf bedenken waarom.








Terug naar overzicht artikelen Albanië
Naar mijn literaire punch
Naar welkom



Reageren? Mail



Tekstbureau Yvonne van Osch
Binnenkadijk 117, 1018 ZE Amsterdam
opschrift@tip.nl | 06-37313100