Yvonne van Osch
Reisblog Santiago de Compostella 2014
Etappe 1-5



1 Jannum-Amsterdam (26/7-28/7)

De fietsen staan erbij als ezels, op het stoepje. Dienstbaar, kop vooruit. Als ze ons maar houden, met al die kilo’s vlees en vervoer! De tassen van Jet glimmen, die van mij (van Hélène) lijken al stokoud. Een grote Sint Jacobschelp uitsloverig aan de zijkant. We maken ons op voor de eerste etappe van onze lange fietstocht: het oefentochtje naar Amsterdam. Het is kwart over zes ’s avonds. Klaas & Baukje zwaaien ons uit en terwijl we wegfietsen over de Iedijk vangt Baukje, die bij het weilandhek is blijven staan, het laatste witte licht van de middag. 

iedijkDaar gaan we. Klein windje in de rug, het daglicht wordt elke minuut zachter, we hadden geen beter moment kunnen kiezen. Bartlehiem, langs de Ee metershoge bruingeblakerde berenklauwen, Wyns met de scheef op de stroom varende ‘oerzet’, Leeuwarden, heel veel spierwitte plezierjachten en e-booklezende Duitsers erop, en dan de polder in bij Deinum. Jet heeft een route gezocht die vrijwel geheel langs het water gaat. We zien rietsigaren en lisdoddes, jonge paarden dromerig tegen hun moeder aan, eenzame vissers en groepjes mensen die langs het water staan te praten. Nu al valt op dat iedereen kijkt. Hoop voor vrouwen van over de vijftig die treuren om hun onzichtbaarheid: gewoon tussen enorme tassen op een fiets gaan zitten en om je heen kijken alsof je de lotto gewonnen hebt.

Tegen tienen vinden we de camping die Jet besproken heeft, Half-Hichtum bij Bolsward, een boerencamping met boerengolf. We hebben twee tentjes zodat we geen last hebben van elkaars last onze oude botten op een smal matje in rust te krijgen. Het gras is kleddernat en meer heb ik er eigenlijk niet over te zeggen behalve dat het heerlijk is weer op de fiets te stappen de volgende dag. bolswardIn Bolsward hangt de dauw nog over de grachtjes, op straat alleen honden met hun baasjes. 

We denken ons een beetje te moeten haasten, maar na een uur fietsen zien we in dat de boot van 10.10 uur in Stavoren nooit meer te halen is. Geweldig, dan kunnen we voor een tweede ontbijt op een terras in Workum. We zitten tegenover de Sint Gertrudiskerk, een beest van een gebouw. Oké zegt Jet, één gebakje dan. Mooie stad Workum. En Hylpen (Hindeloopen). En Stavoren. Overal mensen die genieten van het prachtige weer en kinderen die in het water springen. Op de boot naar Enkhuizen een leuke tocht tussen honderden witte zeiltjes door, we zoeken nog naar it Wapen fan Fryslân waar we twee jaar terug (!) ons feest hebben gehad.

In Noord-Holland is alles meteen drukker en voller. Hoorn is een verrassing qua haventje, maar wat een mensen. Het laveren in de kleine straatjes valt niet mee, Jet moet er steeds aan denken haar voeten uit de clickers te draaien als ze stopt. Ik heb mijn fietsschoenen met clickers uiteindelijk in Jannum gelaten en de bordeelsluipers weer aangedaan. Mijn dooie tenen lijken toch het beste af met vrije voetbeweging. Heb ik besloten.

