Yvonne van Osch
Reisblog Santiago de Compostella 2014
Etappe 6-10



6 Poitiers-Vendays Montalivet (9/8-13/8)

Wij waren eufoor op de weg naar Poitiers, maar nu, enkele dagen later, is het de vraag of we überhaupt verder kunnen met onze reis. Jet ligt hier in een hotelkamer in Vendays-Montalivet met haar voet omhoog en die voet ziet eruit als een blauwgroene ballon. Hoe dat zo gekomen is, schrijf ik straks wel, maar het is geen heroïsche afdaling geweest, integendeel. Ze is nu bezig met zaken regelen. De hotelkamer is een soort gewatteerde bonbondoos, ik heb in mijn rol van verpleegster al overal tegenaan gestoten en alles omver gegooid wat los zat en half vast, ben er zelfs in geslaagd zonder al te veel moeite de glasplaat boven de wasbak (glasplaatje boven wasbakje, daarop emmertje met bloemetje) uit zijn verbandjes te rukken en de douchedeur te derailleren, zit inmiddels van het stoten zelf ook onder de blauwe plekken. Het restaurant beneden is eveneens in stijl met volop knutselfrutsel, foto’s van meisjes uit de jaren 1920, balletschoentjes en klompschoentjes (helaas niet in de maat van Jet), je blijft toch met de vraag zitten: waarom? Maar de mensen, Gilles et Marika en hun crew, zijn superlief en gisteren hebben we kunnen ontdekken waarom het restaurant een regionale reputatie geniet. De chef (in maopakje, ongunstig gebit) kwam zelf aan tafel serveren. Op een of andere manier had het nadeel toch weer z’n voordeel.

Eerst terug naar Poitiers. De aankomst was rampzalig: er was een wolkbreuk, de regen spoot op de daken van het station, door de kieren, over de perrons. Overal mensen in blouses en t-shirt, overvallen door het water, verkleumd en ellendig. Weer proppen met die fietsen in de lift, zoeken naar een uitgang, heen en weer, je kop draaien in een natte capuchon, onder je jas duiken om op je kaart te kijken, uiterst moeizaam allemaal. We dachten dat de abdij van Ligugé, zo’n 8 km verderop, makkelijk te vinden zou zijn, maar ook dat bleek niet het geval, we reden maar heen en weer, heuvel op heuvel af, langs het standbeeld van Sint Martin (onze Sint Maarten) waaraan de abij verbonden is, en ik maar omkijken waar Jet bleef. Uiteindelijk waren we zo wanhopig dat we een auto hebben aangehouden. Die heeft ons de weg gewezen naar de burcht waarin de abdij is gevestigd. 

raammannetje

De aankomst maakte veel goed (niet voor de broeders want ik drukte per ongeluk op de bel ‘appèl’ tijdens de dienst. Was u dat? Vroeg een broeder me later beschuldigend, ik sloeg mijn hand voor mijn mond. Ja! Sorry! Toen zei hij: ce n’est pas grave, dat was heel gek). De huidige kerk is gebouwd op de resten van een monnikenklooster dat Sint Maarten liet bouwen in de vierde eeuw (!), de crypte dateert nog uit de zevende eeuw, het was het oudste benedictijnerklooster in West-Europa. De huidige abdijkerk is in de 16 de eeuw herbouwd, het koor in de 19 de eeuw, enfin een eclectisch complex kun je zeggen, met een prachtige binnentuin, waar we lekker een biertje van de mobiele pizzeria gingen drinken, helemaal uitgeput, tot ineens allemaal mensen de kerk uit kwamen. Behalve de broeders in zwarte gewaden waren er dorpelingen en mensen die er in retraite waren. Ik ontmoette (bij de mobiele pizzeria) een jongen, Augustin, die er ooit een week was om zijn examens in alle rust voor te bereiden en nu een weekend terug was (uit La Rochelle) Izze good for ze body and for ze recourcer… Hij zou volgend jaar naar Rotterdam voor een race met technisch gevanceerde auto’s. Een ander, Claude, wees ons de weg naar de kamer, niet eens kloosterlijk sober maar gewoon ongezellig. De eetzaal, die we verder geheel links lieten liggen omdat het inmiddels al tien uur was, was wel mooi sfeervol, met afbeeldingen van blije mensen en heiligen op de muur geschilderd.

afbeelding binnenplaatsmuurkleedIn en bij de abdij van Ligugé

De volgende dag kwam ook weer zoals alle dagen: dat was de dag dat we om tien uur al in een heel leuk dorp bleven hangen, Vivonne. Er was daar een markt waar ze onder andere oesters en mosselen verkochten, een leuke vrouw (Corinne, ook uit La Rochelle) maakte twee oesters voor me open en ik slurpte ze zo naar binnen terwijl Jet zich walgend afkeerde (ik had er zelf ook enige moeite mee, geef ik eerlijk toe). Daarna nog croissants aan een tafeltje onder de bomen. Het was sportief gezien niet zo’n beste start, met een gemiddelde snelheid inclusief pauzes van zo’n 6 km per uur. Je kon trouwens ook merken dat het zaterdag was, heel veel verkeer perste zich door de kleine straatjes.

vrouw oester

mosselsviskraamMarkt in Vivonne

Eén dorp verder, op het plein van weer zo'n schitterend oud plaatsje, wachtte ons een mijlpaal: een eerste ontmoeting met enkele voetpelgrims, twee mannen en twee vrouwen, van wie alleen de mannen samen vertrokken waren. Het gesprek met twee van hen, Marie-Cécile en Jean-Eric, over onze nog prille ervaringen werd steeds geanimeerder vooral toen de bij hen zo veel beter gevulde stempelkaart tevoorschijn kwam. (volwassen mensen worden kinderen als ze hun trofeeën tonen). Op het laatst stonden we allevier zo hard te lachen dat het de aandacht van de plaatselijke bevolking begon te trekken. Het was een explosie van verbondenheid, we zoenden elkaar zelfs bij het afscheid. Bon camino!

stempels
Jean-Eric en Marie-Cécile

Daarna werd het pittig, een etappe met veel klimmen, maar weer door prachtig landschap, eerst kalk later roodachtige klei, veel oude ommuurde dorpjes met romaanse kapelletjes, ook nieuwe woningen in oude stijl, beige van kleur met gekleurde kozijnen, heel vriendelijk. Eindeloze velden met zonnebloemen, sommige rechtop sommige gebogen, allemaal naar het zuiden. En sommige met een lachend gezicht of een hart. Veel bos. In de berm, Jet haar vaste rubriekje: geranium, kaasjeskruid, marjolein, kruidvlier, lathyrus, cichorei. En op de weg, meer mijn ding: egel, rat en muis, alle dood.

dorpjelachende bloem

Overmand door de koelte van het bos (Forêt d’Aulnay) slaagden we erin van de route af te raken, maar op miraculeuze wijze vonden we toch de camping die we zochten, in St Léger net voor Aulnay. Het bleek een camping in wording. Prachtige ruimte onder de bomen, maar open septic tank met bijhorende stank en douchen in een mobile home van de eigenaren zelf overigens op levensgevaarijke manier met een boiler die of kokend heet water opleverde of ijskoud. De vrouw van het stel vroeg ons later of we Catherine de Lange kenden (de làànsje). Zij runde de camping vroeger, het was toen een naturistencamping. Ze vond het geloof ik moeilijk te geloven dat we elkaar niet allemaal kennen in Nederland, want ze herhaalde de vraag nog een keer of drie. Zien we er zo naturistisch uit, vroeg ik uiteindelijk. Bij het afscheid zei ik: ik kom straks nog even terug…. naakt. Nee, nee, riep ze, bijna in paniek.

bordjescaming lizur

Het wordt nu zondag, ik stoom even door. We moeten het hebben over onze fysieke toestand. Jet heeft de bekende door het lichaam reizende pijn van de rijper wordende vrouw, die vrijdag nog verontrustend in haar (ooit gebroken) schouder had haltgehouden en wel op zo’n manier dat ze zich afvroeg of het wel zou gaan lukken naar Santiago, maar met dank aan Voltaren en mijn handen was deze pijn zaterdag als bij toverslag verdwenen en leek er zondag zelfs sprake van aanstormende algehele fitheid, zowel bij Jet als bij mij, in mijn geval afgezien van chronisch nekklachten. Kwam goed uit want de heuvels op dit traject bleken veel minder mild dan wij hoopten, we moesten toch vaak genoeg alles geven op het kleinste verzet om boven te komen. Niettemin, er was hoop voor de grote tour de force die ons wachtte in de Pyreneeën en dat stemde vrolijk. Kort na vertrek uit St Léger strandden we alweer op zo’n gezellige locale markt, nu in Aulnay, waar we van een slager grézières aangeboden kregen (eendenmaagjes?). Eerst ook weer naar een bakkertje en een terrasje van een café waar in de wc de spiegel op konthoogte hing (oei!) en zo kwamen we vol croissants dubbele espresso’s en café au lait toch weer wat moeilijk uit de startblokken.