Rustenburg, Alkmaar. Zo grappig: mijn ouders kennen elkaar uit de Rustenburgerstraat in Amsterdam, mijn hele kindertijd heb ik in de Alkmaarstraat in Amsterdam Noord gewoond, de Jacobsroute loopt langs de plaatsen waar mijn broer nu woont (Groet), waar mijn ouders wonen (Heiloo) en waar de familie van Mariëtte woont (Sliedrecht, Papendrecht, Hardinxveld, Alblasserdam), het lijkt bijna raar dat we dit nooit eerder hebben gedaan!

heilooTegen achten komen we bij mijn ouders aan, waar we gaan slapen. Dat is bij wijze van symboliek én om te zorgen dat het logeerbed, door mijn vader met veel moeite en verwachtingen in zijn hobbykamer geïnstalleerd, niet voor eeuwig onbeslapen blijft. Helaas moet ik ernaast liggen want het is wat smal en dan komen – ik zweer het jullie – de rode matjes met blommen die we vroeger over de stretchers legden tevoorschijn uit het schuurtje. Vijftig, zestig jaar oud zijn ze en ze liggen… nou ja wat zal ik zeggen. Voor mijn ouders is het ook wat onwennig. Of we nog dit willen of dat? Nee niets, we zijn pelgrims!

Vanwege de regen (wolkbreuken steeds waar we net niet zijn) vertrekken we pas tegen enen de volgende dag. Het is wel gezellig om gewoon even te kunnen blijven zitten. En in Heiloo wacht ons eerst nog een absolute verrassing: het Runxputje en de Genadekapel van de Onze Lieve Vrouwe ter Noodkerk. runxput

Diverse legendes (iets met een beeld dat terugkeerde en de wind die keerde toen de schipper tot Maria bad) heeft de plek wereldberoemd gemaakt, er waren ooit plannen van Heiloo een tweede Lourdes te maken en het zal allemaal wel, maar de stilte en schoonheid van de binnenhof waar het putje staat is zo overweldigend dat we allebei ontroerd zijn. In de kapel zitten twee vrouwen roerloos op de houten banken naar het beeld van Maria te turen, het kleed achter haar is van het helderste blauw, in het gastenboek hartstochtelijke smeekbedes. (Lieve Maria, zorg toch dat mijn dochter op het rechte pad blijft!). Regen valt gestaag op de oude beuken buiten, het is prachtig.

De tocht gaat verder langs Limmen, Castricum, Uitgeest (met die gezellige Chinees), Krommenie, Wormerveer, Zaandijk met de Zaanse Schans) en Oostzaan (waar ik zes jaar gewoond heb) en door het Twiske dat op sommige plaatsen overstroomd is, net als delen van Nederland zoals we later horen. Het fietsen gaat zo lekker en het is zo ontspannend om onderweg te zijn, dat het nieuws over de vliegramp in Oekraïne en alle ellende in Gaza nú al naar de achtergrond verschoven lijkt. Alles is belangrijk en daarom niets. Jammer dat we niet door kunnen fietsen. Eerst nog een paar dagen Amsterdam. Op de pont de gebruikelijke onverschilligheid van onze stadgenoten, allemaal even blasé. Maar aan de andere kant komt Mariëtte Mignon tegen, echt toevallig, en zo heb ik bijna al mijn beste vrienden nog even ontmoet.

2 Amsterdam – Antwerpen (31/7-2/8)

Nu het echte heuse vertrek, op donderdagmiddag uit Amsterdam. ’s Morgens gaat Jet nog met een keurig wit bloesje op pad voor een sollicitatiegesprek. Vriendin Margriet brengt haar, samen met de jongetjes, naar Beverwijk heen en weer. Ze wachten geduldig omdat ik nog met mijn muziek bezig ben, Jelle en Levi maken een regenboog-loombandje voor ons allebei. Zij zwaaien ons uit, met Titia, buurvrouw Ellie en buurvrouw Yvonne. Bij het Scheepvaartmuseum merk ik dat het slot van mijn stadsfiets aan mijn stuur hangt. We willen echt niet terug, dus ik gooi het in de bosjes. Langs CS en dan achter Westerpark langs, waar allemaal mensen met kinderen aan het zonnen en zwemmen zijn. Ik ben hier nog nóóit geweest, zegt Jet. Ik ook niet! Dag Amsterdam.  

startpuntIn Haarlem is een officieel Hollands beginpunt voor de route naar Santiago, waar vroeger de pelgrims zich verzamelden. Alleen een grote schelp aan de gevel herinnert eraan. Even verderop een bordje met een pijl: 2375 kilometer. Dat moeten we eerst nog zien. We nemen er wél een gebakje/wijntje op. Direct na vertrek raken we de weg al kwijt. Jet heeft de navigator (Garmin) van Ellie geleend maar ze kan de route niet onderscheiden door de zon. Ik vind het moeilijk de tekst van de route in mijn boekje te lezen, dus we doen maar wat. Uiteindelijk vinden we de Leidsevaart die voorlopig ons richtpunt is.