lachende bakkerDe bakkerij in Aulnay

En het werd een heel zware dag want het waaide en we hadden de wind pal in ons gezicht, soms zo hard dat het niet leek uit te maken of we heuvelop of heuvelaf gingen. Toch weer dat landschap, de dorpjes, de bomen en het groen, gewoon heel mooi zelfs als het zwaar hijgend (en in twee drie vier, in twee drie vier, onderschat dit niet!) werd aanschouwd. Toen we bij Taillebourg (allemaal boogjes van een oude spoorlijn) wilden lunchen hebben we ergens in het overstroomgebied van de Charente het tentje opgezet voor wat beschutting. Dat was wel handig omdat het vervolgens ook weer begon te regenen, alleen binnen zitten leverde weer nieuwe problemen op. Wat ís dit, riep ik, wat ís die geur?! Het waren de sokken van mijn vriendin, ze stonken als dode ratten. Ik heb ze ’s avonds gewassen, met Mayazeep, in de wasbak van Bernard en Marry bij wie we onderdak vonden. Nu stinken ze naar dode ratten met Mayazeep.

jannumkoorjannum
Een tijdgenoot van het kerkje te Jannum; 13e eeuw. Salles-d'Aulbay

Goed, we naderen de onverkwikkelijke ontknoping. Bernard en Marry wonen in Varzay, net voorbij Saintes. Ze staan in het boekje van de route genoemd als Nederlandse ex-pelgrims, kennelijk een heel specifieke hoedanigheid. Hun onderkomen, benadrukte Ben, was géén b&b maar hij en zijn vrouw stellen hun huis open voor Santiagogangers, tegen een kleine vergoeding. Ze wonen al 25 jaar in Frankrijk, vanwege hun werk, en zijn inmiddels met pensioen. Hun huis ligt prachtig tussen wijgaarden, fruitbomen en zonnebloemvelden (op de weg een dode slang, zwart met gele stipjes). We werden hartelijk onthaald met een koud biertje en heerlijk eten. De gesprekken kwamen als vanzelf op de camino. Ben had deze eerst per fiets gedaan, samen met een collega, en later (hij dacht: nu doe ik het echt… ahum) te voet. Onze interesse ging met name naar zijn fietstocht uit. Zijn gemiddelde snelheid incl. pauzes was 20 km/uur, afgelegde afstand per dag gemiddeld 120. Een tempobeul noemde Marry hem, ook zij vond het vrij absurd. Terwijl een grote doos witte wijn rondging kwamen de dagboekjes voor de dag. ‘Ik ben gewoon OP,’ was een zinnetje dat ik las. ‘Dit is OVERleven.’ Oei dacht ik, dat belooft wat, als zelfs zo’n diehard als Ben enz.

benmarrygroot
Ben & Marrie

We konden de vorige etappe bijwerken (ik schrijf, Jet corrigeert) op een heerlijke houten zolder waar een groot kantoor vol boeken was en een atelier met weefgetouwen van Marry, het was echt heel comfortabel en gezellig (gek detail: je moest tegen het waterreservoir beuken als je de wc door wilde trekken). Overigens is het een enorm werk dat logboek, ik zit nu ook al uren te schrijven, heb me zoals zo vaak verkeken op de moeite terwijl ik toch beter zou moeten weten na al dat geschrijf op wankele nachtkastjes in China en waar ook, maar ja nu moet ik door en wat moet je trouwens anders in een bonbondoos. Het wordt maandag, de dag van HET ONGEVAL. Het ontbijt staat om half acht al klaar: pittige koffie en zelfgebakken brood van Marry (want er is niets in Varzay). Ben en Marry zitten zelf in de kamer bij het nieuws. Inpakken en gaan, denken we, het is mooi weer. Geen regen, geen wind, we zijn fit. Terwijl ik heen en weer loop met de tassen denk ik nog een keer of twee drie oei dat ging net goed. Na de trap ga je links de bocht om naar de carport waar de fietsen staan en op dat traject is nóg een onverwacht trappetje.
Als ik een voorlaatste rondje heb gedaan zie ik Jet bezig met een van pijn vertrokken gezicht, doodongelukkig. Haar is net dat rottige treetje fataal geworden, haar hele voet is naar voren omgeklapt. Kom op, ijs erop, zeg ik, maar ze wil Ben en Marry niet tot last zijn, dus we vertrekken. 

wegkerkhofBij het huis van Ben & Marrie in Varzay

Om de bocht vinden we gelukkig een kerkhof (vaak met een hek erom met een deur erin, oases van rust, én vers water) waar we alsnog de voet koelen. Er is nog niet zo veel te zien, een bult, meer niet. We doen arniflor erop en een tape erom, het lukt aardig. We zijn snel in Royan, vreselijke drukte daar, en pakken het veer naar le Verdon. Daarvandaan loopt een fietspad dwars door de duinen langs de kust, heerlijk tussen dennenbomen door. Onder normale omstandigheden zou het geweldig zijn geweest, kleinschalig strandvertier in Soulac sur Mer, maar in de loop van de dag wordt duidelijk dat de blessure van Jet ernstiger is dan gehoopt. Op- en afstappen gaat steeds moeilijker, en ze vergaat van de pijn al is van zwelling nog steeds niet veel te zien.

hotelkerkvoet op bed
Hotel de France in Vendays, waar we gestrand zijn en Jet, met the thing aan haar been

We moeten een plek zoeken waar ze met enig comfort het been omhoog kan doen. In Montelimar, waar we gestrand zijn, zijn alle hotels vol, we gaan het binnenland in, naar Vendays. Daar vinden we onderdak in Hotel de France, waarover ik al geschreven heb. En daar is in de loop van de avond en de nacht de voet van Jet helemaal opgezwollen en blauw geworden. We zitten hier nu al de hele dag, het komt ergens ook weer goed uit want de kleren zijn naar de wasserette en ik kan dit logboek bijwerken en een beetje rusten, maar we maken ons wel zorgen, hoewel er iets van hoop gloort heb ik het idee, alleen al vanwege het feit dat de voet staan toelaat. Vanavond gaan we naar de dokter en dan zien we verder. De wifi in het hotel is zoals in veel hotels nauwelijks beschikbaar dus maar kijken wat er van uploaden komt. Dag allemaal tot het volgende verhaal. Wij houden moed!

Naschrift: Het feuilleton gaat verder. Eigenlijk is het wel leuk dat Jet een ongeluk(je) heeft gehad want zo maken we wat mee. Een kennismaking bijvoorbeeld met de Clinique Mutualiste in Lesparre, een stad die toch echt iets voor moet stellen in deze streek. Wat een vermoeidheid en robotisme, wat een smoezeligheid. We namen een taxi uit ons hotel vandaan, de chauffeur was heel aardig, hij rondde het bedrag af naar 25 euro. Van een receptie was nauwelijks sprake, we werden van het ene kamertje naar een volgende kantoortje gestuurd. Op de goede afdeling aanbeland, Jet wat schuifelend maar niet eens echt mank meer, begon ik het verhaal dat ik al een tijdje aan mensen vertel: ma copine est tombée et a blessée son pied (hopelijk is dit Frans?), maar het meisje dat er zat wilde er niets van weten. Son nom, vroeg ze, et son date de naissance? Terwijl Jet wachtte in een kleine wachtkamer met een stuk of vijf doodongelukkige mensen (één met zuurstof) ging ik in het gebouw (aangeslagen beton jaren 1980) op zoek naar een plek met wifi (sowieso ongewild toch weer de queeste van deze week). Ik vond een cafetéria. Est-ce qu’il y a de wifi? Vroeg ik (hopelijk is dit Frans?) Oui, zei een vrouw die bezig was met bijvullen, a midi. Dat leek me toch sterk. Een ander meisje bij een van de vele loketjes wist niet eens wat wifi was, ze zat trouwens met haar been in het gips, ik merkte op dat ze gelukkig niet ver weg hoefde voor de behandeling maar er kon geen lachje af. Toen ik terugkwam was Jet net gebeld door het UWV. Ze had zich geprobeerd daar ziek te melden, maar dat ging niet zomaar, ze wilden alles weten. Op dat moment kwam een vrouw de wachtkamer binnen en riep madame Romain! Ik word nu net gehaald door iemand van radiologie, zei Jet tegen de UWV’er, het was jammer dat er geen camera bijstond om alles te filmen. Zoveel gedoe voor zoiets onschuldigs. Want eerst zijn we gisteren natuurlijk naar de gewone dokter geweest in Vendays. We werden gebracht door Marika, wie werkelijk geen enkele moeite te veel is voor haar gasten (gisternacht mocht ik nog op hun computer, tussen een ongelooflijke berg papieren en spullen in een soort kast naast de keuken, een echt familiaire ruimte).

gilesGilles en Marika van Hotel de France in Vendays-Montalivet

De dokter was ook een heel vriendelijke maar zeer vermoeide vrouw (het was 19 uur en de wachtkamer zat nóg vol), ze schrok wel van de opgezwollen voet van Jet, maar veel meer ook niet. Doet dit zeer, doet dat zeer? Oké. Ze schreef een aantal hiëroglyfen op een papiertje: diclofenaque (= voltarène), een ontstekingsremmer, een bandage en paracetamol, eigenlijk alles wat we zelf al hadden, maar dit kostte toch weer 18 euro bij de pharmacie. We moesten evengoed dus naar de kliniek om zeker te zijn dat er geen fracture ou frisure was, want als het zo was, moest de voet in het gips. We wisten al bijna zeker dat het steeds beter ging, maar ja… toch maar naar Lesparre dus. We werden naar een voorportaaltje geleid waar een meisje aan Jet vroeg of ze ‘grosisse’ (?) had. Jawel zei ik, want ik dacht dat ze ‘verdikking’ bedoelde. Wat bedoelt u, vroegen we voor de zekerheid, toen gaf ze een dikke buik aan. Mais nous sommes veilles! Riepen we. Madame, 52 ans! Je weet nooit, zei ze. Zij was trouwens wel aardig. Ik wachtte in het kamertje. Achter een gordijntje bevond zich een wc, best goor, met een wc borstel die uit zijn emmertje stak aan een houder die helemaal scheef stond. Ik hoorde allemaal geluiden in het andere kamertje waar Jet in mijn fantasie aan een soort folterapparaat zat. Ze vond het heel interessant bleek achteraf, de voet was wel van zes kanten gefotografeerd. Weer wachten in het ongelukkige kamertje. Daar werden we geroepen door robotmeisje 2 die eerst 47 euro wilde hebben. C’est pour… probeerde ik. Ze keek me aan alsof ik een heel domme vraag gesteld had. Ik begon me al wat op te winden merkte ik aan mijn nek waarin een ader zich tot kabel ontwikkelde. Dat volkomen gebrek aan tegemoetkomendheid. Gelukkig waren we samen en konden we erom lachen. Het klapstuk moest nog komen: de komst van de radioloog, een man van een jaar of zestig, met een afgrijselijke adem, die waarschijnlijk al dertig jaar het ene na het ander gekneusde voetje zag en eigenlijk het liefst een moestuintje zou beginnen, zielig genoeg dus, maar toch… Hij gaf een grote enveloppe. C’est pas cassé, zei hij en wilde toen verder lopen. Mais, mais… riepen wij. Wat is uw advies? Daarvoor moet je bij de dokter zijn, zei hij. Maar we waren bij de dokter, zeiden wij, en die zei dat we naar de radioloog moesten. Hij maakte een wegwerpgebaar. Daarvoor zijn dokters, zei hij. C’est pas la peine, verstond ik ook nog. Wat wilde hij nou zeggen? Ik begon mijn geduld te verliezen. Kunt u geen Engels praten, zei ik vrij luid. U heeft toch gestudeerd? Op dat moment keek hij ons voor het eerst aan, ik zag letterlijk zijn ogen opengaan. Hij vertelde (in het Frans) dat hij in Australië had gestudeerd en gereisd… en dat hij alles vergeten was. We stonden pal voor de wachtkamer, dus het was niet zo leuk voor hem, maar ja het was ook niet zo leuk voor ons. Er kwam een man uit de wachtkamer die deëscalerend probeerde op te treden. Jullie moeten terug naar de dokter, zei hij in het Engels. Maar een wonder geschiedde: de radioloog sloeg om als een blad aan een boom, pakte zelfs mijn arm vast en legde heel geduldig uit in heel goed verstaanbaar Frans wat we moesten doen: de voet ondersteunen met een bandage, ’s avonds omhoog, goed rusten en af en toe even proberen hoe belastbaar hij was. Alles was weer goed, we ploegden ons door de kliniek (over opgerolde zeilen, langs plakkerige deuren met half afgeweekte stickers) een weg naar buiten om even uit te hijgen. Jet had de enveloppe met alle artistieke foto’s van haar voet als een trofee tegen zich aan. Wat is dat daar in die kliniek, vroegen we een jongen van een apotheek. Hij vertelde dat iedereen er gestresst was omdat de kliniek vervangen moest worden en mensen 24 uur in twee dagen moesten werken. Toen had ik wel een beetje medelijden met de radioloog. Geen wonder dat hij niet zo fris meer rook.

rontgenpelgrim
Röntgenfoto's uit de onvergetelijke Clinique, rechts onze beschermheilige

Maar enfin, het is avond geworden, we hebben een grote Mercedesbus gehuurd, een mooie natuurcamping gevonden en vervolgens heeft onze zoektocht naar wifi ons helemaal teruggebracht tot Soulac sur Mer, overigens een schitterend stadje met mondaine geschiedenis, waar in de 19 de eeuw een 12 de eeuwse kerk uit het oprukkende duinzand is gegraven, heel bijzonder. Een beetje ouderwetse sfeer, leuk. De voet van Jet gaat een stuk beter, ze loopt eigenlijk als een kieviet (wat ze voorheen nooit deed!), maar ze moet rust houden, daarom blijven we drie dagen hier (in de Gironde) en fietsen dan richting Dax, kijken hoe dat gaat.

7 Vendays Montalivet-Biganon (14/8-17/8) 

Wat we nu weer meemaken. Vanmiddag zijn we aangekomen in Biganon, een vlekje op de kaart, waar de traditionele en de alternatieve route langs de kust die wij hebben genomen, samenkomen. Hé wat is daar, zei Jet bij een straatje. Zonder erbij na te denken reden we erin en vonden daar een wonderbaarlijk ensemble: een kerkje met een hoge gevel waarin een oude klokkenstoel en een klein torentje, daarachter een veel lagere bouw in kruisvorm en reliëf, met romaanse ramen. Net Jannum, zeiden we tegen elkaar, dezelfde sfeer, het oude en stille. In het boekje vonden we wat informatie. Het blijkt een 11 de eeuws kerkje, het oudste van deze streek, St Pierre ès Liens. Verder op het terrein oude bomen, stenen bankjes, het oude gemeentehuis, de oude basisschool die nu als gîte wordt verhuurd en nog een paar andere verlaten huizen. 

biganon6biganon

Het was zo prachtig, we bleven maar rondlopen en kijken, we wilden gewoon niet meer weg. Als we hier eens zouden kunnen slapen, fantaseerden we. Uiteindelijk liepen we het pad terug en zagen bij een tuin een lange versierde tak, waar op stond ‘Honneur à notre maire.’ In de tuin was een vrouw bezig de was op te hangen. Bent u de burgemeester, vroeg ik, voor de vorm, want ze had niet echt een burgemeestersuitstraling. Nee, dat niet, verstond ik, maar ze had er wel mee te maken. Ze begreep meteen dat we hier wilden kamperen en vond het goed.

biganon5biganon9Biganon

Even later sloeg de klok, toen kwam er een man in een trainingsbroek het terrein oplopen en zei iets in het Engels over kerk kijken. Gaan ze ons nou hier ook al vragen om de sleutel van het kerkje (zoals in Jannum), dacht ik. Maar nee, het was de burgemeester (Vincent, sinds 2,5 jaar de vriend van de vrouw die we hadden gesproken, Martine) en hij nodige ons uit in het kerkje te komen kijken. Wat een cadeau, en wat een paralellen. Hetzelfde vochtige, licht verwaarloosde en mysterieuze als in Jannum, de ingesnoerde triomfboog, resten van fresco’s op de muren. Tot voor kort werden nog diensten en concerten in het kerkje gehouden, vertelde Martine, die mee was gekomen, maar toen begonnen er stukken uit het plafond te vallen en was het niet meer verantwoord. Ik mocht mijn telefoon wel opladen in een zijkamertje waar kasten stonden met o.a. kerststalbeelden erin (helaas ging het toch niet). Vincent en Martine bleken zich te hebben ontfermd over de kerk, net als wij in Jannum een beetje, ze organiseerden elk jaar op de eerste zondag van juli een grote maaltijd met muziek om geld voor het kerkje op te halen, ze hebben een website www.lesamisdebiganon.fr enfin veel overeenkomsten, zoals je hieronder wel ziet (oei).

biganon12biganon13

Niet te hard de deur dichttrekken straks, zei Vincent, anders stort de kerk in. En als je suiker nodig hebt, kom maar hoor. Dus nu zitten we hier op de stenen bankjes te wachten tot het een beetje donker wordt, zodat we onze tentjes op kunnen zetten. Helaas zijn de gîtes daarnet enigszins volgestroomd met enthousiaste Fransen en hun kinderen en blijkt het vergeven van de muggen, hetgeen de magie wel enigszins verstoort, maar evengoed: een fantastische pelgrimsbelevenis. In een hoek van het terrein vond Jet nog een put met een Sint Jacobsschelp. Het water in de put, zegt ons boekje, heet heilzaam te zijn voor mensen met huidproblemen (die wij vannacht best weleens zouden kunnen ontwikkelen).

biganon7biganon14

Goed lieve lezers jullie begrijpen dat wij weer onderweg zijn, na het trieste intermezzo met de voet. Na onze belevenissen in de gemutileerdenkliniek van het pittoreske Lesparres vonden we de meest schitterende natuurcamping die we ooit hebben gezien, la Pignade, in een gehuchtje dat heet Lamodeneuve (allemaal oud): 25 plaatsen van zo’n 3 à 400 vierkante meter elk, waarvan slechts 10 bezet, en wij hadden de beste plaats, meteen ingenomen van een Frans gezin dat er 35 (!) dagen had gestaan, met uitzicht over een soort poesta. De beheerder was een lieve oude dame met indrukwekkende gezichtsbeharing, die bij haar eigen huis een soort Zwitsers chalet als kantoortje hield, vol plastic bloemen. Ze vertelde dat ze vroeger een bedrijf hadden in zaden van dennenappels, die ze verkochten voor de kweek. Voor de deur lag een herder aan de ketting, als je kwam blafte hij zijn baasje naar buiten. Oude houten gebouwtjes, alles heel simpel en opgeruimd, echt fantastisch aangenaam en sympathiek.