We komen zover als Noordwijk. Daar vinden we naast een overvolle caravanstalling een natuurcamping van Zuid-Hollands landschap, een lekker veldje midden in het bos, met één andere tent en gratis voor zover we weten. Ongelooflijk dat die anderen op een kluitje gaan zitten! We gaan naar het strand om een kroketje te eten. ’s Nachts horen we ganzen en gekke vogels. En krekels. Jet, bij wie je normaal ’s nachts een kanon kan afschieten, heeft er last van en wil de oordopjes. Communiceren (van mij naar haar) kan vanaf dat moment alleen luid schreeuwend en dan eigenlijk nog niet. Slapen in de tent is voor mij nog steeds vooral wachten tot de nacht voorbij is. Maar door voortdurend wentelen blijf ik soepel, troost ik mezelf. Jet, die het kamperen eigenlijk jaren geleden al had afgezworen, geeft ook geen kik. Het duurt wel even voor ze echt rechtop staat als ze de tent uitkomt, en dan komt ze eerst schoksgewijs vooruit met kleine stapjes, de achilleshiel is haar achilleshiel. ’s Morgens verspreiden we onze spullen over het hele veld, alles is kleddernat.

natuurcampingnoordwijk

Op naar Leiden en een terras, weer zo’n mooie stad. En daarvoor of daarna, op een saai recht stuk langs een weg, zetten we voor het eerst een koptelefoon op. De muziek komt keihard binnen. Later zitten me allebei mee te blèren, tegen elkaar in. We hebben de wind in ons gezicht. Als ik achter Jet rijd, zie ik aan haar rug hoe blij ze is. In Zoeterwoude Dorp hebben de mensen grachtjes met bruggetjes voor de huizen, er staan klompen steigerend tegen het huis en alle kozijnen zijn geschilderd. Dit zie je normaal niet, zeg ik. Alleen zo. Dit zijn echt de waarden, zegt Jet, normen en waarden. 

Het landschap is prachtig, dan zien we op de kaart dat we langs de Rotte gaan en pal langs het huis van Marja en Yvonne komen. Maar… maar, dan moeten we daar natuurlijk langs. Yvonne, net met pensioen (en dolblij), zit op het terras een boek te lezen. Ze is verrast, ook dat we nog niet verder zijn dan Bergschenhoek. Jullie schieten ook niet op! Marja is helaas nog niet thuis, maar we moeten verder want er is nog een heel programma. Eerst naar Bas, de broer van Jet, die een doe-het-zelfwinkel heeft in Alblasserdam. Hij slaagt erin om in de ongeveer veertig seconden tijd dat we met hem staan te praten ongeveer 25 voorbijgangers te groeten en iemand een nieuw behang aan te smeren. Ons logeeradres is bij ma Romeijn. Neefje Gerben (1.95 meter) is er ook, we kunnen meteen aanschuiven voor de bloemkool. Voor de koffie gaan we naar Arie (de oudste broer van Jet) & Lia. Een zwoele zomeravond in de tuin.

maknop

Terug bij ma Romeijn slopen we de boxspring uit elkaar, een op de onderkant een op de bovenkant, dekbed niet nodig, oordopjes wel. Ma dacht dat we ook weer terug zouden fietsen uit Santiago. Niet? O, dan valt het nog wel mee, zegt ze. We vertrekken met horten en stoten, gaan bij het graf van pa Romeijn langs, bij zus Anja en de hele familie, waarvan de leden één voor één verrast in de deuropening verschijnen, het geboortehuis van Jet, de kleuterschool waar ze als driejarige zelf naartoe is gegaan (hoek om, straat over) en vanwege aanhoudend terugkomen uiteindelijk toegelaten, het veer naar Dordrecht... 

papndrechtgeboortehuis

familie vismoerdijkbrug


Dordrecht is ook schitterend, in een van de grachten liggen twee antieke stoomschepen. En als je Dordrecht uit bent, ben je eigenlijk al een heel eind richting Breda. Op dit traject, in Lage Zwaluwe, ontmoeten we Tanja en Willie uit Antwerpen. Zij doen dit jaar een oefentocht van Haarlem naar Antwerpen. Het is leuk medepelgrims te ontmoeten, we staan naar elkaars fietsen en spullen te kijken (nooit gedacht dat ik ooit iemand op de grote voordelen van een bagagenet zou gaan wijzen). Willie heeft een camera voorop waarmee hij al fietsend in alle standen stabiele foto’s kan maken. Zo’n ding wil ik ook! 

bankWe ontmoeten de Antwerpers nog een keer, op de Bank van Santiago, een enorme kerkbank die in een tuin is gezet. Een gebaar van twee aardige mensen, Wil en Gerda, die steeds de vermoeide fietsers om zich heen zagen kijken op zoek naar een zitje. In een kastje bewaren ze een gastenboek, waarin mensen heel lieve stukjes hebben geschreven. Na een tijdje komt Wil naar buiten. Of we een biertje willen? Nee nee, roept Jet, voor ik mijn kans weer schoon zie, net als gisteren bij Yvonne waarna ik onderweg een soort appelflauwte kreeg en een heel bouillonblok heb lopen opzuigen voor ik weer normaal kon doen.

stempelIn Breda, in de Laurentiuskerk, weten we een eerste stempel te bemachtigen in onze pelgrimspas. Koster Annie is heel enthousiast, ze neemt ons mee naar een apart kantoortje en oefent een paar keer op een klein papiertje. De stempel is prachtig! Ook Jet, die het eerst maar kinderachtig gedoe vond, is inmiddels helemaal om wat de stempels betreft. Een paar kilometer verder, in het kleine Sint Jacobskapelletje van Galder, krijgen we er alweer een. De mevrouw die het doet, een vrijwilligster die strijdt voor behoud van de kapel voor diensten, wiegt de stempel zo vaak heen en weer, dat hij vaag wordt. Zo zullen we ons haar dan herinneren, ingespannen en vol devotie.

hondVlak voorbij Galder blijken we ineens over de grens te zijn, we zien het aan de telefoonnummers op reclameborden. Het wordt tegelijkertijd stil om ons heen, nauwelijks fietsers meer. We fietsen in een prachtig gebied, langs de Mark. Velden vol springbalsemien, koninginnekruid (zegt Jet me nu voor), op fluitekruid gelijkende schermbloemigen. De zon gaat onder. We eten in restaurant Knechtjeshuis in Hoogstraten, ver boven ons budget maar erg lekker. Er zit daar een meisje met een pitbull (?) op haar schoot. Jet loopt door de tuin terwijl ze Hanneke belt, die jarig is. Als ze lacht, kijk alle gasten verbaasd op. 

Tegen negenen vinden we de camping die er op de kaart zo veelbelovend uitzag, in een bosje in het groen. Het blijkt een familiecamping met één veldje voor tentjes, dat kinderen gebruiken als terrein voor verstoppertje. Veel keus is er niet, dus vooruit. Er staat verder maar één tent, en dat is een reusachtige wigwam van twee jonge Italianen. Ze zijn ook op de fiets. Of de tent niet heel zwaar is, vraag ik. Nee hoor, zegt de jongen, maar acht kilo (!). Dit is tussen Brecht en Sint-Job-in-het- Goor, een stukje vóór Antwerpen. We zijn daar op het moment dat ik dit schrijf (in een heerlijk rammelig oud hotel in Aalst) alweer voorbij, maar ik ga nu eerst dit verhaaltje uploaden, anders krijg ik stress!