pangapanga6
Camping La Pignade in Lamodeneuve vlakbij Vendays-Montalivet

Vrijdag hebben we zo’n beetje de hele dag voor de tent gehangen, gelezen, wijn gedronken, geslapen, het was heerlijk. Best gek ook om even niets te doen. Het zou niet gaan regenen die nacht, wist Jet heel zeker, want ze had de weersverwachtingen ‘van uur tot uur’ bekeken. Midden in de nacht echter brak een bui los van onvoorstelbare kracht en felheid, gewelddadig bijna. Er waren ook windstoten, uit het niets vandaan, en ik begon al wat onzeker te worden over de toekomst van onze tentjes en onszelf. Afwachten, want naar buiten was uitgesloten en naar elkaar schreeuwen had geen enkele zin vanwege het lawaai. De volgende dag vertelde Jet hoe ze in haar enkeldaksje vooral bezig was haar elektronica droog te houden in de slaapzak. Het was een heel gedoe om alles weer enigszins droog ingepakt te krijgen, maar we vertrokken evengoed uitgerust en gingen als een speer. Via het pad langs de kust. Daar ontmoetten we twee mensen, Ada en Fred uit Heiloo (!). Ze hadden de camino al eerder gedaan en gingen nu terug om te bekijken wat ze hadden gemist. Spanje is zo mooi, zei Fred vol eerbied en ontroering, zó mooi. Ze gaven heel veel tips, over de bagage, het klimmen, de refugio’s, weggetjes die je moest vermijden. Ada vond het knap dat wij, als vrouwen, de kaart konden lezen. Verder ben ik heel geëmancipeerd hoor, stelde ze ons gerust. Wij vonden de ontmoeting inspirerend en ook geruststellend. Als Ada en Fred van 65 en 68 het kunnen, moet het ons toch ook lukken?

Adaen
Ontmoeting met Heilooërs Ada en Fred

Het pad was mooi, door het bos en de duinen vol met vreemde bodembedekkers en varens. Telkens rook en hoorde je de oceaan, dat woeste beest dat toe blijft happen. Keihard krekelgekwaak ook in de dennen, veel andere fietsers, leuke plaatsjes zoals Carcans met kleinschalig toerisme, zongebruinde halfgoden en –godinnen met surfplanken, heel relaxed. Nog een gekke ontmoeting met een insect toen we op het kleedje gingen lunchen. Het ging eerst op mijn oog zitten (de oogbol zelf) toen bij Jet in haar nek. We sloegen het weg maar het kwam steeds terug en toen we het uiteindelijk dood probeerden te maken, lukte dat gewoon niet! Ik zat er met een minikruidenpotje zo hard op te drukken als ik kon, maar elke keer dat ik keek of het klaar was, begon het na drie seconden weer te spartelen. Nee! Schreeuwden we op het laatst toen we die pootjes wéér zagen bewegen. Een immortal! En toen het eindelijk ophield, het spartelen, kwam er een nieuwe. Precies dezelfde. Het was zo creepy dat we maar zijn weggegaan. Zo kom je toch nog aan je probleem.

strandJet wilde nog wel een zee-ervaring voor we de kust alweer zouden verlaten. Dat lukte bij Le Jenny, tussen twee blauwe vlaggen, allemaal puur natuur. We hadden de fietsen tegen elkaar op het strand gezet, na het plankier helemaal overgelopen te zijn, en zagen van een afstand al het bekijks dat ze hadden. Toen we terugkwamen had iemand een buggy ernaast gezet, waarschijnlijk had het niet lang geduurd of het was een parkeerplaats geworden. Het werd later en we hadden al 100 km gefietst toen we bij Truc Vert, net voor Cap Ferret, wat gingen eten. We probeerden een b&b te reserveren maar alles zat vol. Truc Vert had zelf een camping met ongeveer 400 plaatsen, daar slapen leek me zoiets als een ervaring van diepe, diepe ellende, maar toen de receptioniste een Hollandse bleek te zijn en ook nog dezelfde naam als ik bleek te hebben, werd het gek genoeg ineens een andere verhaal. We kregen een plek voor auto en caravan terwijl de andere passanten op een klein scheef strookje moesten bivakkeren (de leeftijd?) en ik moet zeggen het was magisch om tussen zoveel mensen te staan zonder er last van te hebben. Overal in het uitgestrekte reliëf van de camping gingen lichtjes aan, werd gepraat, gedronken, gespeeld, gelachen en gestonken, zonder dat het echt te dichtbij kwam. Jong en oud, surfers, families, trekkers zoals wij, alles door elkaar. 

campingcamping Camping in Le truc Vert

De nacht was fantastisch helder, je zag de sterren tussen de dennen door. Hoe stiller het op de  camping werd, hoe harder het geluid van de oceaan leek aan te zwellen, het leek wel Amsterdam met noordenwind, als je het rangeren van de treinen op CS hoort. Rij nu maar verder dacht ik op het laatst, het werd best opdringerig (steeds bedenken dat het de zee is), zo werd het weer zo’n nacht van maximaal drie uur slaap, vandaar, we zijn nu bij vandaag,  de dag dat ik niet zo hard ging als Jet, die ondanks haar nog licht gezwollen voet de hele dag triomfaal omkijkend voor me uit gescheurd heeft. We begonnen bij Cap Ferret, een sprankelende badplaats vol zeeromantiek, waar we de pont hebben genomen. Dat was een hele stress want we moesten de bagage van de fietsen halen voor we aan boord gingen. We hadden een jongen gevraagd of hij ons kon helpen maar net voor de aankomst van het schip werd diens zwangere vrouw onwel, ze moest gaan zitten en viel bijna flauw, het was beangstigend. Krijgt ze nou een miskraam vroeg ik aan Jet. Welnee, ze moet gewoon even liggen, zei zij. Gelukkig wilden een heleboel anderen ons ook wel helpen, de meeste mensen vinden het geweldig twee van die rijpere vrouwen die als marskramers rondreizen. Aan de andere kant was Arcanchon met een attractie die wij nog niet eerder hadden gezien: bungeejumpen met trampoline. Kinderen schoten aan elastieken wel tien meter de lucht in.

firetfiret3

firet2firet4

Volgde een eindeloos lang plankier en een ‘piste de cycliste’ die de ene keer heel opvallend groen gemarkeerd is en de andere keer volkomen verdwenen is, zo concludeer je als je je tussen het zondagse strandverkeer moet wurmen. We wilden een klein achterafrestaurantje zoeken in een van de haventjes aan de baai van Arcanchon, en dat lukte, in Gujat Merit (?) een plaats aan het water met traditionele oesterkwekerijen in houten huisjes, die hun eigen degustation aanbieden. Dit is geen café en geen restaurant, stond er op de kaart van cabin 301 waar we neerstreken, maar simpelweg een plaats om oesters te proeven (of garnalen). Een glas wijn en stokbrood met aïoli hoorde er standaard bij, en dan kon je ook nog een blikje varkenspaté nemen. Ik vond de oesters heerlijk dit keer, vooral de eerste, en het was daar geweldig. Daarna had ik wel moeite om weer op gang te komen, in tegenstelling tot Jet, die weer superfit geworden is.

oester

Aan het eind van de middag gebeurde nog iets aparts, om het positief uit te drukken. We aarzelden of we de goede route hadden naar Biganon. In de verte zagen we een jongen aan komen fietsen, we stopten om het hem te vragen. Een knappe jonge kerel was het, schijnbaar wat haastig op weg, want hij leek zelfs wat verstoord. Tout droit, zei hij meteen. We vertrouwden het niet helemaal maar fietsten verder. Ik weet niet waarom maar ik dacht net: zouden er eigenlijk nog wel vieze mannen bestaan, of is het alleen dat wij ze niet meer zien omdat ze ons niet meer zien (vroeger kon je toch geen hoek omslaan of er was er wel weer een met twijfelachtige intenties.. en toen zagen wij dezelfde jongen die ons, inderdaad de verkeerde weg gewezen had op een zijweggetje staan, in een toestand die ik op dit blog maar niet nader zal omschrijven.

Het bovenstaande heb ik gisteren geschreven, gezeten op het stenen bankje, waar de muggen zo actief werden, dat we eigenlijk een beetje tegen het kamperen op begonnen te zien. Ik vraag het gewoon, dacht ik, en ben weer naar het huis van de burgemeester gegaan om te vragen of we niet naast maar ín de kerk mochten slapen. Ik vond Martine in de huiskamer – grote stenen schouw, geen kasten, stoere sjiek - ze was bezig met haar blog. Ik geloof dat ze blij was met iemand te kunnen praten. Ze vertelde onder andere dat ze uit Nancy kwam en het heel moeilijk had gehad nadat ze zich in Les Landes gevestigd had. De mensen waren aardiger tegen haar toen ze er op vakantie was. Ze reageren alsof je ze iets wilt afnemen, zei ze. Ze vond het best als we in de kerk sliepen, we waren ook niet de eersten die op het terrein de nacht doorbrachten, zo bleek. Ze liet de foto’s zien op haar blog, er was zelfs een keer een man met een ezel geweest, ook op weg naar Compostella.