3 Antwerpen-Tournai (2/8-4/8)

brechtpetanque

Doordat alles zo kletsnat is, gaan we veel te laat weg van de camping, half twaalf. De campinggasten spelen petanque. Hopla hopla hoor je, geen stemverheffing. Een hoop gedwaal om door Antwerpen te komen, in de buitenwijken vraag je je af waar iedereen is, alle rolluiken naar beneden, geen mens op straat. In de stad des te meer. Antwerpen zien vanaf de oevers is heel speciaal. We nemen een fietstunnel onder de Schelde door, het lijkt net de Maastunnel, een ronde buis met gele regeltjes, lekker oud en smerig. En zeker weten dat dat zo blijft! 

antwerpenantw2

De oevers van Antwerpen

steendorpsteendorp3

Folklore in Steendorp

Terwijl we langs de rivier fietsen maakt de geur van varkens plaats voor die van riool, ook de vrije expressie in het brievenbusgebeuren neemt toe. Veel wielrenners en Vlamingen op hun zondags, ondanks die geur. Op een pontje krijg ik bijna ruzie met een vent die zich met het plaatsen van onze fietsen bemoeit. Relax. Géén ruzie, hebben we afgesproken, en het lukt! Wel hebben we allebei een houten kont. We moeten nog even naar Denderbelle, waar we een B&B willen nemen, maar bij Dendermonde slagen we erin verkeerd te rijden dus dan maar door naar Aalst om een hotel te zoeken. We rijden daar versuft rond door het centrum, Jet is helemaal doodop, dan pas komen we op het idee op internet naar een hotel te zoeken. Natuurlijk, Hotel de la Gare! In elke negorij is zoiets. Dit exemplaar wordt gerund door een Turkse familie, onder wie een neef van de eigenaar die uit Den Haag is gekomen voor vakantiewerk. We worden zó hartelijk onthaald dat we het meteen geweldig vinden. Döner en bier, wat wil je nog mier? Enorme eetzaal met een paar tafeltjes, warm en koud water in de douche precies contra, afgetrapt tapijt op de trap, helemaal goed, en dan kunnen we zelfs nog Zomergasten kijken ook. Jet valt onmiddellijk in slaap. De volgende ochtend, vanmorgen, dat hele vorige verhaal met foto’s en al uploaden in de eetzaal, ze laten het licht aan voor ons en we gaan weer pas om half twaalf op  pad.

eetzaalaalst

Dat was vanmorgen. Toen we eenmaal uit het stadje gemanoevreerd waren, ging het soepel, 20, 30 km lang langs de Dender, algenrijk watertje waar je af en toe karpers naar de oppervlakte ziet komen (voor zuurstof?), fazanten, dood kleinvee op het pad, kaardebol, springbalsemien, winde, boerenwormkruid, kattestaart, sedum. In Ninove vertelt een vrouw in een bakkerij van een ontmoeting met een pelgrim, die een slaapplaats zocht. Ze had hem naar het klooster verwezen waar hij de nacht door had kunnen brengen en uit Santiago vandaan had hij een kaart gestuurd, mét zijn telefoonnummer erop, enzovoort. Ze is een beetje ontremd lijkt het wel. We vragen haar naar een supermarkt en haar antwoord is zó lang dat we alleen weten te ontsnappen door slinks achteruit te bewegen tot we buiten staan en dan te roepen, dank u daag!

dendernatuur

Bij Lesiness verlaten we de Dender en dan wacht ons een verrassing: heuvels. Klimmetje, meldt mijn boekje opgewekt, maar het is meteen pittig, Jet moet zelfs afstappen. Dat kun je dus zomaar doen, zeggen we tegen elkaar. Je kunt dus zomaar naar de heuvels fietsen (en verder)! We zijn al een tijdje in Wallonië, hier begint echt een andere sfeer, de sfeer van het geïsoleerde boerenleven, enorme combines die over de velden gaan in een wolk van stof en kaf. Oogstmaand, daar gaat het goudgele koren, manshoog mais, overal appels en peren aan de bomen, hennep in de berm, de geur van stro. Bij Wannebecq passeert Jet een mannetje van zeker 80. Ik zie hoe hij de achtervolging inzet, keihard tegen de heuvel op. Ongelooflijk wat een kracht! Later passeer ik hem, hij lacht één tand helemaal bloot en geeft niet op. We zwaaien als hij afdraait. Honden blaffen, we zien twee bordjes met een verwijzing naar de camino, het is hartstikke leuk. 

heuvelslesiness

wannebecqgrandmetz

We zouden tot Tournai en dit keer, hebben we afgesproken, onderwerpen we de camping eerst aan grondige inspectie voor we toegeven (waaraan?). We rijden de laantjes met uitsparingen voor tenten en caravans langs en horen dan: ja hoor, nog meer schelpen. Tot nu toe voelden we ons nog vrij uniek met ons pelgrimsteken (de schelp), bij Jet verstopt onder haar geheime huidplooi (de helm onder het nette netje), dat is ineens voorbij. Daarnaast blijkt de camping ook vol. In de jeugdherberg, precies wat voor ons, is gelukkig nog net één kamer, en daar zijn we dus nu, op zijn jeugdherbergs, overal rotzooi, primusje op tafel. Een van ons slaapt al, u raadt vast wel wie.


4 Tournai-St. Quintin (4/8-6/8)

tournaitournai2

Tournai/Doornik, ooit verdeeld tussen Frankrijk en de graven van Vlaanderen. Prachtige stad, maar met aardig wat  zwervers en mensen op drift. Ten zuiden van de stad oude kalkhovens en verlaten industrieterreinen. Desolaat.

bléhariesbléharies

Bléharies, een plaatsje van niets, met een schitterende Jugendstilkerk. In de berm, voor de liefhebber, onder andere heermoes, achillea, klaprozen, blaassilene, kamille. Op de weg een slapende nerts en een witte poema...

nertspanter

bloem     wie weet wat dit is?
dikkopje      en wie weet wie dit is?

mme bretzner In Les-Rues-des-Vignes, bij madame Bretzner. Ze zorgt voor drie oude mensen en heeft een B&B met kampeerterreintje. In de gang staat een zuurstofmachine met slangetjes de kamer in. Een van de oudjes gaat 's morgens en 's avonds door de kamer van de gasten. In haar keuken, waar we mogen wassen, staat een pedaalemmer die automatisch open en dicht gaat! Er is maar één wc voor ons allemaal.

josstella

In de schuur: Jos (uit Houten) met drie zonen, onderweg voor een etappe tot Tours. Aan de ontbijttafel: Stella (uit Culemborg), onderweg met geleende spullen, hierna nog één dagje. Ze vindt het ge-wel-dig.
We vertrekken voor het eerst vroeg en het is onze eerste dag (na Heiloo) met regen. Serieuze klimmetjes en bij St. Quentin een lekke band. De fietsenmaker is met lunchpauze, de rest lijkt me logisch

regenplatte

lampschelp

gevelsei

stationzand

paniquespullen

We zijn in Hotel le Vasco in St. Quentin en Jet bekijkt met stijgende zorg de klim- en stijgtabellen in onze boekjes, van de komende trajecten en vooral die in Spanje. Gaan we dat echt doen? En hoe doen al die anderen dat?