Net voor het donker installeerden we ons in de kerk. We zetten de fietsen in de sacristie en legden de matjes in het rechter zijbeukje, naast de nis met een groot beeld van Maria met baby Jezus op haar arm. Waxinelichtjes zetten het hele onderkomen in een wiegend en zoekend licht. Het was natuurlijk uniek, we waren erg onder de indruk en opgewonden. Helaas echter had ook deze ervaring zijn keerzijde. Het begon met een verstopte neus. Toen begon Jet te draaien omdat ze zo’n jeuk had van niet douchen. En toen we dat - hulde aan het vochtig wc papier- hadden opgelost en een soort rust dreigde neer te dalen, hoorde ik ineens krg krg. Ik deed de zaklamp aan, keek onder mijn matje en zag daar een zwarte kever van een centimeter of vier vijf, dezelfde die ik die middag in de kerk van Vincents schouder had geveegd. Scarabeemeneer? Ongevaarlijk waarschijnlijk, maar je wilt het toch niet in je bed. Ik pakte het beest met twee bekertjes en zette het in het portaal van de kerk. Toen het de koffieresten van zich had afgeschud, zag ik met mijn lampje, begon het meteen te kruipen. Terug naar de kerk! Het zal toch niet, dacht ik de hele tijd, een verse obsessie binnen handbereik, het zal toch zeker niet, maar zo waar als ik besta: na een uur weer krg krg krg, hetzelfde beest op mijn matje! Toen heb ik hem onder een beker gezet, tot de volgende ochtend, vanochtend. Toen Jet, geteisterd en gekweld, eindelijk weer sliep, moest ik niezen. Ik probeerde het te smoren in mijn slaapzak, maar het leek of de klokken er bijna van zouden gaan luiden, zo hard klonk het. Alles klonk keihard, zelfs bij het omdraaien in je slaapzak verging horen en zien je al. Daarna sloeg ook de onrust in mijn benen toe, wat ik weleens heb, dat je letterlijk nog niet drie seconden stil kunt liggen. Klaarblijkelijk is Jet wakker geworden toen ik eindelijk sliep, en zo hebben we de nacht doorgebracht, een slapend, een op wacht, in de middeleeuwse kerk van Biganon, ongeveer halverwege onze reis (nog 1006 km uit Biganon), we waren gebroken vanmorgen. Ik onderbreek hier ons verhaal, morgen zullen we alles op alles zetten om het te uploaden.

biganon10's Morgensvroeg in het kerkje van Biganon

8 Biganon-St. Jean-Pied-de-Port (18/8-20/8)

Sint-Jean-Pied-de-Port, daar zijn we nu. Voet van en poort naar de Pyreneeën. We hebben de naam van het stadje al zo vaak uitgesproken, dat we alleen om die reden al blij zijn te zijn aangekomen. We zijn ook wel trots, want we hebben klimmen gehad van 7-9% soms over enkele kilometers lang. En afdalingen natuurlijk, scheurend hard (over 50 km/u), voor mijn gevoel nog meer. Hier, in voetje, begint het derde en laatste stuk van onze reis, die toch wel steeds mooier en spannender wordt.

Ik moet terug naar Biganon, 1006 km van ons einddoel. Toen de zon de kerk in kwam was het alsof een wereldwijde schemerlamp aanging, we vertrokken met jeuk en een prachtige herinnering. In Moustey, moederstadje van Biganon, zochten we drie kwartier naar de plek waar we een stempel in onze credential kunnen krijgen (credential betekent zeker zoiets als geloofwaardig? We weten sinds kort dat het voltooien van de camino punten geeft op je cv, althans in Spanje en Frankrijk, zijn wij even spekkoper straks!) wat uiteindelijk lukte bij de epicerie.  Een mijlpaal trouwens, want bij Moustey is het nog precies 1000 km naar Santiago.

moustey

We hadden een beetje haast want om half twaalf hadden we afgesproken met Lieneke en Thijs, een goede vriendin van Jet met haar man, in Labouheyre. Ze stonden net de zonnecellen van hun camper te installeren toen we aankwamen bij de Sint Jacobskerk, het was erg grappig. 

lieneke
Lieneke en Jet in Labouheyre

We vonden een goed locaal restaurant en werden aanvankelijk heel hartelijk onthaald, maar de serveerster werd plotseling stiksjacherijnig. We krompen allevier ineen, voor niets zo bang als iets verkeerds te doen. Was het omdat we ondanks uitgebreid bestuderen van de kaart allemaal een menu van 12,50 namen? Nee hoor gelukkig, gewoon een vete onder collega’s, ik heb het heerlijk kunnen bestuderen. Het was gezellig met Lieneke & Thijs. Ik had het wel weer moeilijk om op gang te komen na dat halve litertje dat ik toch weer niet kon laten. (Dan neem je toch water! Dat is toch óók lekker! Of een tonic ofzo.) Nee dan Jet. Ik had het gewaagd op te merken dat ik toch wel een stuk sterker was dan zij (ik kon harder fietsen én hield langer vol) nou ik heb het geweten. Op het saaie rechte stuk van Labouheyre naar Onesse-et-Laharie stoof ze voor me uit, ik voelde me net een kind met een klein fietsje. Ga maar hoor, zei ik op het laatst en daar ging mijn vriendin, eerlijk waar, ze veranderde van een marskramer in een zwarte kolom die steeds verder naar de horizon verdween, een gekke en niet onverdeeld plezierige gewaarwording voor mij moet ik eerlijk toegeven.

Ik moet nog iets zeggen over het weer. Dat is de hele tijd geweldig. Ervoor en erna, heb ik begrepen, is het slecht waar we zijn, qua weer dan, maar tijdens… geen probleem, we hebben ontzettend veel geluk, zo dat heb ik gezegd. Dan naar Onesse-et-Laharie, een grappig plaatsje met een soort terrasvorming, weg boven, weg beneden. Het bestaat geloof ik uit drie delen en het eerste heet Tireveste (trek je vest uit) en het laatste Tireculotte (trek je broek uit), omdat hier van oudsher pelgrims van hun overbodige kleren werden afgeholpen voor ze de Pyreneeën ingingen. Beneden aan de weg, in een soort parkje, zagen we twee vervuild en gedesoriënteerd uitziende mensen. De man zat op een bankje naar zijn voeten te kijken, de vrouw liep met een pakje kleren rond. Vreemd stel, dachten wij. Het duurde even voor we beseften dat het voetpelgrims waren.

In Lesperon dreigden we even in een refuge municipaux te belanden, overigens een keurig gebouwtje met een keuken, waar je voor zes euro p/p kunt overnachten, maar met twee andere mensen op een kamer, dat vond zelfs Jet een beetje te je ne sais quoi, familiair? Ik vertelde het de vrouw van de gemeente. Kijk als het er nou twintig zijn, zei ik. O, u vindt dat er te weinig zijn! Nou nee dat ook weer niet, maar vier... enfin, het tegenoverliggende hotel, met zo’n sterke wifi dat ik direct tien mailtjes binnenhengelde nog voor ik erom gevraagd had, zat helaas vol maar na wat bellen bleken we gelukkig terecht te kunnen op een boerderij in Péliou. Daar heeft madame Sequin, al sinds 1966 hoorden we later, een bedrijf met kamers in huis, gîtes op het land en een terrein voor kampeerders. Ze had er eerst geen zin in, maar streek haar hand over haar hart toen ik zei dat we zo moe waren.

fermeyvonne

Nou ja, si vous voulez, dan maak ik wel een bed klaar. Toen we haar zagen begrepen we waarom ze er moeite mee had, ze verging van de pijn. Nervo-astique, verstond ik, toen ik ernaar vroeg, Jet hield het op hernia. Ze was een jaar of zeventig, liep met haar armen naar achteren en kreunde bijna bij iedere stap, het was niet om aan te zien. Wij maken morgen de bedden wel op hoor, zeiden wij. De kamer waar we sliepen was schitterend smaakvol en origineel, kijk maar de foto die Jet er zodirect bij gaat zetten. We mochten in haar keukentje koken en bij haar aan tafel gaan zitten, nee niet daar, dáár (ze was verfrissend directief). Oh wilt u tv kijken vroeg ik, nee zei ze ik wil hier gewoon zitten. Het had wel iets. Zij at ook soep, na afloop gooide ze de pannetjes bij elkaar, toen kwamen er ook nog twee ontzettend knappe jonge kerels aan tafel zitten die hadden deelgenomen aan de jaarlijkse feesten in Dax en van wie één de peetzoon van madame Sequin was. Tot onze verbazing vroegen ze ons hemd van ons lijf over onze tocht en intenties, zoveel aandacht van het jonge manvolk als in Les Landes hadden we echt al twintig jaar niet meer gehad. Ik zag Jet aan tafel bijna in slaap vallen, ze heeft volgens mij van tien tot acht geslapen en stond toen ook stuiterend van energie op, hoogst irritant. Madame Sequin poseerde nog even welwillend voor het afscheid, voor ze kreunend haar weg vervolgde. Ze had trouwens wel de ogen van een kind en een heel blijmoedige natuur (dacht ik). Toen ik vroeg hoe lang ze nog doorging met dit werk, zei ze opgewekt: o gewoon, tot ik dood ben.

ferme3fredenada
Madame Sequin in Péliou, rechts Ada en Fred en een wilde zoektocht in een tasje

We waren nog geen kwartier op weg of tijdens het eerste rommelen in de fietstas (Weet jij waar mijn handschoentjes zijn? Waar mijn petje is? Mag ik even plassen. Oh ik moet een blaadje omslaan. Ik wil even een stukje lopen hoor. Ben ik wéér vergeten mijn halsdoek om te doen) zagen wij een gele en blauwe stip aan de horizon (die wij achterlieten): Fred en Ada! Dat was leuk, het was net of we onze buren terugzagen, heel vertrouwd. We bleven wel een half uur staan praten op de weg, zoveel hadden we uit te wisselen. Jet en Ada aan de ene kant, Fred en ik aan de andere bleken vrijwel identieke gesprekken te hebben gevoerd en ervaringen te hebben uitgewisseld. Het meest bijzondere was nog dat zij achteraf hadden bedacht dat ze Ben en Marry (van het ***trapje) van vroeger bleken te kennen, uit Zutphen. Hun kinderen hadden bij elkaar in de klas gezeten. Wij zijn aan de koffie toe, zei Fred op het laatst. Ada had een pain aux raisins in haar fietstas. Daar kan ik me dan op verheugen, zei ze. Gewoon steeds erachteraan! Dat kon ik weleens proberen met een fles wijn. We zien elkaar wel weer, riepen we bij het afscheid, en dat gebeurde tien minuten later op de hoek.