5 St. Quentin-Poitiers (7/8-9/8)

Vandaag loopt alles als een trein. Niet zo gek, want daar zitten we in, in de trein van Parijs naar Poitiers. Ik heb een tevreden trek om mijn mond, zegt Jet, een tevreden zelfgenoegzame blik. Dat moet te vuur en te zwaard bestreden worden zeg ik, wat krijgen we nou! Niet dat het allemaal vanzelf ging. Ik persoonlijk schaam me een beetje. Dat ik wel van tevoren wist dat we 100 km per dag onmogelijk zouden halen, met alle klimmetjes van dien, maar dat ik me door Jet heb laten overhalen te geloven dat het wel kon. Maakt niet uit, nu happen we gewoon een stukje uit de route, 500 van 2500 km, eenvijfde, die we ooit nog in moeten halen. Dan halen we meteen de stempels voor onze St. Jacobspas want die zijn we nu vrij consequent vergeten.

vascotrein

gerritGisterochtend namen we afscheid van Enrique de Vasco in St. Quentin, na wat zoeken zaten we langs het water, altijd fijn omdat je dan weet dat het vlak gaat. Glooiende velden hier, een hoop geoogst graan, leuke kleine dorpjes, redelijk opgeruimd. In Saint Simon koffie in zo’n geel doorrookte kroeg met allemaal dozen en de sportuitslagen van 1956, daarna ontmoetten we Christel, een jonge Vlaamse die in haar eentje in twee maanden de camino fietst. Of we een alternatieve route namen vroeg ze, ik zei nee sanitaire stop. Even later passeerden we haar, en daarna hebben we haar tot onze verbazing niet meer gezien (meestal ga je elkaar een paar keer voorbij). Wel  Gerrit, een Groninger die elk jaar een heel stuk fietst om tien kilo kwijt te raken. Hij had een paar bedrijfjes, zei hij, en kon lekker zo lang weg. Hij was ooit 33 jaar in loondienst geweest, maar vond daar niets meer aan.

Net voor Noyon keek Jet nog maar eens op haar telefoontje om te zien of er eindelijk bericht was over haar sollicitatie. Dat was er, en het was niet goed, dat wil zeggen werktechnisch gesproken niet. Vakantietechnisch was het daarentegen perfect, want nu konden we ons eindelijk op de route concentreren en hoe in vredesnaam op 28 augustus aan te komen in Santiago. Niet helemaal fietsend, hebben we uitgerekend, dat gaat gewoon niet in een maand. Dus…
Taartje voor troost, vroeg ik? Nee, ijs, zei Jet. Het werd een salade parisienne, met een wijntje, op een terras in Noyon, een mooi  kuuroordachtig stadje (een soort Bad Ragaz) waar ooit Karel de Grote in 768 tot koning van het westelijk rijksdeel werd gekroond. Op het terrasje besloten we de trein te boeken. De dame van het station deed ongelooflijk haar best om ons terwille te zijn. Oei oei, van Compiègne naar Poitiers, dan moesten we overstappen in Parijs, zei ze, en dan wisten we het wel (ze maakte het gebaar van stelen). En we moesten de fietsen ophangen aan een beugel, echt een heel gedoe. We lieten ons toch een beetje bang maken en zijn toen op zoek gegaan naar een autoverhuurbedrijf. Een vrouw van de vvv hielp ons, ook zij spaarde geen enkele moeite om ons terwille te zijn, maar tevergeefs. Dus gingen we toch met de trein. We fietsten eerst naar Compiègne vanmorgen, onder andere door het bos, en deden bij het station alle waardevolle spullen in een rugzakje. Daar ontmoetten we een man van een jaar of veertig, die de camino al zeven keer had gelopen. De laatste twee keer zonder geld. The camino gives you what you want, zei hij.

We reden de fiets zo de trein in, hangen kon wel maar hoefde niet. In Paris Nord stapten we uit, waarna we naar het zuidoosten van de stad moesten om in Montparnasse op te stappen. Eerst aten we wat op een pleintje waar na drie minuten een enorme vrachtauto kwam om de straat open te breken, de herrie was niet te harden, toen begonnen we te lopen en toen te fietsen, gewoon naar beneden, naar de Seine, dwars door de lichtstad. Daar zagen we de Notre Dame, Museum d’Orsay, de brug met slotjes (het moeten er honderdduizenden zijn) en in de verte, een beetje in de mist, de Eiffeltoren. We waren verbaasd dat het zo makkelijk ging, veel auto’s stopten toen ze twee rollende ezels zagen, het was fantastisch.

treinparijs

slotjes

En nu zitten we in een TGV, een trein die zijn naam eer aan doet, want het gaat echt heel hard. Alleen in de lift van Montparnasse was het even zweten. En in het noorden van de Rue St. Denis, die we helemaal afgereden hebben, waren we toch wel wat geschokt door de armoede, de zwervers en zigeuners, hele families van drie generaties die op de stoep zaten met alles wat ze hadden om zich heen.

Maar nu heb ik het nog niet over het hoogtepunt van onze reis tot zover gehad, de abdij van Ourscamp, waar we hebben overnacht. We hebben eindelijk de sectie slapen ontdekt in ons boekje, en die geeft aan welke B&B’s of refuges ook natuurterreintjes hebben. Een ervan was het klooster. Eenvoudig onder de bomen, stond erbij, en dat is precies wat wij leuk vinden.
Wat is dat? Zeiden we toen we in de buurt kwamen. We zagen een bouwwerk dat wel een oud gordijn van steen leek, opgehangen aan een onzichtbaar plafond. Het klooster bleek voor de helft geruïneerd, letterlijk. Ourscamp, lees ik in het boekje, ontstond in de 7e eeuw als priorij. St. Bernard van Clairvaux (die van de cisterziënzer orde waar ook Klaarkamp van was en Aduard is) stichtte er in 1129 een cisterciënzer abdij. Het gordijn werd gevormd door de boogdelen van het koor van een vroegere enorme kerk. Nou ja, kijk de foto’s maar.

ourscamp

ourscamp5ourscamp6

We werden hartelijk ontvangen door een klein mannetje, die zichzelf omschreef als ‘obli’ (verplicht zijn/hebben?), iemand die zich in dienst van de orde en de monniken stelt, maar zelf geen monnik is (hij was getrouwd). Hij bracht ons naar het terrein waar we de tenten op mochten zetten, het was een ommuurd grasveld met perenbomen, helemaal beschut en prachtig gelegen naast een veldje met ezeltjes, als onderdeel van het kolossale terrein. In de hoek stond een klein schuurtje met een beeld van een heilige, waar we mooi konden zitten.

ourour


De monniken waren de ene week hier, vertelde, de obli, de andere week in een andere Franse plaats. Ze waren nu hier. Om zeven uur zouden ze vespers zingen, als we erbij wilden zijn? Het gebeurde in een gebouw dat er voor ons uitzag als kerk, maar in feite de Salle des morts van de voormalige kerk was, net zoals in Aduard (provincie Groningen) alleen de ziekenzaal is overgebleven. Er was daar ook een vrouw uit Parijs, die in retraite was, zij en de obli leidden ons (barbaren) door de rituelen van de orde (staan, zitten, buigen, zingen enzovoort). Er waren ongeveer twintig monniken, de meeste van rond de vijftig schat ik en vrijwel allemaal met een bril. Een groot deel van de dag bidden en mediteren ze. Veel gebeden gingen over de hulp aan armen en behoeftigen. Het was prachtig, het gezang en de stilte tussen de gezangen, en de sfeer buiten in het park en de ruïnes.

We rijden een tunnel in, Jet ligt een beetje te dutten, voeten naast mij op de stoel (met mijn computertas eroverheen want na zo’n week en alle regen…) Vanmorgen vertrokken we ook met regen, hier regent het ook, een beetje jammer, maar ik heb gereserveerd in een ander klooster, een gastenkamer (geen slaapzaal, daar ben ik nog niet aan toe, zei ik tegen Jet) en daar zitten we droog.





Door naar volgend deel
Terug naar overzicht van blog

Naar de homepage van mijn site



Tekstbureau  Yvonne van Osch
Binnenkadijk 117, 1018 ZE Amsterdam
opschrift@tip.nl | 06-37313100