De laatste kilometers over de vlakke weg. Vlak voor Dax krijgen we een paar doorkijkjes in het leven op de rand van sociale uitsluiting: een krom vrouwtje op een erf waar kippen en ganzen het laatste gras hebben weggegraasd, twee mannen die een caravan in stukken snijden met een slijptol en het metaal verbranden. In de berm, iets heel anders: teunisbloem, adelaarsvaren, dopheide, kattestaart, velden vol bloeiende molinia. Op en langs de weg (dood): reebok, sperwer, vos (2x, een vers een stinkend), diverse egels. En een compleet schaap. O ja wat ik vergeten was op te schrijven: omdat we onze handen vol tassen hadden op de boot bij Cap Ferret, had Jet de tickets in haar mond gedaan. De bootman pakte ze, scheurde ze doormidden en deed zonder een spier te vertrekken de snippers terug in haar mond. Vond ik grappig.

Maar goed we waren in Dax en moesten daar coût que coût een plek vinden waar we ons zo onderhand mytisch geworden Blog konden bijwerken. We zoeken een plaats waar we koffie kunnen drinken, zeiden we bij de receptie van een enorm kuurhotel (met alleen maar bijna-comateuze bejaarden). Oui, zei de mevrouw. Wat kunnen eten. Oui. Waar we de fietsen kunnen zien. Oui. En waar wifi is. Oui. Oui? Zeiden we ongelovig. Het leek een welhaast onmogelijk veeleisende combinatie, maar het kon, en zo hebben we ongeveer vier uur lang in de balzaal van het grotendeel verlopen grand hotel huppellepup bij het centrum van Dax zitten werken aan dit ding hier, wat je nu aan het lezen bent, als je niet al lang bent afgehaakt omdat ik er weer een veel te lang verhaal van maak. Daarna moesten we nog een extra fietsbroek voor Jet gaan kopen en toen konden we eindelijk verder. Overigens leek het niet zonder gevaar door Dax te fietsen naar het noorden, Sint Paul de Dax, weer fietspaden die plotseling ophielden, veel glas op de weg, automobilisten die niet gewend zijn een rechtdoorgaande fietser voor te laten. Toen we wegreden zag ik ineens Soustons staan aangegeven, de plek waar René en Caroline (broer en schoonzus) een huis hebben. Dat vond ik toch iets heel raars. Hadden we dat hele stuk gefietst…

landschapplassen

De D29 uit Dax was in het begin wat druk, maar het landschap aan weerszijden werd al heel snel heel mooi. Veel gevarieerder, met reliëf. Het klimmen begon inderdaad vrijwel onmiddellijk, vanaf St Pandelon. We waren erop voorbereid, maar moesten bij de eerste helling al van de fiets. 7% stond er in het boekje. Als dit 7% is, dacht ik, dan gaan we het niet redden. Maar het was wel 9%, over een heel klein stukje, de rest ging wel, zelfs op die 2,5 km klimmen waar we zo tegenop hadden gezien. Grote opluchting, euforie, en toen zagen we in de verte al een heel klein Pyreneetje, toch weer een mijlpaal, we voelden ook een soort ontroering.
Jet had even een zwak momentje bij een refuge die we passeerden, maar we zetten door en bereikten het onverwacht romantische stadje Sorde l’Abbaye. Hier werden pelgrims vroeger met een bootje over de rivier gezet. Het bootje sloeg ook weleens om, waarna hun spullen werden geroofd. In de middeleeuwse abdij is een heel ondergronds stelsel met bronnen. Helaas lijken zulke dingen altijd gesloten als wij er zijn. In Sorde hadden we wel de keuze tussen Chambres d’Hôte, een camping en een refuge, een ongekende luxe. De camping lieten we even voor wat of waar die was (waar was die eigenlijk?), twee chambre d’hôtes zaten al vol en toen… toen we aankwamen bij de refuge, onze laatste hoop (en vrees) troffen we daar geen stinkende slaapzaal vol vervuilde en uitgeputte pelgrims, maar drie mensen die letterlijk opsprongen van hun stoel om ons te verwelkomen. Het waren Sylvie en Carol, twee voetpelgrims die in de buurt woonden, en Thérèse, die de camino had gedaan en nu iets terug wilde doen door als gastvrouw een tijd daar te werken. Of we wilden eten. Er was nog rijst, er waren aardappelen, tomaten. Of we eerst wilden eten en dan wilden douchen of andersom. Of we eerst een glas wilden (JA! Oh water). We wisten gewoon niet wat ons overkwam. We zijn niet étonnée zeiden we, we zijn stupéfait, is dit normaal? We weten het nog steeds niet. We weten wel dat het geweldig was en dat we heerlijk sliepen op een slaapzaal voor acht met ons tweeën en dat we nog nergens zo’n mooie douche hebben gezien als daar, en dat we toch ook wel weer blij waren verder te gaan vanmorgen, na een intensieve conversatiesessie in het Frans.

refugerefuge2

thereserefuge3
De refuge in Sorde L'Abbaye, linksonder Jet met Thérèse

Je doet het tot hier hè, zegt Jet, die frisgedoucht op het bed gezeten haar zadeltasjes inspecteert. Ja tot hier en niet verder! Dus ik moet deze hele dag nog doen! Wat zijn jouw herinneringen, vraag ik Jet. Mijn herinneringen? Een constante geluksbeleving eigenlijk. En nu komt er een berichtje binnen van Fred en Ada. Ze staan op de camping hier in voetje. Waar wij zijn.

voetenvoeten2

fiets2
Het pension in St. Jean-Pied-de-Port, de fietsen staan tussen het porcelein

Maar vandaag was prachtig, een van de mooiste dagen tot nu toe, met schitterend landschap, koeien (en qua flora vandaag veel fijnstraal zag ik vandaag voor het eerst zegt Jet met een stralend gezicht, even groot als een madelief maar al die witte (wit tot rozerood) blaadjes staan los van elkaar) en paarden (die op de electrische hobbelpaarden van Palomino in de C&A van vroeger leken) en in de verte de Pyreneeën waar we langzaam maar zeker in op zullen gaan. Deze plek is ook leuk, een particulier huis van een oud echtpaar met een prachtig houten trappenhuis en lidcactussen op de trap waar je niet verder mag. De fietsen staan in de gang tussen kasten met porcelein zoals je op de foto kunt zien. Es ist verboten die säcke auf den Betten plats staat er in de kamer, we zullen maar niet vertellen dat we net met ons gasje een lekker kopje koffie hebben gezet en wat er jetzt auf den Betten plats. Het was de eerste plek waar ik tegenaan liep. Lieve familie en vrienden, leuk dat jullie meelezen en bedankt voor jullie aardige en lieve meelevende reacties. We denken aan jullie stuk voor stuk. Tot de volgende keer, ultreia!

klimmetje
Wat ons morgen te wachten staat

9 St. Jean-Pied-de-Port - Estella (21/8-22/8)

Wat ons te wachten stond? Ik had gelezen van een fietser die zich nog vrij uniek waande in St. Jean tot hij om een uur of zes 's morgens dacht: wat is dat voor geluid. Tik tik tik, honderden pelgrims die zich door het smalle straatje wurmden op weg naar het traject van de camino. De drukte viel ons heel erg mee. We ontbeten om zeven uur bij onze gastheer  in het keukentje, monsieur Jean, alweer een persoon op leeftijd, die het naar eigen zeggen deed voor zijn plezier en om de tijd door te komen. Hij bleef maar heen en weer schuifelen met zijn geroosterde brood en koffie, heel lief en zorgzaam. Aan de muur een foto uit de krant van zijn zoon, die kunstenaar banketbakker was - hij maakte beelden met chocola. Zelf was monsieur metselaar geweest, het had op een of andere manier wel iets van elkaar.

voetjevoetje

We gingen eerst naar hotel Ramunxto aan de overkant van het straatje om het vorige verhaal te uploaden en de zaken te regelen die met de uitgestelde aankomst (vanwege de voet) te maken hebben. Dat moest, omdat we nu vastbesloten zijn het hele traject te doen.
Het uur u qua klimmen had wel geslagen. Zoals je ziet op de laatste foto uit het vorige verhaal kwam er een eindeloze klim van 7-9%. Als we dat zouden halen, zou de rest ook moeten lukken. Eerst het inleidend geteut natuurlijk, honderd keer afstappen, zonnebril op zonnebril af, plassen, insmeren, stretchen, water drinken. En dan eindelijk op de pedalen, richting doorgang Pyreneeën bij de pas van Roncevalles. Het is voor de fietser niet echt een romantische weg die daarheen voert, er is veel verkeer, ook vrachtwagens, maar iedereen is opvallend behoedzaam bij het passeren. Veel mensen toeteren even kort, niet om je opzij te blazen hebben we gelezen, maar als groet en uiting van respect: bon camino!

voetje3voetje4
Vertrek uit St. Jean-Pied-de-Port

Het passeren van de grens van Spanje vond ik zoiets als dertig worden. Ik weet nog dat ik toen heel lang heb gedacht: ben ik nou nog geen dertig! Ontspan je, je bent in Spanje, zei ik tegen mezelf. Eindelijk. We vonden het allebei ongelooflijk. De Pyreneeën in, op de fiets! Tot Valcarlos, net na de grens, was er niet veel aan de hand, maar in het dorpje zelf moesten we meteen van de fiets. Toen we weer opgestapt waren en een beetje in ons ritme kwamen, dachten we het ergste al te hebben gehad, maar de tekst in het boekje haalde me ruw uit de droom. Niet schrikken, zei ik tegen Jet, maar dit was nog geen klimmen, het klimmen begint zodirect en duurt de komende zestien kilometer. Het klinkt wat naïef maar de ene kilometer en de ene 7% is echt de andere niet, dat merken we nu elke keer. Verwachting is erg belangrijk. Je krachten verdelen. Onze voorbereiding was best grondig geweest en de kracht daarvan voelden we wel. Maar gek, ik weet helemaal niet meer of ik dit van tevoren, in Nederland, nou echt serieus genomen heb: de sportieve prestatie. Een heleboel dingen weet ik niet meer: wat ik dacht en hoopte tegen te komen of achter te laten. Verwachting en realiteit zijn zo in elkaar gevloeid dat ik ze niet eens meer onderscheiden kan. Van de eerste tien kilometer herinner ik me alleen de concentratie: naast de streep blijven, je niet af laten leiden, concentreren op je ademhaling, niet teveel naar boven kijken (waar je heen moet). Af en toen stopten we even om water te drinken, uit te hijgen of noten en gedroogde vruchten in ons mond te proppen. Het landschap was mooi, groen en rood, loofbomen, sommige met lianen, scherp steen, kleine bloemen. We hoorden ook beesten roepen en ik zag iets zwartwits in het struikgewas: geiten, gemsen?

klimklim2

Het klimmen werd steeds moeilijker, we begonnen de kilometers te tellen. Nog acht, nog zeven. Hoeveel nog? 6,3 volgens mij. Even stoppen hoor. Je bent soms sneller wanneer je loopt, maar wilt toch blijven fietsen. We kwamen meer en meer in de zon, zagen de boomgrens op hellingen aan de andere kant, zweetten als beesten. Ons water was bijna op, we haalden het uit een bergbeek, ik kreeg onmiddellijk maagpijn. Nog vier kilometer, drie. Jet haar haren klitten bij elkaar in haar nek, haar T-shirt leek wel de lijkwade van Turijn. Stukje lopen, houden we dit vol? En dan een moment dat je de bocht om fietst en voor je uit, nog onmetelijk ver weg (800 meter?) een punt met een kruis ziet: Puerta de Ibaneta, 1057 meter. Die laatste honderden meters, het zicht op een grensverleggende prestatie... misschien klinkt het overdreven voor mensen die het niet kennen, maar het emotioneerde enorm, Jet en ik waren allebei in tranen toen we boven kwamen. Het was een onvergetelijk moment.

gehaald

Bij het monument ter herdenking aan de slag van Karel de Grote bij Roncevalles waarover het Roelantslied is geschreven, hadden we nog een bijzondere ontmoeting. Thérèse (van Sorde l'Abbaye) had ons al verteld over een zieke Fransman die met zijn vrouw en begeleider de camino deed op een driewieler. Die zagen we, Alain, Christiane en René, ze kwamen uit Dax en waren drie dagen onderweg. We vonden het ongelooflijk dat Alain erin geslaagd was op de pas te komen met zijn fiets, want we zagen later dat hij nauwelijks op zijn benen kon staan. We vroegen of ze het in één keer wilden doen. Ja, zei hij, want volgend jaar kan ik het niet meer. Alledrie waren ze heel positief, een ontzettend stoer stel was het. 

gehaald1gehaald2
Roncevalles, rechts Christiane en Alain uit Dax, met ons ertussen

Roncevalles viel wat tegen: indrukwekkend klooster met een groot pelgrimsverleden maar  eindeloze rijen voor een stempeltje (hebben we dus niet) en sjacherijnige overwerkte bediening in een overvol restaurant. We gingen pas om vier uur weer verder maar dat was wel te gek natuurlijk: een afdaling die eigenlijk niet meer ophield, helmpjes op voor het eerst, je lachte je rot. Het ging zo lekker dat we gewoon maar doorgingen, twintig, dertig, veertig kilometer, eerst door het groene dal van de Rio Erro langs oprijzende rotsformaties, later door geel geschoren velden van maïs en korten tussen de heuvels, de wind in de rug en een vaartje van 35 p/u, tot we beseften dat het best laat werd en de onderkomens hier een stuk dunner gezaaid zijn.

spanje

Volgde een queeste naar iets beslaapbaars en een overnachting in Tiebas bij Camparan, een onzalig stadje langs de snelweg dat vroeger prachtig moet zijn geweest, getuige de veertiende eeuwse kerk en een duidelijk gekoesterde ruïne van een groots paleis, waar we uitgeput aankwamen en op een stapelbed de nacht probeerden door te komen samen met twee Roemeense meisjes (die in Spanje wonen) en een Spaanse wandelaar. Het lukte wat mij betreft nog best aardig ook tot een uur of vier, waarna ik wakker bleef bij een medley van geluiden die het menselijk lichaam kennelijk voort kan brengen: niet alleen snurken zelf, maar ook reutelen, schraap- en plofgeluiden hoorde ik, raspen, zuchten, kreunen, jammeren... onvoorstelbaar. Om half zes hield ik het niet meer uit en ben in het stadje gaan wandelen. Jet , die er wel om kon lachen, lag op haar iPhone gulzig haar apps te updaten, want de wifi bleek geweldig. Zo liep ik door een onbekend donker stadje op de vlucht voor geluiden en geuren van onbekende mensen. Door een poort van het kerkportaal zag ik Pamplona, niet eens zo ver weg, een stad waar ik al een paar keer ben geweest zonder dat ik er ook maar één onderscheidbare herinnering aan heb. Zal ik me dit herinneren, vroeg ik me af. Soms komt er ineens een stroom van beelden en gedachten op gang en dan is het meestal over de meest banale of minst gedenkwaardig lijkende dingen: industrieterreinen, waaiende zakjes, iemands blik of oor. Ik dacht aan de jeugdherbergen in Japan waar ik met Maud ben geweest en waar ook een station was dat op het station van Nieuw Vennep leek. I feel coke and sound special. Deze refugio had er iets van weg. Ook een drankautomaat in de helverlichte hal, een emmer met een mop, in de keuken de raadselachtige aanwijzing: leave the kitchen since you it found.  Was ik 25 (zoals toen) of 50? Geen van beide, 51 en in de refugio kwam het leven langzaam op gang.

refuge
Links een Pools meisje (dat in DL woont), haar vader, geknield voor Jet een Canadees die, per ongeluk, in België heeft gewerkt, daarnaast de Roemeense meisjes en onze snurkert

Het was net als vroeger op reis: je praat met elkaar over de reis, waar je vandaan komt en waar je naartoe gaat, wat je onderweg hebt beleefd. Je verbindt je, weeft een web van energie en informatie, van iedereen leer je wel wat. Vanmiddag ontmoetten we twee jonge Oekraïners die in België wonen, Durytro en Elena. Zij vertelden dat je naam wordt voorgelezen in de mis in Santiago, een dag nadat je je compostella hebt verkregen. Leuke mensen, ze hadden eerst drie weken met hun dochtertje van 3,5 gefietst. Dat bleek steeds creatiever te worden in de trolly achter de fiets, vond steeds weer iets nieuws om mee te spelen en nieuwe manier om te spelen.

durytro
Durytro en Elena

Terug naar het fysieke. Het was een beetje teveel gisteren, we hadden vanmorgen geen zin, zeker niet in klimmen. Daarom hebben we vandaag maar een klein stukje gedaan (40 km?), best saai, op de oude N1110 langs de snelweg. Heel mooi was wel Ermita de Eunata,  een romaanse kapel die volgens ons reisboekje architectonisch een puur epos vormen, opgedragen aan de 'helden' van de oude pelgrimstochten van wie sommigen vroegtijdig de eeuwigheid verworven hebben (ze stierven op de route) en op deze plek begraven liggen. Silencio, staat op het hek, dit is een plaats van bezinning. Het verkeer op de snelweg achter ons trekt zich er niets van aan. De kapel is helaas pas om elf uur open voor publiek. In de verte komt de eerste bus al aan.
 
pelgrimskerk1pelgrimskerk2
pelgrimskerk

Ander hoogtepunt op dit traject is Puenta la Reina, net voorbij het officiële begin van de Camino Francés. De route leidt over de beroemde 900 jaar oude stenen boogbrug over de Rio Arga, die werd gebouwd in opdracht van koningin Dona Mayor om de vele pelgrims een natte overtocht te besparen.
We zijn nu in Estella, een hartstikke leuk en levendig stadje met een hoop ouderwetse reclame in smalle, oude straatjes, waar we op de eerste etage van een gerenoveerd appartementencomplex een kamer hebben, echt Spaans spartaans vind ik: witte muren zonder één enkel schilderijtje, houten bedden, opgeboend en geölied parket, één lamp van naar schatting 100 volt. Onze fietsen staan in het trappenhuis (No pasa nada, zei het meisje dat ons hielp. Er gebeurt niet niets, versta ik. Dat lijkt mij een geweldige garantie). Op straat - aan de overkant een ijswinkel - is het een paar uur stil geweest, toen kwam het leven weer op gang, iemand is al een uur blokfluit aan het spelen, kinderen gillen, mensen schreeuwen, ongelooflijk wat een lawaai ook zonder auto's. Wat me opvalt is dat jong en oud naar de bar gaan en wijn drinken op straat, veel oudere mensen zijn daarbij heel netjes aangekleed. Volgens ons boekje werd Estella door middeleeuwse minstrelen bezongen als  'Estella la Bella' vanwege de fraaie omgeving, het heldere water en de goede verzorging van de pelgrims! Daar moeten we nog meer van weten, we onderbreken daarom dit verslag. Bedankt voor jullie reacties, we vinden het erg leuk om iets te horen al schrijven we niet veel terug.

10 Estella-Berceo (23/8-25/8)
 Estella

Estella2

Estella 3

Estella zaterdagmorgen, zonnige straten, vrolijke mensen, meet the locals. Een enkele bedelaar. We moesten meteen klimmen en voelden het sjachrijn in onze benen krachtig. Geen zin! Uitrusten. Na vijf km was daar gelukkig direct het monasterie van Irache, mooie grote oude kerk met daarnaast het vroegere klooster, een van de oudste van Spanje (?) en de perfecte binnenplaats, waar je meteen gaat fluisteren. Nog grotere attractie: de wijnfabriek die pal naast het historische gebouw is gemaakt. Wie verzint zoiets, schrijft ons boekje terecht. Om het goed te maken biedt de fabriek aan pelgrims een tappunt voor water... en voor wijn! Er is een webcam op gericht en we bellen mijn ouders zodat ze mee kunnen kijken, maar of dat is gelukt?

klooster

klooster2klooster3

wwww.irache.com
Bij het tappunt ontmoeten we twee jonge Vlamingen, Nathalie en Marc. Ze hebben superdeluxe fietsen met leren windsels, delicate versnellingspookjes aan het eind van het stuur en leren zadels. Ze willen 2 september in Santiago arriveren. Wel wat snel, vindt Nathalie ook, met een subtiele blik richting haar vriend. Je moet zeker veel schrijven voor je werk, vraag ik als ik haar iets zie noteren. Een heel apart handschrift, heel geroutineerd. Ben je soms schrijver? Nee dat niet, maar ze vertegenwoordigt de belangen van Belgische schrijvers, via de Vlaamse auteursvereniging. Leuke link. Later komen we ze weer tegen. Terwijl wij op een top staan zwetend als postpaarden staan uit te hijgen, komen zij soepel de berg op.  Op de foto hieronder Marc en Nathalie. Let ook op de wielrenner. Die zie we aan het einde van de dag weer. Wat heeft die uitgespookt?

belgenbelgen2

onderweg

Het fietsen gaat weliswaar moeizaam, maar de weg (de NA 1110) is toch vrij spectaculair in de zin dat het een soort snelweg is alleen voor fietsers. Ze hebben de nieuwe weg ernaast gebouwd en de oude laten liggen. Ook een manier. Enorme rotondes waar je tijdens de siësta zigzaggend overheen kunt als je wilt (en dat wil je!). Na elke klim een afdaling, je verdringt het gevoel van zonde dat je de zo moeizaam verworven hoogte weer inlevert en laat je stuiteren, het is heerlijk. Het dal waar we rijden (Navarra) is dor en droog, overal omgeploegde veldjes, stugge rode aarde vol stenen, de geur van een vers opgestoken sigaret, olijfbomen, de eerste wijnranken. Het is ruw en woest, tot je over een top in de trillende lucht weer een zandkleurig dorpje op ziet doemen, altijd met een parmantig kerkje in het midden. Is er koffie, is er een bed?

onderweg1

onderweg2

In Los Arcaos lunchen we op het dorpsplein, waar ook een kenmerkend peloteveld is. Het is een soort kaats-squash, twee teams van twee slaan om de beurt met hun hand een bal tegen een hoge muur. Op elk dorpsplein staat ook een pomp, waar je fantastisch koud water kunt tappen.  Jet bezoekt er nog de Mariakerk, weer zo'n godshuis met een wilde overdaad van gestolen Incagoud. Op de toren staat een ooievaar zonder nest, families zitten lekker te eten, het is alsof iedereen elkaar kent.

Bij Viana eindigt de Navarrastreek en begint de groene, uitgestrekte vallei van de Rio Ebro, met de streken Castillio en Rioja (!). Vlak voor Logrono wordt ons een stempel aangeboden door een oud vrouwtje aan de straat. Ze verkoopt blikjes frisdrank en kleine cadeautjes, naar we later horen van zes uur 's morgens tot zeven uur 's avonds, cada dia. Al is het een prachtig plekje, we zitten onder de vijgenboom in de schaduw op een bankje - de situatie van sommige ouderen moet wel schrijnend zijn. Voor jongeren is het misschien al iets beter geworden? De jonge wielrenner hieronder heeft ook geen werk, voor zijn plezier maakt hij toertochten van een paar dagen, hij is eergisteren vertrokken uit Roncevalles, waar hij met de bus naartoe is gegaan. Hij is overigens opvallend open en informatief, wil graag met ons praten, fietst met ons mee naar Logrono en laat de rivier zien.

onderweg3

los arcos2
Mariakerk in Los Arcos

logrono
Plein in Logrono

In Logrono heerst een opmerkelijk rustige sfeer. Veel mensen op straat, de terrassen en bars zitten vol, maar weinig verkeer, weinig geschreeuw. Is er ook iets triestigs? We weten het niet precies, maar zijn blij de stad te verlaten, na het uploaden van het vorige verhaal, niet via de stadswifi, niet via de jeugdherberg, maar in vredesnaam dan maar bij de koffieketen Colonny. Aan de zuidwestkant van Logrono komen we door een schitterend stadspark rond een stuwmeer. Voor het eerst in Spanje zien we verschillende culturen bij elkaar.

karpers
Vijver met reusachtige karpers bij het stadspark van Logrono

Daarna rijden we helaas behoorlijk verkeerd, waardoor we op het wandelpad terechtkomen. Cross country dan maar? Terwijl ik met mijn Lightrunner voorzichtig manoevreer tussen de keien door, stuift Jet me op haar Traveller voorbij. In Navarete nemen we de eerste beste hostel, waar we met nog één ander stel 's nachts helemaal alleen zijn (de beheerder is weg). Er is een terras dat me doet denken aan het terras van het hotel in Bangkok waar Maud en ik dagenlang heb zitten klaverjassen. In het stadje nemen we zo'n pelgrimsmenu dat je overal op de route in Spanje voor 10 of 15 euro kunt kopen. Voor- hoofd- en nagerecht én een halve liter wijn. Zelden zo'n sappige entrecote gegeten.

navarete
De hostel in Navarete

feest2feest
Ventosa, met een middeleeuws evenement, met onder andere een varkensoffer

huphup
Grotopeningen bij het oude koningsstadje Najera, dat in 923 op de Moren werd heroverd

verdwaald

wijngaardenwijngaarden2
Na de klim, de Sierra de la Demanda

berceo

Onze benen zijn zuur, dus de meldingen op dit huis zijn welkom. In Berceo vinden we een grote familiecamping, heel stil, maar op het eerste gezicht weinig sfeervol. Bij de rivier, staat er in ons boekje, maar deze is door een Heras hekwerk afgesloten. We zijn eerst zo teleurgesteld, dat we weer vertrekken, maar na 3 meter bedenken we dat het toch wel lekker is, een rustige camping met zwembad. Daar liggen we dus een uur later, tussen de stoere plonsers, met onze van boven melkwitte fietsbenen. Het is ideaal.

yuso

Rustdag, bezoek aan het Monasterie Yuso...

suso2

... en Suso. San Millan vestigde zich hier als kluizenaar in 500 in een grot. De legende gaat dat de koning Garcia van Najera zijn opgeslagen relikwieën wilde overbrengen naar de Abdij van Maria la Real in Najera, maar de ossenwagen bleef steken, wat als teken werd gezien dat de relikwieën daar moesten blijven. Vervolgens werd Yuso daar gebouwd. Speelt de os toch weer een belangrijke rol! Dat kun je hieronder wel zien.

suso

handen
De handen van Jet bij het zwembad. Zij zet nog even de foto's erop.

Lieve familie en vrienden, we vinden het heel erg dat het zo regent in Nederland en dat de Russen het luchtruim binnendringen. Hopelijk vinden jullie het niet erg dat wij hier desondanks erg genieten.






Door naar volgend deel
Terug naar overzicht van blog

Naar de homepage van mijn site



Tekstbureau Yvonne van Osch
Binnenkadijk 117, 1018 ZE Amsterdam
opschrift@tip.nl | 06-37313100